ECLI:NL:RBGEL:2024:1755

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10867739 \ HA VERZ 24-3
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning van billijke vergoeding en andere vergoedingen na ontslag op staande voet en faillissement van werkgever

In deze zaak heeft de werknemer, geboren op [datum] 2002, een verzoek ingediend tot toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding na een ontslag op staande voet door zijn werkgever, die inmiddels failliet is verklaard. De werknemer was in dienst bij de heer [naam 1], handelend onder de naam [naam bedrijf 1], en zijn ontslag vond plaats op 31 oktober 2023. De werknemer betwist de rechtsgeldigheid van het ontslag en stelt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, aangezien de reden voor het ontslag, die verband houdt met de verkoop van CVaults aan een oud-collega, pas vijf dagen na de verkoop is gecommuniceerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, omdat de werkgever niet tijdig heeft gereageerd op het vermeende verwijt. Hierdoor heeft de werknemer recht op een billijke vergoeding, die door de kantonrechter is vastgesteld op € 2.250,00 bruto. De overige verzoeken van de werknemer, waaronder de transitievergoeding en vakantiegeld, moeten ter verificatie bij de curator worden ingediend, aangezien deze vorderingen onder de Faillissementswet vallen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10867739 \ HA VERZ 24-3 \ 498
uitspraak van 25 maart 2024
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. A. Dragt
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer]
en
[curator] , in zijn hoedanigheid als curator van de failliet [naam 1] h.o.d.n.. [naam bedrijf 1]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna [verzoeker] en de curator genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 19 januari 2024;
- de brief van 24 januari 2024 van de gemachtigde van [verzoeker] ;
- de brieven van 5 en 12 februari 2024 van de curator;
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2024, waar [verzoeker] , bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen. De curator is, zoals vooraf door hem medegedeeld is, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [datum] 2002, is op 1 juni 2022 in dienst getreden van de heer [naam 1] , handelend onder de naam [naam bedrijf 1] (verder: [naam 1] ) in de functie van algemeen medewerker. Zijn salaris bedroeg € 1.756,20 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag op basis van een arbeidsduur van 40 uur per week.
2.2.
Op 5 oktober 2023 hebben [naam 1] en [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden met ingang van 1 december 2023.
2.3.
Op 25 oktober 2023 heeft in een groeps-WhatsApp van het bedrijf van [naam 1] communicatie plaatsgevonden over de verkoop van 2 CVaults aan een (voormalig) werknemer van [naam 1] , [naam 2] . Werknemer [naam 3] laat [naam 1] weten dat [naam 2] 2 CVaults wil kopen, die normaal € 34,95 per stuk kosten en vraagt of [naam 1] er
‘iets leuks van kan maken’.
Daarop reageert [naam 1] :
‘Maar natuurlijk, 29,50 per stuk?’
[verzoeker] schrijft daarop:
‘Ze zijn met personeelskorting goedkoper vgm. Zou 20-25 doen.’
Vervolgens schrijft [naam 1] ::
‘ [naam 2] hoort personeelskorting te krijgen. Het is dus wel zo netjes om die gewoon uit te rekenen voor hem! Geen hogere prijzen.’In het volgende bericht schrijft [naam 1] :
’ [naam 2] blij.’
2.4.
Een collega van [verzoeker] verkoopt op 25 oktober 2023 2 CVaults aan [naam 2] voor een bedrag van € 20,00 per stuk.
2.5.
In die periode vond bij [naam 1] een complete leegverkoop plaats.
2.6.
Op 31 oktober 2023 [1] is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de op die datum gedateerde ontslagbrief wordt als reden gegeven:
‘Niet opvolgen van orders, fraude, verwijtbaar handelen en diefstal. Op 31 oktober 2023 heb ik met u gesproken over deze omstandigheden.’
2.7.
Op 12 december 2023 is het faillissement van [naam 1] uitgesproken.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt na wijziging van zijn verzoek bij brief van 24 januari 2024 en samengevat weergegeven, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
Primair:
De curator te veroordelen om aan [naam 4] te betalen een billijke vergoeding van
€ 10.000,00, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.154,60 en de transitievergoeding van € 1.795,00 bruto.
Subsidiair:
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd door het gegeven ontslag op staande voet, de curator te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 1.795,00 bruto.
Primair en subsidiair:
De curator te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van vakantiegeld, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten inclusief nakosten, een en ander zoals gespecificeerd in het verzoekschrift.
[verzoeker] stelt onder meer en voor zover nu van belang dat het gegeven ontslag niet rechtsgeldig is, dat hij in de opzegging berust en daarom de primair verzochte vergoedingen vordert.
3.2.
De curator heeft bij e-mail van 5 januari 2024 verzocht [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken omdat de in het verzoekschrift ingestelde vorderingen op grond van artikel 26 jo 110 Faillissementswet (Fw) ingediend moeten worden ter verificatie. Hooguit het oordeel over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet kan beoordeeld worden, aldus de curator.

