ECLI:NL:RBGEL:2023:655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1770
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van maatwerkvoorschriften voor geluid aan een fruithandel en de beoordeling van de redelijkheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een pluimveehouder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatwerkvoorschriften die het college heeft opgelegd aan de derde-partij, een internationale fruithandel, met betrekking tot geluidsoverlast. Eiser ervaart overlast van geluid van transportactiviteiten van de fruithandel, die zijn woning grenst aan het perceel van de derde-partij. Het college heeft in redelijkheid de maatwerkvoorschriften kunnen opleggen, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op het Activiteitenbesluit en dat het college beleidsruimte heeft bij het stellen van deze voorschriften. Eiser heeft geen alternatieve maatregelen kunnen onderbouwen die het college had moeten overwegen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de onderbouwing van de binnenwaarde van 35 dB(A) voldoende was, ondanks dat er geen metingen zijn verricht. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1770
uitspraak van de meervoudige kamer van13 februari 2023
in de zaak tussen
[Eiser A], te [plaats B] , eiser
(gemachtigde: [C] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwete Geldermalsen, het college
(gemachtigde: P.H. Speé).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[Bedrijf D] ., te [plaats B]
(gemachtigde: mr. G. Golstein).
Procesverloop
Met het besluit van 29 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het college maatwerkvoorschriften voor geluid opgelegd aan de derde-partij.
Met het besluit van 12 februari 2021 (het bestreden besluit 1) heeft het college de maatwerkvoorschriften in stand gelaten na aanvulling van de motivering en aanpassing van de adressant.
Met het besluit van 14 april 2021 (bestreden besluit 2) zijn maatwerkvoorschriften 1.5 en 1.6 uit het bestreden besluit 1 gewijzigd. Met het besluit van 14 februari 2022 (bestreden besluit 3) zijn maatwerkvoorschriften 1.1 en 1.7 uit het bestreden besluit 1 gewijzigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Het beroep heeft van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2 en 3. [1] Het college heeft op het beroep gereageerd.
Het onderzoek is samen met het onderzoek in de zaak AWB 19/3602 (afwijzing handhavingsverzoek van eiser) op een zitting behandeld op 14 april 2022. Deelgenomen hebben: eiser en zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en de derde-partij met gemachtigde.
Overwegingen
Feiten
1.1. De derde-partij heeft een internationale fruithandel aan [het adres E] in [plaats B] .
Eiser heeft een pluimveehouderij met een bijhorende woning waar hij woont aan [het adres F] , grenzend aan het perceel van de derde-partij. Omdat eiser overlast ervaart van met name het geluid van transportactiviteiten heeft hij het college inmiddels al vaker om handhaving verzocht. Hierdoor zijn er verschillende geluidsonderzoeken gedaan, zowel in opdracht van het college als van eiser.
1.2. Hoewel de resultaten van de geluidsonderzoeken niet tot handhaving hebben geleid
(daarover gaat de zaak 19/3602) heeft het college naar aanleiding van een geluidsonderzoek van eiser wel besloten om aan de derde-partij maatwerkvoorschriften voor geluid op te leggen. Daarover gaat dit beroep van eiser (21/1770).
Beoordeling
2. De rechtbank beoordeelt de oplegging van de maatwerkvoorschriften. Dit doet zij
aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

