ECLI:NL:RBGEL:2023:7041

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10163315 \ CV EXPL 22-3089
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil huurzaak met uitleg van artikel 18.2 van de algemene bepalingen (ROZ-modelhuur 2003)

In deze zaak betreft het een executiegeschil in een huurzaak waarbij de uitleg van artikel 18.2 van de algemene bepalingen van het ROZ-modelhuur 2003 centraal staat. De kantonrechter heeft op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap en een gedaagde partij over de betaling van huur en een contractuele boete. De eiser stelt dat de contractuele boete enkelvoudig is, terwijl de gedaagde partij van mening is dat deze cumulatief is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat artikel 18.2 beperkt moet worden uitgelegd, wat betekent dat de boete enkelvoudig is en dat de voormalige huurder te veel heeft betaald op basis van een eerder vonnis uit 2017. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.272,85, alsook in de proceskosten. De vordering in reconventie van de gedaagde partij is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst reeds was beëindigd en de gedaagde partij geen recht had op de gevorderde bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten en de gevolgen van onduidelijke contractuele bepalingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10163315 \ CV EXPL 22-3089 \ 51588 \ 858
uitspraak van 22 december 2023
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.conv./verw.reconv.]
gevestigd te [plaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. R.J. Verweij
tegen
[ged.conv./eis.reconv.] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende en zaakdoende te [plaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.W.J. Hopmans
Partijen worden hierna [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 januari 2023 en de daarin genoemde processtukken
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2023 ten overstaan van mr. Wiegman, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de mondelinge behandeling van 23 oktober 2023 ten overstaan van mr. Joppe, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt..

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met ingang van 1 juni 2009 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte aan het adres [adres+plaats] . In artikel 1.2 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde enkel wordt gebruikt ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten van [naam 1] , de broer van [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 2] is bestuurder van [eis.conv./verw.reconv.] . Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte (ROZ- model van juli 2003) van toepassing.
2.2.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft bij dagvaarding van 26 oktober 2015 (onder meer) ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, alsmede de veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling van € 19.071,70 aan achterstallige huurpenningen en energiekosten,
“vermeerderd met de in art. 18.2 van de algemene bepalingen overeengekomen contractuele boete van 2% per kalendermaand, vanaf de vervaldag van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 300,- per maand”.
2.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 december 2017 met zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-6253 (hierna: het 2017-vonnis) [eis.conv./verw.reconv.] veroordeeld om aan [ged.conv./eis.reconv.] te betalen:
“een bedrag van € 8.128,90, te vermeerderen met de contractuele boete van 2% van het verschuldigde bedrag per kalendermaand vanaf de vervaldag van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 300,00 per maand”, alsmede een bedrag van € 781,45 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.565,98 aan proceskosten.
2.4.
Verder heeft de kantonrechter in het 2017-vonnis onder meer het volgende overwogen:
“2.8 De hoogte van de achterstand rechtvaardigt zonder meer ontbinding en ontruiming.
Daar is echter al gevolg aan gegeven. De huurovereenkomst is geëindigd per 31 mei 2014.
Het gehuurde, de loods, is ontruimd. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daarover verklaard dat de loods per 1
maart 2017 is leeggehaald. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dan ook geen belang meer bij de gevorderde
ontbinding en ontruiming. Er is dan ook geen aanleiding die toe te wijzen.”
2.5.
Geen van partijen heeft hoger beroep ingesteld tegen het 2017-vonnis.
2.6.
De gemachtigde van [ged.conv./eis.reconv.] heeft bij brief van 9 januari 2018 [eis.conv./verw.reconv.] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 23.376,33, bestaande uit € 8.128,90 aan verschuldigde huur/energie, € 12.900,00 aan contractuele boete, € 781,45 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.565,98 aan proceskosten. Dit bedrag is vervolgens verhoogd met € 100,00 aan nakosten en € 82,74 aan betekeningskosten, zodat het totaalbedrag is bepaald op € 23.559,07.
2.7.
