De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is over welke periode veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten. Hierbij is van belang dat de rechtbank in het vonnis bewezen heeft verklaard dat veroordeelde zich in de periode van 1 januari 2021 tot 2 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan – onder andere – de handel in harddrugs en de deelneming aan een criminele (drugs)organisatie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat veroordeelde sinds 4 juli 2020 wederrechtelijk voordeel verkreeg uit de drugshandel. In dit verband overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de ontnemingsmaatregel mede betrekking kan hebben op het voordeel dat veroordeelde heeft verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de veroordeelde zijn begaan. De vraag die de rechtbank dus dient te beantwoorden, is of voldoende aanwijzingen bestaan dat veroordeelde zich reeds sinds 4 juli 2020 bezighield met drugshandel en hier voordeel uit heeft verkregen. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat, zoals hiervoor overwogen, de criminele organisatie waaraan veroordeelde deelnam in ieder geval sinds 4 juli 2020 actief was. De vervolgvraag is dan of voldoende aannemelijk is dat veroordeelde toen ook al aan de organisatie deelnam. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
In een ander strafrechtelijk onderzoek, te weten onderzoek Dahlia, werd onder de verdachte in dat onderzoek, te weten [naam] , bij zijn aanhouding in september 2020 een Samsung Galaxy S7 Edge in beslag genomen. In deze telefoon werden WhatsApp-gesprekken aangetroffen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (opgeslagen als ‘ [naam] ’). De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat veroordeelde gebruik maakte van dit telefoonnummer. Op 4 maart 2020 stuurde veroordeelde de volgende berichten aan [naam] :
“ [naam] : vraag mense voor g
[naam] : 10L voor 450 €
En snel 5 meyer”
Verder stuurde veroordeelde op 2 januari 2020 naar [naam] dat er een onderzoek op hem gericht was en dat hij twee tot drie maanden offline was, maar dat dit nu voorbij was.
Uit de gesprekken tussen veroordeelde en [naam] kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat veroordeelde al vóór januari 2020 in drugs handelde, en dat hij daar in 2020 mee is verdergegaan. Op dit moment werd veroordeelde al ‘ [naam] ’ genoemd.
In de iPhone 8 van [naam] is verder een WhatsApp-gesprek tussen [naam] ( [telefoonnummer] ) en [naam] ( [telefoonnummer] ) aangetroffen van 5 juli 2020 met de volgende inhoud:
“ [naam] : K sta nu in lent kk klant telefoon uit komt nie
[naam] : Ogjee
[naam] : Mooi klopten
[naam] : Kloten
[naam] : [spraakbericht] “volgende keer moet je gewoon tegen die klant zeggen ik ben bij jou binnen 20 minuten. En dan over 20 minuten dan zeg je gewoon tegen die klant ik ben er binnen een kwartier. En zo hou je die klant een beetje aan de lijn snapje. Nu wilt hij morgen pas maar boeit ook niet want morgen is ook goed als hij gewoon morgen wilt worden geholpen dan kun je hem morgen gewoon helpen snapje. En dan laat ik die klant gewoon kanker lang wachten is niet anders pik. Als hun zo willen worden behandeld dan moet je dat af en toe gewoon zo doen snapje.
[naam] : Aino pik
[naam] : Komt ze eindelijk aan
[naam] : Wil ze pep hee
[naam] : Kk zooi
[naam] : Heb ik ni en [naam] slaapt net
[naam] : DRM moet ik kk droge kut hebbe
[naam] : Gezeik bro
[naam] : 2 keer klanten misgelopen omdat het bij mau tje ligt
[naam] : [spraakbericht] “Ehh of die ene schuurtje van mij in [wijk] snapje. Zeg tegen [naam] dat je een vriezer nodig hebt, klaar en hij haalt die voor jou. En dan gaan we morgen met zijn tweeën samen naar die schuurtje toe daar, klaar is kees. Kanker makkelijk is dat bro. Ik weet dat het naar [naam] ver is snapje, ik weet dat ik heb dat 4 jaar lang zo gedaan met [naam] snapje bro, alleen maar knallen knallen knallen hele tijd zo jonge.”
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat veroordeelde (‘ [naam] ’) al op 5 juli 2020 samenwerkte met [naam] ( [naam] ) en ‘ [naam] ’ (zoals de rechtbank in het vonnis heeft vastgesteld: medeveroordeelde [naam] ), zoals hij ook in de bewezenverklaarde periode deed.
Gelet op het voorgaande, maar ook gelet op de (deels in het vonnis uitgewerkte) berichten uit 2020 en de omstandigheid dat de criminele organisatie – waarvan de rechtbank in het vonnis heeft vastgesteld dat veroordeelde daaraan leiding gaf – in ieder geval sinds 4 juli 2020 in bedrijf was, vindt de rechtbank het voldoende aannemelijk dat veroordeelde zich in ieder geval sinds 4 juli 2020 al bezighield met (georganiseerde) drugshandel, zodat eveneens aannemelijk is dat hij over de gehele ontnemingsperiode wederrechtelijk voordeel heeft genoten vanuit de criminele organisatie.