4.De verdere beoordeling van het geschil

Verzoek gericht tegen curator of [naam 1] ?
4.1.
De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking voorlopig geoordeeld dat [naam 1] niet tot betaling van welk bedrag dan ook kan worden veroordeeld, omdat de verzoeken zijn gericht tegen de curator maar vervolgens veroordeling van [naam 1] is gevraagd, terwijl [naam 1] in dit geding geen partij is. De gemachtigde van [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Bij brief van 24 januari 2024 heeft de gemachtigde van [verzoeker] verzocht om waar in het petitum van het verzoek staat ‘ [naam 1] ’ te lezen ‘de curator’.
Ontvankelijkheid ter zake verzoek tot billijke vergoeding
4.2.
Beoordeeld moet worden of [verzoeker] in zijn verzoeken kan worden ontvangen, of dat hij zijn bij verzoekschrift ingestelde vorderingen, gelet op het bepaalde in artikel 26 Fw, ter verificatie bij de curator moet indienen, zoals door de curator is gesteld.
4.3.
Een verzoek van een werknemer tot vernietiging van een ontslag op staande voet ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW valt onder het bereik van artikel 25 Faillissementswet (Fw) en niet onder het bereik van artikel 26 Fw (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6650). In de onderhavige zaak verzoekt [verzoeker] evenwel geen vernietiging van het ontslag op staande voet maar toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 BW. Voor beantwoording van de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding toekomt, moet, net als bij het verzoek tot vernietiging, bij wijze van voorvraag worden beoordeeld of het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De vraag of en, zo ja, welke billijke vergoeding aan [verzoeker] dient te worden toegekend is voorbehouden aan de kantonrechter en betreft geen vordering die op grond van artikel 26 Fw alleen bij de curator kan worden ingediend. [verzoeker] is derhalve, anders als door de curator bij brief is aangevoerd, in zijn verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding ontvankelijk. [2]
4.4.
De curator heeft tegen de stelling van [verzoeker] dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en [verzoeker] , die in die opzegging berust, om die reden een billijke vergoeding toekomt, geen inhoudelijk verweer gevoerd.
4.5.
Met [verzoeker] is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. In de ontslagbrief wordt überhaupt geen duidelijke reden vermeld. Daarin worden slechts dermate algemeen geformuleerde verwijten gemaakt dat het voor [verzoeker] onduidelijk is wat het daaraan concreet ten grondslag gelegde verwijt is.
[verzoeker] heeft van [naam 1] begrepen dat de reden is dat tijdens de leegverkoop van het bedrijf van [naam 1] twee CVaults aan een oud-collega ( [naam 2] ) zijn verkocht voor een bedrag van € 20,00 per stuk.
Als dat verwijt inderdaad aan het ontslag ten grondslag ligt is naar oordeel van de kantonrechter geen sprake van een rechtsgeldig een ontslag op staande voet. De kantonrechter motiveert dat als volgt.
De verkoop heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. [naam 1] stond daarbij, aldus [verzoeker] , hetgeen niet is betwist. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [naam 1] met de verkoop en de prijs op 25 oktober 2023 bekend was. Het ontslag is vijf dagen later gegeven. Dat is niet onverwijld. Reeds om die reden is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet geen sprake.
Ook als ervan uitgegaan moet worden dat het ontslag wel onverwijld is gegeven, is van een rechtsgeldig ontslag geen sprake. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] met de verkoop van de twee CVaults iets te maken heeft gehad.
Billijke vergoeding
4.6.
Omdat het ontslag niet rechtsgeldig is, is daarmee de grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding gegeven. De kantonrechter begroot die op een bedrag van € 2.250,00 bruto. De kantonrechter houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst op grond van de eerder gesloten vaststellingsovereenkomst per
1 december 2024 zou zijn beëindigd. De inkomensschade van [verzoeker] is derhalve door het ontslag op staande voet beperkt tot ruim een maandsalaris. De mate van verwijtbaarheid maakt wel dat een billijke vergoeding wordt toegekend die hoger is dan de inkomsensschade. Met de omstandigheid dat niet door [verzoeker] is gekozen voor vernietiging van de opzegging wordt geen rekening gehouden.
Ontvankelijkheid ter zake verzoek overige vorderingen
4.7.
Met de curator is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] zijn vorderingen ter zake transitievergoeding, gefixeerde vergoeding, vakantiegeld, wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede de buitengerechtelijke kosten ingevolge artikel 26 Fw ter verificatie bij de curator moet indienen.
Proceskosten
4.8.
Gelet op de uitkomst van deze procedure, waarbij beide partijen deels (on)gelijk krijgen worden de kosten gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter,
- veroordeelt de curator tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 2.250,00 bruto ter zake de billijke vergoeding;
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn overige verzoeken;
- compenseert de kosten in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024.

Voetnoten

1.In de tussenbeschikking staat per abuis als datum ontslag op staande voet vermeld 3 november 2023.
2.Zie ook Gerechtshof Den Bosch 20 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:3624/ JOR 2023/49 met nt E. Loesberg.