[naam 2] heeft bij e-mail van 17 maart 2021 het volgende geschreven aan de deurwaarder, Groenendaal & Van Krijl:
“Met betrekking tot dossier [nummer] heb ik van u, zoals gevraagd, een overzicht ontvangen. In dit overzicht staat het bedrag dat uit het vonnis is voortgekomen vermeld, namelijk € 23.559,07. Met betrekking tot dit bedrag is er op 20 maart 2018 een akkoord geweest over een betalingsregeling omdat ik simpelweg niet de beschikking had over zo’n groot geldbedrag.
Ten tijde van uw e-mail is er, zoals u zelf vermeld en tevens overeenkomstig met mijn financiële administratie, een bedrag van € 23.000,00 voldaan hetgeen betekend dat er nog een bedrag van € 559,07 betaald dient te worden. Dit resterende bedrag van € 559,07 is inmiddels voldaan waardoor ik uw client niets meer verschuldigd ben.
Wat er in uw schrijven bedoeld wordt met “verdere termijn € 11.700,00” is mij dan ook onduidelijk en lijkt mij een administratieve fout.”
2.8.
In reactie hierop heeft Groenendaal & Van Krijl bij e-mail van 24 maart 2021 het volgende geschreven:
“In opgemelde zaak verwijs ik naar het gewezen vonnis. U dient maandelijks een bedrag van minimaal 300,00 te betalen aan huurpenningen. Er is geen einddatum. Het saldo is thans 10.700,00.”
2.9.
Bij e-mail van 3 september 2021 heeft Groenendaal & Van Krijl onder meer het volgende geschreven aan [naam 2] :
“De vordering betreft een huurzaak en zodoende blijft de opgelegde boete doorlopen, ondanks het feit dat de huurovereenkomst is ontbonden.”
2.10.
De gemachtigde van [ged.conv./eis.reconv.] heeft op 20 oktober 2021 onder meer het volgende geschreven aan [naam 2] :
“Omdat u c.q. [eis.conv./verw.reconv.] in gebreke is gebleven met ontruiming van het gehuurde zag cliënt zich uiteindelijk genoodzaakt om de ontruiming zelf ter hand te nemen. Met het laten verwijderen van de door u achtergelaten zaken (o.a. oud ijzer, circa 40 stuks autobanden, oud hout en andere troep) heeft cliënt aanzienlijke kosten moeten maken, welke kosten in totaal € 1.050,= (stortingskosten € 450,= en container € 600,=) bedroegen.
Voor deze kosten wordt u c.q. [eis.conv./verw.reconv.] hierbij nadrukkelijk aansprakelijk gesteld.
Naast voornoemde achtergebleven en inmiddels verwijderde zaken bevinden zich thans nog 2 stuks aan u toebehorende auto’s in het gehuurde, te weten een Peugeot 106 en een oude Opel Kadett C, beiden met kenteken.
Het zal u niet verbazen dat cliënt nu eindelijk ook eens van deze achtergebleven zaken af wil. Hierbij wordt u c.q. [eis.conv./verw.reconv.] dan ook nadrukkelijk verzocht en zoveel nodig gesommeerd om betreffende auto’s alsnogbinnen 14 dagenna dagtekening dezes te komen ophalen en mee te nemen.”
2.11.
Op 16 augustus 2022 is ten laste van [eis.conv./verw.reconv.] executoriaal beslag gelegd. In het beslagexploot staat dat [eis.conv./verw.reconv.] in totaal € 25.782,16 heeft betaald.
2.12.
