ECLI:NL:RBGEL:2023:5973

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/416147 / HZ ZA 23-72
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoedingsvordering wegens gebrek aan belang en niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.B. Bouman, en gedaagde, de besloten vennootschap ECOTRANS LOGISTICS B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Mulder. Eiseres vorderde schadevergoeding op grond van artikel 6:170 BW, omdat zij schade zou hebben geleden door onzorgvuldig handelen van de chauffeur van Ecotrans tijdens de bezorging van een bigbox. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in privé recht heeft op de vordering, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij namens de gemeenschap procedeert. Bovendien is er geen bewijs geleverd dat de schade daadwerkelijk heeft geleid tot een lagere verkoopprijs van de woning die eiseres samen met haar partner heeft verkocht. De rechtbank concludeert dat er geen rechtens te respecteren belang bestaat bij de toewijzing van de vorderingen, en wijst deze af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 5.203,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/416147 / HZ ZA 23-72
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A.H.B. Bouman te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOTRANS LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Vorden, gemeente Bronckhorst,
gedaagde,
advocaat mr. J. Mulder te Hoogeveen.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en gedaagde wordt hierna aangeduid als “Ecotrans”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 mei 2023,
  • de akte na tussenvonnis van 6 september 2023 van [eiseres] ,
  • het bericht van 21 september 2023 met producties 1 t/m 6 van Ecotrans,
  • de akte van eiswijziging van 24 september 2023 van [eiseres] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2023,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is in 2020 samen met haar partner, de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), eigenaar geworden van de woning met bijgebouwen aan de [adres+plaats] (hierna: de woning). Eén van de bijgebouwen is een paardenstal (hierna: de paardenstal).
2.2.
Ecotrans is een tansportbedrijf.
2.3.
Op 14 september 2020 heeft [eiseres] een online bestelling voor een zogenoemde “bigbox” van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) geplaatst op de website van [bedrijf 2] Een bigbox is vergelijkbaar met een soort mini-silo en is gevuld met paardenbrokken (hierna: de bigbox).
2.4.
Naar aanleiding van deze online bestelling is er op 24 september 2020 een bigbox afgeleverd onder de carport van [eiseres] . Omdat het de bedoeling was dat de bigbox in de paardenstal zou worden geplaatst, heeft [eiseres] met [bedrijf 1] afgesproken dat er op 29 september 2020 een nieuwe bigbox zou worden bezorgd en dat de reeds bezorgde bigbox weer zou worden opgehaald.
2.5.
Op 28 september 2020, een dag eerder dan afgesproken, heeft Ecotrans de nieuwe bigbox afgeleverd in de paardenstal. Vast staat dat de chauffeur van Ecotrans bij deze gelegenheid de rubberen vloer van de paardenstal heeft beschadigd.
2.6.
Bij e-mailbericht van 29 september 2020 heeft [betrokkene 1] aan [bedrijf 1] laten weten dat er verschillende schades zijn ontstaan tijdens de bezorging van de tweede bigbox waarbij hij foto’s van de gestelde schades als bijlage heeft meegezonden (productie 6 van [eiseres] ).
2.7.
In de periode daarna hebben de verzekeraar van Ecotrans, TVM verzekeringen N.V., en [eiseres] gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid voor en de hoogte van de diverse door [eiseres] gestelde schades die als gevolg van de bezorging door de chauffeur van Ecotrans zouden zijn ontstaan. [eiseres] heeft in dat verband verschillende offertes aan TVM verstrekt en diverse deskundigen hebben zich uitgelaten over de hoogte van de schade aan de rubberen vloer van de paardenstal.
2.8.
Op 2 juni 2023 hebben [eiseres] en [betrokkene 1] de woning voor een koopsom van € 960.000 overgedragen aan een derde.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert -na eiswijziging- dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk volledig uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Ecotrans jegens haar op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door haar geleden schade,
II. Ecotrans veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 56.228,70 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, althans vanaf 27 februari 2023 tot en met de dag der algehele voldoening,
III. Econtrans veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten en de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag het vonnis.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden vanwege beschadigingen aan de bestrating, de vloer van de paardenstal en de tegels onder de carport als gevolg van onzorgvuldig handelen door de chauffeur van Ecotrans ten tijde van de bezorging van de tweede bigbox. Volgens haar is Ecotrans op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk voor deze schade.
3.3.
Ecotrans voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen dan wel haar deze te ontzeggen, althans te matigen, met veroordeling van [eiseres] voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten alsmede de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De dagvaarding is aanhangig gemaakt door enkel [eiseres] . Ter zitting heeft [eiseres] desgevraagd verklaard dat zij samen met haar partner [betrokkene 1] eigenaar was van de woning en ieder tot de helft daartoe gerechtigd was. Op de vervolgvraag van de rechtbank, namelijk waarom de heer [betrokkene 1] niet tevens als eisende partij optreedt in deze procedure, heeft [eiseres] geantwoord dat [betrokkene 1] niet in staat was om de procedure samen met haar te voeren. Om die reden zou ervoor zijn gekozen om zonder [betrokkene 1] als eisende partij op te treden, maar -zo stelt [eiseres] ter zitting- zij zou wel mede namens [betrokkene 1] optreden.
