In deze zaak gaat het om de sluiting van de woning van eisers door de burgemeester van Nijmegen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting vond plaats voor de duur van drie maanden, van 17 augustus 2020 tot 17 november 2020, na de ontdekking van drugs in de woning. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het sluitingsbevel en hebben beroep ingesteld nadat hun bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 december 2022 behandeld.
De rechtbank beoordeelt of de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen en of deze sluiting noodzakelijk was. De burgemeester stelde dat de aangetroffen drugs, waaronder hennep en harddrugs, duiden op drugshandel, terwijl eisers aanvoerden dat de drugs voor eigen gebruik waren. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet voldoende heeft aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde. Er waren geen aanwijzingen dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld, en de burgemeester had geen gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De burgemeester wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om voldoende bewijs te leveren voor de noodzaak van sluiting op basis van de Opiumwet.