I. Het bestreden besluit 1

3.1.
Het college heeft met het bestreden besluit 1 aan de derde-partij ambtshalve maatwerkvoorschriften opgelegd op grond van het Activiteiten milieubeheer (Activiteitenbesluit). De maatwerkvoorschriften bestaan onder andere uit vaststelling van een hogere waarde van de maximale geluidsniveaus [2] en het opleggen van technische voorzieningen/gedragsregels. [3]
3.2.
De hogere waarde staat in maatwerkvoorschrift 1.2 en luidt:
“op de gevel van de woning aan [het adres F] in [plaats B] is een maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) afkomstig van de transportbewegingen op het terrein van de inrichting [Bedrijf D] toegestaan in de avond- en nachtperiode.”Normaal geldt op grond van de geldende geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit voor de avondperiode een maximaal geluidsniveau van 65 dB(A) en in de nacht van 60 dB(A).
3.3.
De technische voorzieningen/gedragsregels houden onder andere een beperking in van maximaal vier enkelvoudige transportbewegingen via de oprit tussen 19.00 uur en 07.00 uur en een verplichting om deze bewegingen te registreren.
Omvang geding
4.1.
Eiser beoogt met zijn beroep tegen de maatwerkvoorschriften verstoring van zijn nachtrust te beëindigen/voorkomen door de afsluiting van de oprit naast zijn woning en afsluiting van de hoofdpoort in de avond- en nachtperiode, door een alternatieve ontsluiting via de oostzijde en door te verbieden dat vrachtwagens met draaiende koelmotoren op het terrein van de derde-partij parkeren.
4.2.
Het college heeft hier maatwerkvoorschriften ambtshalve vastgesteld. Dat betekent dat in deze procedure ter beoordeling staat of het college in redelijkheid gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de maatwerkvoorschriften te stellen zonder daarbij ook de door eiser gewenste maatwerkvoorschriften te stellen. De vraag of de door eiser gewenste maatwerkvoorschriften op zichzelf bezien zouden moeten worden gesteld, valt buiten het bereik van de door het college gevolgde procedure tot het ambtshalve stellen van maatwerkvoorschriften en staat daarom niet ter beoordeling in deze procedure. In zoverre zal de rechtbank de gronden van eiser over zijn vrees voor overlast en de in dat verband door hem gewenste maatwerkvoorschriften, zoals volledige afsluiting van de oprit en hoofdpoort in de avond- en nachtperiode, een alternatieve ontsluiting via de oostzijde en het verbieden van (parkeren) van vrachtwagens met draaiende koelmotoren, niet bespreken. [4]
Geen alternatieve maatregelen onderzocht, technische maatregelen mogelijk
5.1.
Eiser stelt dat te snel is gegrepen naar maatwerkvoorschriften zonder dat alternatieven zijn onderzocht. Volgens hem is er geen noodzaak om vlak langs zijn woning te rijden, want als de vrachtwagens aan de voorzijde worden gelost en het terrein vervolgens verlaten is er geen overschrijding van de geluidsnormen. Bovendien zijn er in plaats van maatwerkvoorschriften technische maatregelen mogelijk.
5.2.
Het college heeft beleidsruimte bij het nemen van de beslissing om maatwerkvoorschriften te stellen en dient daarbij een belangenafweging te maken. Indien wordt besloten tot het stellen daarvan, heeft het college beoordelingsruimte bij de vaststelling van wat nodig is ter bescherming van het milieu. [5]
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college de maatwerkvoorschriften in redelijkheid heeft kunnen opleggen. Dat het lossen van vrachtwagens aan de voorzijde mogelijk zou zijn, zoals eiser stelt, is door de derde-partij onderbouwd weersproken. Dit zou feitelijk onmogelijk zijn doordat vrachtwagens niet door het gebouw kunnen en de certificering van het bedrijf dat niet mogelijk maakt. Eiser heeft hier niets tegenover gesteld.
Dat er volgens eiser alternatieve technische maatregelen mogelijk zijn, valt buiten de omvang van het geding, omdat hier alleen de maatwerkvoorschriften voorliggen zoals die zijn opgelegd (zoals hiervoor al overwogen in r.o. 4). De beroepsgrond slaagt niet.
Legitimiteit inrichting en uitbreidingen
6.1.
Eiser stelt dat de derde-partij moedwillig heeft verzuimd voor de bedrijfsuitbreiding (toegenomen transportbewegingen) de noodzakelijke en verplichte vergunningen aan te vragen. Daardoor is het toestaan van vier enkelvoudige transportbewegingen via de oprit niet legitiem. Het college had niet van de feitelijke, maar van de vergunde situatie uit moeten gaan.
6.2.
De vraag die hier voorligt is of het college in redelijkheid een maatwerkvoorschrift heeft kunnen opleggen dat maximaal vier enkelvoudige transportbewegingen via de oprit toestaat.
In het bestreden besluit is onderbouwd dat de derde-partij bij zijn melding in 2015 heeft aangegeven dat niet meer dan 4 enkelvoudige transportbewegingen tussen 19.00-07.00 uur plaatsvinden en dat uit berekeningen volgt dat deze aantallen akoestisch aanvaardbaar zijn.
Wat eiser aanvoert maakt niet dat het college niet van deze vier transportbewegingen mocht uitgaan. Als eiser meent dat sprake is van activiteiten die ten onrechte niet vergund zijn, dan kan hij bij het bevoegd gezag een verzoek om handhaving indienen. [6] De beroepsgrond slaagt niet.
Voldoen aan binnenwaarde onvoldoende onderbouwd?
7.1.
Eiser stelt dat de onderbouwing dat bij zijn woning aan de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt voldaan enkel is gebaseerd op aannames en veronderstellingen en niet op metingen. Er blijft aantoonbaar sprake van overschrijding van de maximale geluidsniveaus, waarbij de geluidsnorm binnen worden overschreden. Van eiser kan niet worden verlangd om met zijn ramen en deuren dicht te slapen. Zijn nachtrust wordt verstoord.
7.2.
Het college heeft aan de onderbouwing dat wordt voldaan aan de binnenwaarde van 35 dB(A) een advies ten grondslag gelegd van een geluidsdeskundige van de Omgevingsdienst Rivierenland. Dit advies is gebaseerd op ervaringsgegevens en modelberekeningen. Het college kan afwijkende geluidsnormen vaststellen, onder de voorwaarde dat binnen geluidsgevoelige ruimten of verblijfsruimten van gevoelige gebouwen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, de etmaalwaarde van 35 dB(A) wordt gewaarborgd. [7]
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat geen metingen hebben plaatsgevonden niet dat het college het advies niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan zijn besluit. Hiervoor kunnen ook berekeningen volstaan. [8] Hier heeft het college in het bestreden besluit aan de hand van advies en berekeningen van de Omgevingsdienst onderbouwd dat ruimschoots wordt voldaan aan de binnenwaarde. Dat de maximale geluidsniveaus aantoonbaar worden overschreden, betekent nog niet dat ook de binnenwaarde wordt overschreden, omdat dit twee verschillende waarden zijn. Dat van eiser niet kan worden verlangd om met ramen en deuren dicht te slapen, betekent ook niet dat het binnenwaarde onjuist is berekend, omdat het geluidniveau in een woning wordt bepaald met gesloten ramen, buitendeuren en ventilatievoorzieningen. [9] Daaraan wordt in dit geval voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.

