ECLI:NL:RBGEL:2023:585

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
C/05/410272 / HA ZA 22-470
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen op basis van artikel 843a Rv wegens onvoldoende onderbouwing en bewijsvoering

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gewezen op 8 februari 2023, is de vordering van [eiser in vrijw./eiser in inc.] afgewezen. De eiser had verzocht om inzage in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv, maar de rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de cumulatieve vereisten van dit artikel. De rechtbank stelde vast dat de eiser onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld om zijn rechtmatig belang bij de gevraagde stukken aan te tonen. Bovendien ontbrak het aan een concrete onderbouwing van de stellingen van de eiser, die stelde dat de gedaagde subsidies onrechtmatig had aangewend. De rechtbank merkte op dat de eiser niet per documentgroep had aangegeven waarin zijn belang bij de verstrekking van de verlangde bescheiden lag. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eiser in het incident niet konden worden toegewezen en dat de proceskosten voor rekening van de eiser kwamen. De zaak zal verder worden behandeld in de vrijwaringszaak, waarbij partijen worden opgeroepen voor een zitting om hun stellingen nader te onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/410272 / HA ZA 22-470
Vonnis in incident van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser in vrijw./eiser in inc.],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de vrijwaringszaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. R.J. Sark te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in vrijw./verw. in inc.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de vrijwaringzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A. Visser te Wierden.
Partijen zullen hierna [eiser in vrijw./eiser in inc.] en [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de vrijwaringsdagvaarding tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
In 2012 hebben [eiser in vrijw./eiser in inc.] , de heer [naam 1] (hierna: ‘
[naam 1]’) en de heer [naam 2] (hierna: ‘
[naam 2]’) afspraken gemaakt over een samenwerking voor de ontwikkeling van de zogenoemde Multitooltrac: een deels elektrisch aangedreven tractor (hierna: het ‘
project’).
2.2.
[eiser in vrijw./eiser in inc.] , [naam 1] en [naam 2] hebben voor het project op 13 mei 2014 een gezamenlijke onderneming opgericht: [gezamenlijke onderneming] (hierna: ‘
[gezamenlijke onderneming]’). In 2015 heeft [naam 2] zich teruggetrokken uit de samenwerking en heeft hij de aandelen in [gezamenlijke onderneming] verkocht aan [naam bedrijf 1] voor € 16.044,42.
2.3.
Om alvast subsidies te kunnen verwerven, hebben [eiser in vrijw./eiser in inc.] , [naam 1] en [naam 2] voorafgaand aan de oprichting van [gezamenlijke onderneming] samengewerkt op basis van samenwerkingsovereenkomsten die zijn gesloten op 6 november 2012 en 8 mei 2013.
2.4.
Voor het project zijn vanaf 2012 subsidies aangevraagd:
  • bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: de ‘
  • bij Interreg Europe (hierna: de ‘
  • via de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (hierna: de ‘
2.5.
De EFRO-subsidie werd verstrekt aan vennootschappen van [eiser in vrijw./eiser in inc.] , [naam 1] en [naam 2] , waarbij [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] als penvoerder fungeerde. Van december 2012 tot en met december 2015 konden kosten worden gedeclareerd onder de EFRO-subsidie. De E&P-subsidie werd eind 2017 verstrekt aan [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] , die tevens de aanvrager was. Ook de WBSO-subsidie is toegekend aan [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] , die er van 2013 tot en met 2018 gebruik van heeft gemaakt.