Op 20 oktober 2022 heeft Groenendaal & Van Krijl een eindafrekening gestuurd naar de gemachtigde van [ged.conv./eis.reconv.] , met de mededeling dat zij overgaat tot sluiting van het dossier. Op de eindafrekening staat dat Groenendaal & Van Krijl in totaal een bedrag van € 26.231,92 heeft ontvangen.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat [eis.conv./verw.reconv.] met betaling van € 16.959,07 volledig heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, gewezen op 22 december 2017 onder zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-5253\ 548;
II. verklaart voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld door (nadere) executie van het vonnis van de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, gewezen op 22 december 2017 onder zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-5253\ 548, nadat door [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 16.959,07 is betaald;
III. opheft alle door [ged.conv./eis.reconv.] ten laste van [eis.conv./verw.reconv.] gelegde beslagen op basis van het vonnis van de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, gewezen op 22 december 2017 onder zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-5253\ 548;
IV. [ged.conv./eis.reconv.] – op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag – verbiedt de executie van het vonnis van de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, gewezen op 22 december 2017 onder zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-5253\ 548, voort te zetten, dan wel opnieuw ter hand te nemen;
V. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt aan [eis.conv./verw.reconv.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 9.362,85 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021;
VI. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt in de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.361,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
VII. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis;
VIII. [ged.conv./eis.reconv.] veroordeelt in de nakosten, conform het liquidatietarief begroot op € 131,00 dan wel, in geval van betekening, € 199,00.
3.2.
[eis.conv./verw.reconv.] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv.] ten onrechte aanspraak is blijven maken op de contractuele boete van € 300,00 per maand, ook na de beëindiging van de huurovereenkomst. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] voorts een onjuiste uitleg geeft aan het dictum van het 2017-vonnis. [eis.conv./verw.reconv.] stelt zich op het standpunt dat zij aan Kuijper een contractuele boete verschuldigd is van € 6.300,00 (21 maanden à € 300,00) en dat het uit hoofde van het 2017-vonnis te vorderen bedrag in totaal € 16.959,07 bedraagt. Zij verwijst in dit verband naar het overzicht van productie 4 bij de dagvaarding. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat zij in totaal € 25.782,16 aan de deurwaarder heeft voldaan en dat in het kader van de beslaglegging € 529,76 is afgedragen, hetgeen betekent dat zij € 9.352,85 onverschuldigd heeft betaald. Tot slot stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft moeten laten verrichten om [ged.conv./eis.reconv.] ertoe te bewegen aan haar (betalings)verplichting jegens [eis.conv./verw.reconv.] te voldoen. [eis.conv./verw.reconv.] maakt daarom aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert gemotiveerd verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eis.conv./verw.reconv.] in haar vordering en subsidiair tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang bij de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eis.conv./verw.reconv.] veroordeelt tot betaling van € 7.480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2021 over een bedrag van € 1.050,00 en vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis over een bedrag van € 6.430,00. Tevens vordert [ged.conv./eis.reconv.] de veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] tot het verwijderen van de Peugeot 106 en de Opel Kadett C, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dan wel dagdeel. Tot slot vordert [ged.conv./eis.reconv.] de veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] in de proceskosten.
4.2.
[ged.conv./eis.reconv.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [eis.conv./verw.reconv.] ondanks talloze verzoeken niet is overgegaan tot ontruiming en oplevering van het gehuurde, als gevolg waarvan [ged.conv./eis.reconv.] uiteindelijk genoodzaakt was zelf op te ruimen. Voor het verwijderen van de achtergelaten zaken (o.a. oud ijzer, 40 autobanden, oud hout en andere troep) heeft [ged.conv./eis.reconv.] kosten moeten maken van in totaal € 1.050,00 (€ 450,00 aan stortingskosten en € 600,00 aan containerhuur). Bovendien staan er nog twee auto’s – een Peugeot 106 en een Opel Kadett C – en aangezien deze auto’s op naam geregistreerd staan, is het voor [ged.conv./eis.reconv.] juridisch niet toegestaan om deze te laten vernietigen. [ged.conv./eis.reconv.] vordert vergoeding van stallingskosten over de periode 31 maart 2014 tot en met 20 januari 2023, welke kosten naar redelijkheid worden vastgesteld op € 1,00 per dag per voertuig, zijnde een totaalbedrag van € 6.430,00 (3.215 dagen x € 2,00).
4.3.
