In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, worden de beroepen van eisers tegen de beslissingen op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk beoordeeld. De rechtbank behandelt twee zaken, genummerd AWB - 22 _ 4840 en AWB - 23 _ 1361, die betrekking hebben op invorderingsbesluiten van dwangsommen die zijn opgelegd wegens het permanent bewonen van een recreatiewoning. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van het college, genomen op 31 augustus 2022 en 28 september 2022, in stand blijven. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.H. van Keeken, hebben aangevoerd dat zij door bijzondere omstandigheden, zoals financiële problemen en de coronacrisis, niet in staat zijn om de verbeurde dwangsommen te betalen. De rechtbank overweegt dat het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van invordering af te zien. De rechtbank stelt vast dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij evident niet in staat zijn om de dwangsommen te betalen, en dat de financiële situatie van eisers niet zo ernstig is dat het college niet tot invordering kan overgaan. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat de eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of proceskostenvergoeding.