26.66Vervaardiging van overige artikelen van beton, gips of cement.”
13. Omdat in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder b, van de richtlijn is bepaald dat de richtlijn niet van toepassing is op (onder meer) mineralogische procedés, zijn de lidstaten bevoegd energieproducten en elektriciteit die voor de in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder b van de richtlijn beschreven doeleinden worden gebruikt te belasten, vrij te stellen of daarvoor een teruggaafregeling te treffen. Blijkens NACE-code 26.61 e.v. valt de vervaardiging van beton voor de bouw en van overige artikelen van beton onder de mineralogische procedés als bedoeld in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder b, van de richtlijn.
14. Nederland heeft van de hier bedoelde vrijheid gebruik gemaakt. Vanaf 1 januari 2017 wordt op grond van artikel 64, vierde lid, van de Wbm vrijstelling van de belasting verleend ter zake van de levering of het verbruik van aardgas dat wordt gebruikt voor mineralogische procedés. Als mineralogisch procedé wordt ingevolge artikel 64, vierde lid, van de Wbm onder meer aangemerkt de vervaardiging van cellenbeton. De vrijstelling voor mineralogische procedés geldt alleen voor de bedrijven die volgens de SBI van 21 juli 2008 van het CBS behoren tot code 23.
15. De SBI vermeldt onder code 23.612 ‘vervaardiging van producten voor de bouw van kalkzandsteen en cellenbeton’.
16. In de toelichting onder code 23.612 staat:
“Vervaardiging van producten voor de bouw van kalkzandsteen en van cellenbeton. Deze klasse omvat: - vervaardiging van blokken, elementen, stenen (gewapende) panelen van kalkzandsteen en van cellenbeton.”
17. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van artikel 64, vierde lid, van de Wbm moet aan twee voorwaarden worden voldaan, te weten: (1) belanghebbende moet een bedrijf zijn dat onder SBI code 23 valt en (2) het aardgas moet worden gebruikt voor een mineralogisch procedé. Dat belanghebbende voldoet aan de eerste voorwaarde is niet in geschil. Partijen verschillen van mening over de vraag of aan de tweede voorwaarde is voldaan. Dit heeft mede met een verschillende uitleg van artikel 64, vierde lid, van de Wbm te maken.
18. De inspecteur stelt dat het drogen van zand geen mineralogisch procedé is en ook geen onderdeel uitmaakt van de (als mineralogisch procedé aangemerkte) vervaardiging van cellenbeton. De inspecteur stelt dat het productieproces van belanghebbende weliswaar kan worden gezien als één mineralogisch procedé, maar dat dit procedé pas begint na het drogen van zand. Daarbij is volgens de inspecteur van belang dat de vrijstelling van artikel 64, vierde lid, van de Wbm net als die van artikel 64, derde lid, van de Wbm restrictief uitgelegd dient te worden, omdat deze vrijstellingen naar hun aard beperkt moeten worden uitgelegd en deze op dezelfde richtlijn zijn gebaseerd. De inspecteur leidt uit een uitspraak van 25 juli 2023 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenaf dat de vrijstelling alleen van toepassing kan zijn wanneer sprake is van een chemische reactie. Bij het drogen van zand vindt een grondstofvoorbereiding plaats die (in algemene zin) geen directe relatie met het daarop volgende mineralogische procedé heeft en waarbij ook geen chemische reactie optreedt. Daarom valt het aardgasverbruik dat hiermee samenhangt buiten de reikwijdte van de vrijstelling. Voor de inspecteur weegt zwaar mee dat het drogen van zand door derden kan worden gedaan. Op hen is de vrijstelling alleen al vanwege het ontbreken van een verder procedé (ook) niet van toepassing. In het verleden heeft belanghebbende ook tijdelijk zand ingekocht bij derden, toen er een droger kapot was gegaan. Daarnaast speelt mee dat wat er in wezen gebeurt met het aardgas een vorm van verwarming is, die volgens de richtlijn tegen een minimumniveau moet worden belast. Tot slot heeft de inspecteur erop gewezen dat elke lidstaat eigen keuzes kan maken binnen de grenzen van de richtlijn. Nederland hoeft dus niet aan te sluiten bij de keuzes van andere lidstaten.