II. Wijziging bestreden besluit 14 april 2021

8.1.
Eiser kan zich niet vinden in de vervanging van de teller voor een videoregistratiesysteem. De kans van het falen van een videosysteem is groter dan van een teller. Als dat gebeurt, is er geen bewijsvoering meer voor handen van overtredingen. Eiser ziet liever een videosysteem naast een teller.
8.2.
Het college heeft de teller vervangen door een videosysteem op verzoek van de derde-partij. Volgens het college is dit aanvaardbaar, omdat het doel van het registreren is om bij te kunnen houden hoeveel enkelvoudige transportbewegingen in de avond- en nachtperiode op het terrein plaatsvinden. Dit doel wordt ook bereikt door een videoregistratie. Bijkomend voordeel is dat te zien is wat voor vervoersmiddel het terrein op rijdt. Voor wat betreft handhaafbaarheid geeft een videosysteem niet automatisch een registratie af, maar is dit voldoende om het doel van de maatwerkvoorschriften (voorkomen hinder) te bereiken. Als er hinder optreedt kan het college vragen naar videobeelden om op die wijze te controleren of niet meer dan vier enkelvoudige transportbewegingen in de avond- en nachtperiode hebben plaatsgevonden.
8.3.
Het college heeft beleidsruimte bij het nemen van de beslissing om maatwerkvoorschriften te stellen en dient daarbij een belangenafweging te maken. Indien wordt besloten tot het stellen daarvan, heeft het college beoordelingsruimte bij de vaststelling van wat nodig is ter bescherming van het milieu. [10]
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele (niet onderbouwde) kans dat een videosysteem eerder faalt dan een teller onvoldoende om te oordelen dat het college het videosysteem niet in redelijkheid als maatwerkvoorschrift heeft kunnen vaststellen. Het argument dat er bij falen geen bewijsvoering voor overtredingen meer voor handen is, maakt dat niet anders, want eventuele overtredingen moeten door het college zelf worden vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.

III. Wijziging bestreden besluit 14 februari 2022

9.1.
Eiser is het niet eens met aanpassing van de voetnoot in het bestreden besluit, omdat hierdoor het remmende effect is teniet gedaan. Verder kan hij zich er niet in vinden dat het nu ook bestelbusjes wordt toegestaan om verkeersbewegingen via de oprit te maken in geval van vorstbestrijding. Dit heeft in alle afgelopen jaren nooit plaatsgevonden en de eigenaar woont zelf op het perceel.
9.2.
De wijziging ziet er als volgt uit:
Oorspronkelijke voetnoot
Een enkelvoudige transportbeweging is bijvoorbeeld een vrachtwagen die van de inrit naar het achterterrein rijdt. Als een vrachtwagen vanaf de inrit naar het achterterrein rijdt en vervolgens weer het terrein via de inrit gaat verlaten, is sprake van een tweevoudige transportbeweging.
Gewijzigde voetnoot
Een enkelvoudige transportbeweging is bijvoorbeeld de aankomst- of het vertrek van een vrachtwagen (of bestelbusje). Als een vrachtwagen vanaf de inrit naar het achterterrein rijdt en vervolgens weer het terrein via de inrit gaat verlaten, is sprake van twee enkelvoudige transportbewegingen.
9.3.
De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat het gebruik door de wijziging van de voetnoot is verruimd. Het maximum was en blijft namelijk vier enkelvoudige transportbewegingen. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, is voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. Dat betekent dat ook het betaalde griffierecht niet wordt vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, mr. A.L.M. Steinebach-de Wit en mr. S.E.M. Lichtenberg, rechters, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 13 februari 2023
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 2.20, tweede lid en zesde lid, van het Activiteitenbesluit.
3.Op grond van artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit.
4.Zie bijvoorbeeld AbRvS 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1308.
5.Zie bijvoorbeeld AbRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:406.
7.Artikel 2.20, tweede lid, van het Activiteitenbesluit.
10.Zie bijvoorbeeld AbRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:406.