Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
In een gasgestookte oven worden staven aluminium verhit tot een temperatuur van ongeveer 500 graden Celsius. Het heet geworden aluminium wordt door matrijzen geperst om strengen te vormen. De aldus verkregen aluminium strengen ondergaan daarna, zonder afkoeling, in een speciale installatie een ‘Zinc Arch Spray’-behandeling (hierna: het ZAS-procedé). Deze behandeling moet de strengen bescherming bieden tegen corrosie.
Het ZAS-procedé houdt een hechting van zink aan het aluminium in. Het procedé berust op diffusie (vermenging) van aluminiumatomen en zinkatomen. Daartoe wordt zink in een spuitpistool door verhitting vloeibaar gemaakt. Het vloeibare zink wordt met behulp van een zink-sprayinstallatie onder hoge druk gespoten op het oppervlak van de aluminium strengen. Op dat moment heeft dat oppervlak nog een temperatuur van ongeveer 500 graden Celsius. Het zink dringt door in het aluminium oppervlak van de strengen en versmelt tot een dunne, uit aluminium en zink samengestelde laag.
Voor het opspuiten van het vloeibare zink is perslucht nodig. Deze perslucht is afkomstig van een compressor die door middel van een persluchtleiding is verbonden met het spuitpistool van de zink-sprayinstallatie (hierna: de compressor).
Zowel de zink-sprayinstallatie als de compressor wordt door elektriciteit aangedreven.
Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het Hof heeft overwogen dat bij het ZASprocedé niet een laagje zink op het oppervlak van het aluminium wordt aangebracht, maar dat door middel van een diffusieproces zink in het oppervlak van het aluminium wordt ingebracht. Voor deze behandeling van het aluminium is verhitting van zowel het aluminium als het zink essentieel. Door deze behandeling wijzigen de structuur en de eigenschap van het oppervlak van de aluminium strengen. Naar het oordeel van het Hof is het ZAS-procedé een oppervlaktebehandeling bestaande in een warmtebehandeling van metalen zoals bedoeld in artikel 64, lid 3, tweede volzin, letter c, van de Wet.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 september 2017, Hüttenwerke Krupp Mannesmann GmbH, C-465/15, ECLI:EU:C:2017:640 (hierna: het arrest Krupp Mannesmann), heeft het Hof afgeleid dat het gebruik van de compressor niet voldoende nauw verband houdt met het metallurgische procedé. De elektriciteit wordt namelijk gebruikt voor de compressor voor het maken van perslucht. De perslucht gaat vervolgens naar de zink-sprayinstallatie voor het uitvoeren van het ZAS-procedé. Evenals het geval was in het arrest Krupp Mannesmann, dient de elektriciteit voor de compressor als aandrijvende kracht en is geen sprake van duaal gebruik, aldus nog steeds het Hof.
3.Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
Volgens artikel 2, lid 4, letter b, derde streepje, van de Energiebelastingrichtlijn is deze evenmin van toepassing op “elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés”.
Elektriciteit en energieproducten die onder deze bepalingen vallen, zijn dus niet onderworpen aan belasting krachtens deze richtlijn.
Daarom was het Hof gehouden om artikel 64, lid 3, van de Wet richtlijnconform uit te leggen, dus overeenkomstig artikel 2, lid 4, letter b, derde streepje, van de Energiebelastingrichtlijn.
Uit de wetsgeschiedenis zoals weergegeven in onderdeel 3.7 van de conclusie van de Advocaat-Generaal blijkt dat de wetgever heeft onderkend dat bepaalde processen, waaronder het verzinken van metalen, niet vallen onder het begrip metallurgische procedés zoals uitgewerkt in artikel 64, lid 3, tweede volzin, letter c, van de Wet maar dat dergelijke processen toch onder de vrijstelling vallen wanneer zij zijn aan te merken als elektrolytische procedés. Anders dan het middel betoogt, volgt hieruit niet dat de wetgever het verzinken van metalen in alle gevallen heeft willen uitsluiten van de in artikel 64, lid 3, tweede volzin, letter c van de Wet omschreven oppervlaktebehandelingen. Wanneer het proces van het verzinken van metalen van dien aard is dat het is aan te merken als een metallurgisch procedé in de zin van artikel 64, lid 3, tweede volzin, letter c, van de Wet, moet vrijstelling dan wel - bij toepassing van artikel 70, lid 2, van de Wet - teruggaaf van energiebelasting worden verleend indien aan de andere voorwaarden voor toepassing van die vrijstelling is voldaan.
5.Proceskosten
Wat betreft het incidentele beroep in cassatie zal de Staatssecretaris worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten die belanghebbende voor het geding in cassatie heeft moeten maken.