ECLI:NL:RBGEL:2023:735

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5417
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een sluitingsbevel op basis van de Opiumwet

In deze zaak gaat het om de sluiting van de woning van eisers door de burgemeester van Nijmegen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting vond plaats voor de duur van drie maanden, van 17 augustus 2020 tot 17 november 2020, na de ontdekking van drugs in de woning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het sluitingsbevel en hebben beroep ingesteld nadat hun bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 december 2022 behandeld.

De rechtbank beoordeelt of de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen en of deze sluiting noodzakelijk was. De burgemeester stelde dat de aangetroffen drugs, waaronder hennep en harddrugs, duiden op drugshandel, terwijl eisers aanvoerden dat de drugs voor eigen gebruik waren. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet voldoende heeft aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde. Er waren geen aanwijzingen dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld, en de burgemeester had geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De burgemeester wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om voldoende bewijs te leveren voor de noodzaak van sluiting op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/5417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023

in de zaak tussen
[Eiser A]en [Eiseres B], uit [plaats C] , (tezamen: eisers)
(gemachtigde: mr. J.W.J. Hopmans),
en

de burgemeester van de gemeente Nijmegen (de burgemeester)

(gemachtigden: mr. E.A.M. Terwindt en mr. C.J.T. Brunenberg).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de last tot sluiting van de woning van eisers aan [het adres D] in [plaats C] (het sluitingsbevel) voor de duur van drie maanden met ingang van 17 augustus 2020 (tot 17 november 2020). De burgemeester gaf dit sluitingsbevel af op 9 juli 2020.
1.1.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Hangende dat bezwaar hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek in de uitspraak van 14 augustus 2020 afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 30 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het sluitingsbevel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten3. Op 11 maart 2020 is eiser aangehouden met een tas met henneptoppen. Naar aanleiding van die vondst is de woning van eisers doorzocht. Uit de bestuurlijke rapportage van 28 april 2020 blijkt dat in de woning van eisers onder meer is aangetroffen:
- 6 gram hennep;
- ruim 5 gram MDMA en bijna 4 gram amfetamine;
- geldbedragen met een totaal van € 5.950,-;
- één patroonhouder met een 9 mm patroon en één zakje met daarin veertien 8.35 mm patronen;
- één pepperspraypistool, twee peppersprays en twee luchtdrukwapens.
3.1.
Dit was voor de burgemeester aanleiding voor het sluiten van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting is uitgevoerd in de periode van 17 augustus 2020 tot 17 november 2020. Kort na de sluiting heeft de woningcorporatie het huurcontract buitengerechtelijk ontbonden en is de woning ontruimd.
Hebben eisers nog procesbelang?4. Aangezien de sluiting al heeft plaatsgevonden, staat de rechtbank in dit geval stil bij de vraag of er nog sprake is van procesbelang. Hun gemachtigde heeft op zitting toegelicht dat eisers kosten hebben gemaakt in verband met de sluiting van hun woning. De rechtbank is van oordeel dat eisers in verband met (eventuele vergoeding van) die kosten nog een procesbelang hebben.
Was de burgemeester bevoegd om de sluiting te bevelen?
5. Eisers voeren aan dat de burgemeester hun woning niet mocht sluiten. De aangetroffen drugs waren geheel bestemd voor eigen gebruik. In de praktijk wordt voor eigen gebruik als uitgangspunt een hoeveelheid van 5,0 gram gehanteerd voor softdrugs en 0,5 gram voor harddrugs. Het gaat hier om een geringe overschrijding van die hoeveelheden.
5.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat van een geringe overschrijding geen sprake is, aangezien achttienmaal de maximale gebruikershoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen. Bovendien wijzen ook de in de woning aangetroffen grote sommen cashgeld en verboden wapens op drugshandel en heeft eiser zelf verklaard dat hij in drugs handelt.
5.2.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de enkele aanwezigheid van drugs in het pand niet voldoende is. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Wel geldt als uitgangspunt dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs, of vijf (hennep)planten de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan vervolgens aan de rechthebbende op de woning om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Als er sprake is van een geringe overschrijding en eisers feiten en omstandigheden kunnen noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik gaat, althans om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, dan is er in beginsel toch geen bevoegdheid om handhavend op te treden.
5.3.
In dit geval is 6 gram aan hennep en circa 9 gram aan harddrugs aangetroffen. De rechtbank is het met de burgemeester eens dat dit geen geringe overschrijding is. De burgemeester mocht er hierom van uitgaan dat de aangetroffen drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking aanwezig waren en was daarmee in principe bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit in overeenstemming met het beleid?
6. Eisers voeren aan dat de burgemeester ten onrechte is afgeweken van zijn eigen beleid. De woning is namelijk in eigendom van een woningcorporatie. Volgens het beleid wordt in die situatie in beginsel niet overgegaan tot sluiting. De motivering om hiervan af te wijken is volgens eisers onjuist en tegenstrijdig. De tegenstrijdigheid zit erin dat de burgemeester enerzijds aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat eiser betrokken was bij de handel in hennep en bij een hennepkwekerij in de schuur bij de woning van zijn ouders, maar anderzijds stelt dat de woningcorporatie niet kan optreden omdat er geen hennep is aangetroffen.
6.1.
De burgemeester stelt dat de woningcorporatie alleen kan optreden bij de vondst van een hennepkwekerij in de woning, op basis van het hennepconvenant, of als er sprake is van overlast. Die situatie deed zich hier niet voor. Zonder een sluitingsbevel kon de woningcorporatie niet overgaan tot beëindiging van de huur. De burgemeester heeft toegelicht dat in dat geval alsnog moet worden beoordeeld of een sluiting van het pand noodzakelijk is. Omdat het gaat om een ernstig geval, zag de burgemeester zich genoodzaakt om tot sluiting over te gaan.