[eis.conv./verw.reconv.] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis en met de nakosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang bij de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

5.De beoordeling van het executiegeschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
In dit executiegeschil is in conventie aan de orde de vraag hoe het dictum in het 2017-vonnis moet worden uitgelegd. Alvorens daarover te oordelen, stelt de kantonrechter vast dat [eis.conv./verw.reconv.] in het petitum van haar dagvaarding telkens het rolnummer 15-5253 noemt. De kantonrechter beschouwt dit als een kennelijke verschrijving en leest hierin rolnummer 15-6253.
5.3.
De kantonrechter ziet aanleiding om in conventie eerst het subsidiaire verweer te bespreken en daarna het primair gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer. [ged.conv./eis.reconv.] voert subsidiair aan dat de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] moet worden afgewezen.
5.4.
De vraag die partijen verdeeld houdt heeft betrekking op de uitleg van de contractuele boete van artikel 18.2 van de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte (ROZ- model van juli 2003). [eis.conv./verw.reconv.] stelt zich op het standpunt dat de contractuele boete enkelvoudig verschuldigd is, [ged.conv./eis.reconv.] stelt zich op het standpunt dat deze boete cumuleert.
Ter onderbouwing van zijn standpunt beroept [ged.conv./eis.reconv.] zich op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 8 september 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:3716). Deze beslissing houdt kortgezegd in dat over iedere maand dat een huurtermijn niet is betaald, opnieuw de contractuele boete verschuldigd is (cumulatie). Voor de periode na beëindiging van de huurovereenkomst, totdat aan de betalingsverplichting is voldaan, geldt volgens [ged.conv./eis.reconv.] de contractuele rente, die moet worden beschouwd als vervanging voor de wettelijke rente.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt zich op het standpunt dat artikel 18.2 van de algemene bepalingen aldus moet worden uitgelegd dat de boete eenmalig verschuldigd is over een achterstallige maandtermijn. Aangezien de huurovereenkomst per mei 2014 is ontbonden, is enkel een boete verschuldigd over de maanden september 2021 tot en met mei 2014. De totaal verschuldigde boete bedraagt dan € 6.300,00 (21 x € 300,00), aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
5.5.
De kantonrechter is ten aanzien van artikel 18.2 van de algemene bepalingen, anders dan [ged.conv./eis.reconv.] , van oordeel dat deze bepaling enkel voorziet in een eenmalig te verbeuren contractuele boete per achterstallige maandtermijn. Dit heeft het gerechtshof Amsterdam in de uitspraak van 17 december 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4499) ook uitdrukkelijk bepaald. Het gerechtshof Amsterdam kwam met dat arrest ondubbelzinnig terug op de uitspraak van 8 september 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:3716). De kantonrechter is, ook anders dan [ged.conv./eis.reconv.] , van oordeel dat de uitspraak van 8 september 2015 niet heeft geleid tot heersende rechtspraak. De kantonrechter wijst erop dat het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 september 2015 niet heeft geleid tot enige wijziging van de aanbevelingen van de commissie Huurrecht van de Kring van kantonrechters., Die aanbeveling hield in dat de boetebepaling enkelvoudig moet worden uitgelegd, oftewel dat per kalendermaand dat er een huurachterstand is boete gevorderd mag worden. [ged.conv./eis.reconv.] heeft verder onvoldoende gesteld dat ondanks het voorgaande, tussen partijen een uitleg van artikel 18.2 van de algemene bepalingen die neerkomt op cumulatie heeft te gelden.
5.6.
Ten aanzien van de contractuele rente van 2% per maand, met een minimum van € 300,00, overweegt de kantonrechter het volgende.
