In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar gericht tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 15 november 2023 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiseres had het bezwaar op 30 september 2023 ondertekend, maar het was pas op 13 november 2023 op de post gedaan, waardoor het CBR het bezwaar op 14 november 2023 ontving, na de termijn van zes weken die eindigde op 18 oktober 2023.
De rechtbank oordeelt dat de te late indiening van het bezwaar verschoonbaar is. Eiseres had persoonlijke omstandigheden, waaronder ziekenhuisopnames van zowel haarzelf als haar zoon, die haar in staat stelden om tijdig bezwaar in te dienen. De rechtbank concludeert dat het CBR onvoldoende regie heeft gevoerd in de beoordeling van de omstandigheden van eiseres en dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank vernietigt het besluit van het CBR en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het CBR het griffierecht aan eiseres vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren. De rechtbank stelt dat het CBR niet voldoende heeft doorgevraagd naar de redenen voor de te late indiening en dat de omstandigheden van eiseres niet aan haar kunnen worden toegerekend. De rechtbank bevestigt dat eiseres het bezwaar heeft ingediend zodra zij weer over de hulp van haar zoon kon beschikken, wat de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding ondersteunt.