6.2.
Bij de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet heeft de burgemeester beleidsruimte. Ter invulling van die beleidsruimte heeft de burgemeester de ‘Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet’ (de beleidsregel) vastgesteld. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht volgt de burgemeester in beginsel die beleidsregel.
6.2.1.
Op grond van § 6.1 van de beleidsregel wordt bij woningen die in eigendom zijn van een woningcorporatie in beginsel niet overgegaan tot een sluiting, onder andere vanwege de bijzondere verantwoordelijkheid die woningcorporaties hebben op grond van de Huisvestingswet. In de beleidsregel is tevens vermeld dat woningcorporaties op basis van het Regionale Hennepconvenant in voorkomende gevallen zelf verplicht zijn tot het laten opzeggen dan wel ontbinden van huurovereenkomsten.
6.3.
Uit de woorden “in beginsel” leidt de rechtbank af dat het beleid ruimte laat om alsnog tot sluiting over te gaan. De rechtbank volgt de burgemeester in zijn stelling dat, in het geval er sprake is van een ernstig geval en de woningcorporatie zelf geen mogelijkheden heeft om hiertegen op te treden, de burgemeester kan besluiten om alsnog tot sluiting van de woning over te gaan. Deze beroepsgrond slaagt niet. De vraag of de noodzaak tot sluiting in dit concrete geval aanwezig was, zal de rechtbank hieronder bespreken.
Was de sluiting noodzakelijk?
7. Volgens eisers had de burgmeester moeten volstaan met een waarschuwing. Vanuit de woning zijn geen drugs verkocht of verhandeld. Er was ook geen sprake van een loop naar de woning of van overlast. Ook was geen sprake van recidive.
7.1.
De burgemeester stelt dat sprake is van een ernstig geval, vanwege de hoeveelheid aangetroffen drugs. De aangetroffen luchtdrukwapens en grote hoeveelheid contant geld zijn daarbij aangemerkt als verzwarende omstandigheden. Verder zijn er omstandigheden die duiden op een “loop” naar de woning. Zo verklaart eiser dat hij handelt in drugs en wijst de aanwezigheid van de luchtdrukwapens en de nabijheid van de pepperspray bij de ingang van de woning op een vrees voor ripdeals. De handelshoeveelheid drugs in de woning is voldoende om aan te nemen dat deze woning een schakel vormt in de drugshandel. Het is daarvoor niet nodig om feitelijke handel in of vanuit de woning vast te stellen. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de burgemeester naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2022. [2]
7.2.
Het specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019. [3] Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, [4] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de uitspraken van 6 juli 2022 [5] heeft de Afdeling aanleiding gezien een aantal verduidelijkingen in de jurisprudentie aan te brengen.
7.2.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Sluiting neemt de bekendheid van het pand als drugspand weg en haalt de "loop" naar het pand eruit, met als doel om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
7.3.
Er zijn in dit geval geen aanwijzingen van handel in drugs in of vanuit de woning. Er is geen handel of “loop” naar het pand waargenomen en hierover zijn ook geen meldingen bekend. Naar het oordeel van de rechtbank is de burgemeester er niet in geslaagd om deze handel op andere wijze aannemelijk te maken. De verklaring van eiser dat hij handelt in drugs zag op een uitwisseling van hennep die plaatsvond in het centrum van [plaats C] . Dit vormt dus geen aanwijzing dat er sprake is van handel in of vanuit de woning, maar is eerder een aanwijzing dat de handel in drugs elders plaatsvond. Ook de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld in de woning en de pepperspray in en naast het handschoenenmandje in de buurt van de voordeur, vormen onvoldoende aanwijzing voor handel in of vanuit de woning. Dit geldt eveneens voor de luchtdrukwapens, te meer nu deze niet direct binnen handbereik lagen, maar verstopt lagen onderin een kelderkast onder de trap in de gang. De burgemeester heeft de noodzaak tot sluiting bovendien niet onderbouwd met een daadwerkelijke schending van de openbare orde die moest worden hersteld. Er is niet aangevoerd dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt ligt. Ook is er geen sprake van recidive. De door de burgemeester aangehaalde jurisprudentie kan hem niet baten, omdat de feiten en omstandigheden in die zaak anders lagen dan in deze procedure. In die zaak was namelijk wel sprake van een anonieme melding in verband met drugs in de woning, attributen die wezen op handel vanuit de woning en een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. In dit geval kon de burgemeester, alle feiten en omstandigheden afwegende, niet concluderen dat de sluiting van de woning voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat ter plaatse noodzakelijk was. De burgemeester had dan ook geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning. Aan de beoordeling omtrent de evenwichtigheid van het besluit komt de rechtbank daarom niet toe.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4:84 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
8.3.
Verder veroordeelt de rechtbank, met toepassing van artikel 8:75 van de Awb, verweerder in de proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518 (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). Om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase is niet verzocht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 september 2020;
- herroept het besluit van 9 juli 2020;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 178 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

OpiumwetArtikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
[…]
Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet
[…]
6.1
Woningcorporaties
In geval van woningen in eigendom van een woningcorporatie wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op basis van deze beleidsregel, onder andere op basis van jurisprudentie ECLI:NL:RVS:2016:2770 onder punt 3.2. Woningcorporaties en de gemeente hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op grond van de Huisvestingswet waardoor een andere belangenafweging voorligt.
De woningcorporaties zijn tevens partner in het Regionaal Hennepconvenant en verplichten zich daarmee tot het laten opzeggen van de huurovereenkomst door de huurder(s) dan wel tot ontbinding van de huurovereenkomst.
[…]