In ro. 2.7 van het 2017-vonnis is overwogen dat [eis.conv./verw.reconv.] een bedrag van € 8.128,90 aan achterstallige huur en energie verschuldigd is over de periode september 2012 tot en met mei 2014,
“te vermeerderen met de contractuele boete (…)”. Dat deze boete van kleur verschiet, in die zin dat de boete na beëindiging van de huurovereenkomst heeft te gelden als contractuele rente, blijkt niet uit het vonnis. Dit strookt ook niet met het petitum van de dagvaarding van [ged.conv./eis.reconv.] van 26 oktober 2015 (zie ro. 2.2), waarin duidelijk verwezen wordt naar de in artikel 18.2 van de algemene bepalingen overeengekomen boete. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de contractuele boete zoals genoemd in het dictum van het 2017-vonnis betrekking heeft op de boete van artikel 18.2 van de algemene bepalingen.
5.7.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] is de kantonrechter van oordeel dat deze contractuele boete niet dient door te werken nadat de huurovereenkomst is geëindigd. De overeengekomen boete dient immers als prikkel voor tijdige nakoming van de huurbetalingsverplichting en aan die functie kan het boetebeding na beëindiging van de huurovereenkomst niet meer bijdragen. Bovendien leidt doorbetaling van de boete totdat de gehele vordering is voldaan tot een onbepaalbaar hoog eindbedrag (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 28 maart 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2668).
5.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het dictum van het 2017-vonnis zo moet worden uitgelegd dat [eis.conv./verw.reconv.] de contractuele boete verschuldigd is over de periode van september 2012 tot en met mei 2014, zijnde 21 maanden à € 300,00 = € 6.300,00. Dit betekent dat [eis.conv./verw.reconv.] uit hoofde van het 2017-vonnis een bedrag van in totaal: € 16.959,07 verschuldigd was aan [ged.conv./eis.reconv.] . Dit bedrag bestaat uit € 8.128,90 aan hoofdsom, € 6.300,00 aan contractuele boete, € 781,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 1.565,98 aan proceskosten, € 100,00 aan nakosten en € 82,74 aan betekeningskosten.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt in haar dagvaarding dat zij in totaal € 26.311,92 heeft voldaan. Groenendaal & Van Krijl heeft in haar eindafrekening van 20 oktober 2022 (productie 2 bij antwoord) vermeld dat zij in totaal € 26.231,92 heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eis.conv./verw.reconv.] aangegeven geen verweer te voeren tegen laatstgenoemde bedrag, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. Dit betekent dat [eis.conv./verw.reconv.] de volledige vordering van € 16.959,07 reeds ruimschoots heeft voldaan en het meerdere van € 9.272,85 zonder rechtsgrond en daarom onverschuldigd heeft betaald. De onder I in het petitum gevorderde verklaring voor recht wordt daarom gegeven en het onder V gevorderde bedrag wordt toegewezen tot een bedrag van € 9.272,85.
5.9.
De onder II gevorderde verklaring voor recht dat [ged.conv./eis.reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld, de onder III gevorderde opheffing van het beslag en het onder IV gevorderde verbod om de executie van het 2017-vonnis voort te zetten dan wel opnieuw ter hand nemen, worden afgewezen. Onweersproken staat vast dat Groenendaal & Van Krijl op 20 oktober 2022 het dossier heeft gesloten en niet is gesteld of gebleken dat de executie van het 2017-vonnis daarna is hervat. Met het geven van de verklaring van recht dat [eis.conv./verw.reconv.] aan haar betalingsverplichting heeft voldaan, is de kantonrechter van oordeel dat [eis.conv./verw.reconv.] geen rechtens relevant belang (meer) heeft bij toewijzing van de vorderingen onder II, III en IV.
5.10.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert wettelijke rente vanaf 17 maart 2021. [ged.conv./eis.reconv.] betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn, nu deze niet is onderbouwd en toegelicht.
De ontvanger van een onverschuldigd betaald bedrag is wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is. Daarvoor dient de ontvanger in gebreke te worden gesteld. Het verzuim treedt in zonder ingebrekestelling, indien de ontvanger het bedrag te kwader trouw heeft ontvangen. Een ontvanger is te kwader trouw, indien hij weet of vermoedt dat een betaling zonder rechtsgrond is gedaan (artikel 6:205 BW).