19. Volgens belanghebbende kan het productieproces dat leidt tot de vervaardiging van cellenbeton niet worden opgeknipt. Het drogen van zand is naar haar mening een essentieel onderdeel van het totale productieproces dat leidt tot de vervaardiging van cellenbeton. Als er namelijk meer dan 0,2% restvocht in het zand zit op het moment dat het naar de volgende stap in het productieproces gaat, zal het vocht bij het malen en mengen reageren met de (ongebluste) kalk en het cement. Dit zal leiden tot onvolkomenheden in het proces en een slecht eindproduct. Belanghebbende heeft toen de droger kapot was een zeer korte tijd gedroogd zand ingekocht bij derden, maar dit leidde ertoe dat dagelijks tientallen vrachtwagens zand moesten aanleveren, wat logistiek zeer problematisch was en dus ook slechts als een noodoplossing gebruikt is. Zij heeft het zand verder altijd intern gedroogd. Volgens belanghebbende behoeft niet in iedere processtap van de vervaardiging van cellenbeton een chemische reactie op te treden, zolang dat in het gehele procedé maar gebeurt. Voor belanghebbende weegt daarbij ook het doel van artikel 64, vierde lid, van de Wbm mee, namelijk het creëren van een gelijk speelveld met het buitenland, dat niet wordt bereikt als de vrijstelling te beperkt wordt uitgelegd.
20. De rechtbank overweegt dat de Nederlandse wetgever in artikel 64, vierde lid, van de Wbm, heeft volstaan met het geven van een opsomming van producten waarvan de vervaardiging als mineralogische procedés worden aangemerkt; een verdere toelichting ontbreekt. Dit is anders dan in artikel 64, derde lid, van de Wbm, waar de wetgever bij de vrijstelling voor metallurgische procedés nader gedefinieerd heeft welke productieprocessen daarvan precies zijn vrijgesteld. Dit betekent dat het begrip ‘mineralogische procedés’ als zodanig niet behoeft te worden uitgelegd of onderscheiden in productieprocessen, maar dat het - in dit geval, mede gelet op code 23.612 van de SBI - draait om de vraag wat onder ‘vervaardiging van cellenbeton’ moet worden verstaan.Partijen zijn het er daarbij over eens dat er geen verschillende procedés zijn binnen het productieproces van het vervaardigen van cellenbeton.
21. De rechtbank is van oordeel dat het drogen van zand onderdeel uitmaakt van het volledige feitelijke productieproces dat leidt tot de (als mineralogisch procedé aangemerkte) vervaardiging van cellenbeton. Er is, kijkend naar de wetgeschiedenis, geen noodzaak voor de restrictieve uitleg van artikel 64, vierde lid, van de Wbm, die de inspecteur voorstaat. De bepaling is geïntroduceerd met als doel een internationaal gelijk speelveld te bereiken, door het wegnemen van concurrentienadeel ten opzichte van mineralogische industrie in de ons omringende landen die al zo’n vrijstelling kenden. Dat deze landen hun eigen invulling geven aan deze bepaling maakt dat niet anders. Niet noodzakelijk is dat bij het drogen van zand een chemische reactie plaatsvindt, omdat het drogen van zand in dit geval onderdeel is van het volledige feitelijke productieproces dat leidt tot de vervaardiging van cellenbeton. Ook de jurisprudentie die de inspecteur heeft genoemd die gaat over artikel 64, derde lid, van de Wbm brengt dat niet mee.De wetgever heeft er zelf voor gekozen om in het derde lid te definiëren welke productieprocessen van metallurgische procedés zijn vrijgesteld. In het vierde lid heeft hij volstaan met een opsomming van (de vervaardiging van) producten die zijn vrijgesteld. Het is daarom niet nodig om deze leden op exact dezelfde wijze uit te leggen.
22. Omdat het drogen van zand onderdeel is van het feitelijke productieproces van de vervaardiging van cellenbeton, levert het vrijstellen van aardgas voor het drogen van zand door belanghebbende ook niet een ruimere vrijstelling op dan de richtlijn mogelijk maakt. Dat het inkopen van zand bij derden in theorie mogelijk is, doet daar niet aan af. Gelet op de grote hoeveelheden zand die belanghebbende afneemt is aannemelijk dat het zeer uitzonderlijk is om droog zand aan te laten voeren. Ook het feit dat het aardgas wordt gebruikt voor de verwarming van de grondstof, maakt dit niet anders, nu op gelijke wijze ook verderop in het productieproces aardgas voor verwarming wordt gebruikt als onderdeel van de productie. Ook op die vorm van verwarming is de vrijstelling van toepassing omdat het gaat om aardgasgebruik voor het productieproces van (als mineralogisch procedé aangemerkte) vervaardiging van cellenbeton. Dat dit gebeurt door middel van verwarming, maakt verwarming nog niet het doel van het aardgasgebruik.
23. Het voorgaande betekent dat de vrijstelling ook van toepassing is op het drogen van zand door belanghebbende voor de (als mineralogisch procedé aangemerkte) vervaardiging van cellenbeton, zodat zij aanspraak kan maken op een aanvullende teruggaaf van EB en ODE. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval aan belanghebbende een aanvullende teruggaaf toekomt van in totaal € 193.589.