4.2.
De rechtbank merkt op dat een deelgenoot op grond van artikel 3:171 BW in beginsel bevoegd is om rechtsvorderingen in te stellen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Vereist is dan wel dat de procederende deelgenoot die een uitspraak voor de gemeenschap wil uitlokken kenbaar moet maken dat hij of zij in die hoedanigheid voor de gezamenlijke, zo veel mogelijk met name genoemde deelgenoten optreedt. (Zie: HR 5 maart 1999, ECLI:NL:1999:ZC2868 en HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7043).
4.3.
Uit niets is gebleken dat [eiseres] haar vorderingen (mede) namens [betrokkene 1] heeft ingesteld. In de door [eiseres] genomen processtukken is niet kenbaar gemaakt dat [eiseres] procedeert ten behoeve van de gemeenschap tussen haar en [betrokkene 1] met betrekking tot de woning. Ook heeft [eiseres] geen machtiging overgelegd waaruit zou blijken dat zij mede namens [betrokkene 1] procedeert. Reeds om die reden acht de rechtbank de vordering strekkende tot betaling van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding niet toewijsbaar. Aan toewijzing staat namelijk in de weg dat deze vordering, voor zover deze vordering al gegrond zou zijn, haar niet in privé toekomt.
4.4.
Daarbij komt dat ook als de vorderingen namens [eiseres] en [betrokkene 1] samen zouden zijn ingesteld, er geen rechtens te respecteren belang bestaat bij toewijzing daarvan. Voor dit oordeel is van belang dat de rechtbank niet meegaat in de door [eiseres] bepleite abstracte manier van schadeberekening die bij zaaksbeschadiging als uitgangspunt wordt gehanteerd. Deze manier van schadeberekening gaat er in principe van uit dat een eigenaar, onafhankelijk van de vraag of herstel plaatsvindt, schade lijdt in zijn of haar vermogen gelijk aan de waardevermindering van de zaak. De omvang van de schade wordt vervolgens vastgesteld door middel van een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest als het schadeveroorzakende feit niet zou hebben plaatsgevonden. Als die vergelijking ertoe leidt dat de nieuwe toestand voor de partij die schadevergoeding verlangt geen achteruitgang inhoudt ten opzichte van de oude, en die partij er geen rechtens te respecteren belang bij heeft dat de oude toestand wordt hersteld, kan de rechter zonder enige rechtsregel te schenden tot het oordeel komen dat er geen vermogensschade is geleden en op die grond de vordering tot vergoeding van de kosten in de oude toestand afwijzen (zie: HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9830). Naar het oordeel van de rechtbank is van de hiervoor beschreven uitzonderingssituatie in deze zaak sprake.
4.5.
[eiseres] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij en [betrokkene 1] de woning destijds voor een bedrag van € 630.000,00 of € 675.000,00 hebben aangekocht en enkele maanden na het uitbrengen van de dagvaarding voor een bedrag van € 960.000,00 hebben overgedragen aan een derde. Gesteld noch gebleken is dat de gestelde beschadigingen hebben geleid tot een lagere verkoopprijs van de woning. [eiseres] heeft -kort gezegd- verklaard dat de gestelde schade wel degelijk een waarde drukkend effect had en dat zij en [betrokkene 1] in feite genoegen moesten nemen met een lagere verkoopprijs, omdat bij de hogere biedingen wel degelijk herstel van beschadigingen zou zijn bedongen. Zo zou er ook onder die voorwaarde een bod van 1,1 miljoen euro op de woning zijn uitgebracht waarop zij niet zijn ingegaan. Nog afgezien van het feit dat [eiseres] die schade niet heeft gevorderd en ook niet met stukken heeft onderbouwd, valt niet in te zien waarom [eiseres] en [betrokkene 1] een bod van 1,1 miljoen euro op de woning zouden afslaan om de reden dat die koper de gestelde schade van € 56.228,70 niet wilde accepteren.
4.6.
Daarbij heeft [eiseres] verklaard dat zij de vermeende beschadigingen niet heeft hersteld of laten herstellen. Omwille van de veiligheid van de paarden en van haarzelf stelt [eiseres] dat er slechts een tijdelijke maatregel zou zijn genomen door enkele losse rubberen tegels op de stalvloer te plaatsen. Deze schadepost heeft [eiseres] echter niet gevorderd, terwijl de post ook niet is onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat [eiseres] en [betrokkene 1] de woning hebben overgedragen zonder dat enig herstel heeft plaatsgevonden.
4.7.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat [eiseres] en [betrokkene 1] door toedoen van Ecotrans vermogensschade hebben geleden. Ook om die reden zijn de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ecotrans worden begroot op:
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00(2 punten × tarief € 1.183,00)
Totaal € 5.203,00
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Ecotrans tot op heden begroot op € 5.203,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.
GW/KH