De kantonrechter is van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv.] niet te kwader trouw was, nu niet alleen hij, maar ook de deurwaarder (ten onrechte) ervan uitgingen dat hij recht had op doorbetaling van de contractuele rente. Van wetenschap of vermoeden dat een betaling zonder rechtsgrond is gedaan, is dan ook geen sprake. Dit betekent dat verzuim pas intreedt na ingebrekestelling. Niet gesteld of gebleken is dat [eis.conv./verw.reconv.] [ged.conv./eis.reconv.] in gebreke heeft gesteld, zodat [ged.conv./eis.reconv.] niet in verzuim is gekomen. De gevorderde wettelijke rente wordt daarom afgewezen.
5.11.
[eis.conv./verw.reconv.] maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat [eis.conv./verw.reconv.] onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft laten verrichten. De door haar overgelegde brieven van haar gemachtigde aan de deurwaarder kunnen niet worden beschouwd als brieven in het kader van dergelijke incassowerkzaamheden. Niet is gebleken dat [eis.conv./verw.reconv.] voor het uitbrengen van haar dagvaarding een sommatiebrief aan (de gemachtigde van) [ged.conv./eis.reconv.] heeft verzonden.
5.12.
Ten aanzien van het (primaire) niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt de kantonrechter het volgende.
[ged.conv./eis.reconv.] voert aan dat [eis.conv./verw.reconv.] niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu zij door middel van een door haarzelf aangeboden betalingsregeling heeft ingestemd met betaling van een bedrag van € 23.376,33, zonder daarbij bezwaar te maken tegen de verschuldigdheid van de contractuele boete. [ged.conv./eis.reconv.] heeft met het treffen van de regeling, die zij niet is nagekomen, de vordering erkend en daarmee haar recht om daartegen op te komen verspeeld, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [eis.conv./verw.reconv.] niet zonder meer akkoord is gegaan met de door Groenendaal & Van Krijl berekende boete. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] herhaaldelijk heeft gevraagd om een uitleg over die boete en Groenendaal & Van Krijl heeft daarop (ten onrechte) geantwoord dat de opgelegde boete blijft doorlopen ondanks het feit dat de huurovereenkomst is geëindigd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eis.conv./verw.reconv.] de betalingsregeling enkel ter afwending van executiemaatregelen aangeboden en heeft zij daarmee niet ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk afstand gedaan van haar recht om het eventueel te veel betaalde als onverschuldigd terug te vorderen. Het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt daarom verworpen.
5.14.
Ten aanzien van de vordering in reconventie oordeelt de kantonrechter als volgt.
De vordering in reconventie is gebaseerd op de stelling dat de door [eis.conv./verw.reconv.] gehuurde loods nog steeds niet geheel is ontruimd. In ro. 2.8 van het 2017-vonnis is overwogen dat [ged.conv./eis.reconv.] heeft verklaard dat de loods per 1 maart 2017 is leeggehaald (zie ro. 2.4). Nu het 2017-vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van hetgeen in dat vonnis is overwogen en beslist. Het door Kuijper opgeworpen geschilpunt kan daarom niet opnieuw ter discussie worden gesteld. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [eis.conv./verw.reconv.] de loods heeft ontruimd, zodat de rechtsgrond voor de vordering van [ged.conv./eis.reconv.] ontbreekt. De vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
5.15.
[ged.conv./eis.reconv.] wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. Het salaris voor de gemachtigde conform het liquidatietarief wordt in conventie bepaald op € 990,00, zijnde 3 punten à € 330,00 en in reconventie op € 495,00, zijnde 1½ punt à € 330,00. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat [eis.conv./verw.reconv.] met betaling van € 16.959,07 volledig heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, gewezen op 22 december 2017 onder zaaknummer 4594355 \ CV EXPL 15-6253\ 548;
6.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 9.272,85;
6.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eis.conv./verw.reconv.] begroot op € 127,42 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 990,00 aan salaris voor de gemachtigde, deze proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling en met € 132,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eis.conv./verw.reconv.] begroot op € 495,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling en met € 132,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.8.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.