Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
“vermeerderd met de in art. 18.2 van de algemene bepalingen overeengekomen contractuele boete van 2% per kalendermaand, vanaf de vervaldag van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 300,- per maand”.
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in reconventie
5.De beoordeling van het executiegeschil in conventie en in reconventie
“te vermeerderen met de contractuele boete (…)”. Dat deze boete van kleur verschiet, in die zin dat de boete na beëindiging van de huurovereenkomst heeft te gelden als contractuele rente, blijkt niet uit het vonnis. Dit strookt ook niet met het petitum van de dagvaarding van [ged.conv./eis.reconv.] van 26 oktober 2015 (zie ro. 2.2), waarin duidelijk verwezen wordt naar de in artikel 18.2 van de algemene bepalingen overeengekomen boete. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de contractuele boete zoals genoemd in het dictum van het 2017-vonnis betrekking heeft op de boete van artikel 18.2 van de algemene bepalingen.