3.Het geschil in de vrijwaringszaak

3.1.
Bij deze rechtbank is een procedure aanhangig tussen [naam bedrijf 1] en [gezamenlijke onderneming] als eisers (hierna: ‘
[eisers]’) en [eiser in vrijw./eiser in inc.] als gedaagde. [1] In die procedure (hierna: de ‘
hoofdzaak’) heeft de rechtbank op 28 september 2022 een vonnis in incident gewezen, waarin de rechtbank [eiser in vrijw./eiser in inc.] heeft toegestaan om [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] in vrijwaring op te roepen. [2]
3.2.
In de vrijwaringszaak vordert [eiser in vrijw./eiser in inc.] – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] zal veroordelen om aan [eiser in vrijw./eiser in inc.] te voldoen al hetgeen waartoe [eiser in vrijw./eiser in inc.] in de hoofdzaak wordt veroordeeld. Ook vordert [eiser in vrijw./eiser in inc.] dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten van de vrijwaringsprocedure, beide te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde in vrijw./verw. in inc.] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in vrijw./eiser in inc.] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in vrijw./eiser in inc.] in de kosten van de vrijwaringsprocedure.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[eiser in vrijw./eiser in inc.] vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] zal veroordelen tot het verstrekken aan [eiser in vrijw./eiser in inc.]
ofhet in het geding brengen van afschriften van bepaalde bescheiden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor elke dag dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] in gebreke is om aan de veroordeling te voldoen.
4.2.
[gedaagde in vrijw./verw. in inc.] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in vrijw./eiser in inc.] in de kosten van het incident.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in het incident
Waarom wil [eiser in vrijw./eiser in inc.] dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] bepaalde bescheiden overlegt?
5.1.
[eiser in vrijw./eiser in inc.] voert in de vrijwaringszaak aan dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst(en) en/of dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] jegens [eiser in vrijw./eiser in inc.] onrechtmatig heeft gehandeld.
5.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen in de vrijwaringszaak stelt [eiser in vrijw./eiser in inc.] dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] de subsidies voor andere doeleinden heeft aangewend dan waarvoor zij waren verstrekt. Volgens [eiser in vrijw./eiser in inc.] was het onrechtmatig aanwenden van subsidies een belangrijke reden voor hem om het vertrouwen in [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] te verliezen, waarna hij de samenwerking in het kader van het project heeft beëindigd. Dat laatste is voor [eisers] de aanleiding geweest om [eiser in vrijw./eiser in inc.] aan te spreken in de hoofdzaak.
5.3.
Omdat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] volgens [eiser in vrijw./eiser in inc.] heeft geweigerd om informatie te verstrekken over de aanwending van de subsidies, vordert [eiser in vrijw./eiser in inc.] in het incident dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] de volgende bescheiden overlegt, voor zover die betrekking hebben op de periode van december 2012 tot en met 27 juni 2019:
1. alle mandagstaten en specificaties van de verrichte werkzaamheden van het door [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] in het kader van het project ingeschakelde personeel, waaronder in ieder geval:
a. [naam 3] ;
b. [naam 4] ;
c. [naam 5] ;
d. [naam 6] ;
e. [naam 7] ;
f. [naam 8] ;
g. [naam 9] ;
h. [naam 10] ;
i. [naam 11] ;
j. [naam 12] ;
k. [naam 13] ;
l. [naam 14] ;
m. [naam 15] ;
n. [naam 16] ;
o. [naam 17] ;
p. [naam 18] ;
q. [naam 19] ;
r. [naam 20] ;
s. [naam 21] .
2. de inkoopnota’s betreffende materiaal en onderdelen ten behoeve van het project, inclusief betaalbewijzen;
3. de doorbelastingsgrondslag en kostencomponenten die betrekking hebben op [naam 22] , [naam 23] en [naam 24] ;
4. een overzicht van het werk dat voor [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] is verdrongen door de werkzaamheden aan het project, inclusief bijbehorende offertes en afmeldingen door [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] aan betreffende (potentiële) klanten;
5. alle correspondentie en stukken met betrekking tot de toekenning van de WBSO-regeling, alsmede de specificaties en onderliggende bescheiden met betrekking tot alle door [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] ontvangen bedragen uit hoofde van de WBSO-regeling en de volledige salarisadministratie over die periode met betrekking tot het personeel van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] ,
6. de toekenning van beide EFRO-subsidies alsmede een overzicht van de ontvangen gelden, met onderverdeling naar de in het project werkzame partners en de bewijzen van doorbetaling aan die partners;
7. een bankafschrift c.q. betaalbewijs waaruit blijkt dat voor de overname van de aandelen van [naam 2] in [gezamenlijke onderneming] BV. in 2015 daadwerkelijk € 16.000,00 aan [naam 2] is betaald.
Wat is het toetsingskader voor een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv?
5.4.
Bij de beoordeling van de incidentele vordering stelt de rechtbank voorop dat een vordering op grond van artikel 843a Rv slechts kan worden toegewezen indien voldaan is aan de in het eerste lid van dat artikel genoemde cumulatieve voorwaarden, te weten:
de eiser moet een rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel;
de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden; en
de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser (of zijn rechtsvoorganger) partij is.
Bovendien is vereist dat degene van wie de bescheiden worden gevraagd, deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.5.
Ten aanzien van de eerste voorwaarde, het hebben van een rechtmatig belang, geldt dat een partij een direct en concreet belang moet hebben bij de gevraagde stukken. Het ligt op de weg van de partij die afschrift verlangt om voor elk van de gevorderde bescheiden voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt. Ook zullen voldoende feiten en omstandigheden moeten worden gesteld waaruit blijkt dat de bescheiden relevant zijn voor de rechtspositie van degene die om inzage verzoekt.
5.6.
De tweede voorwaarde houdt in dat voor toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv is vereist dat het verzoek betrekking heeft op bepaalde, met name genoemde bescheiden.
5.7.
Ten slotte moet het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden moeten stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat de onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat de bovengenoemde vereisten in beginsel worden getoetst bij elk van de bescheiden die door [eiser in vrijw./eiser in inc.] worden opgevraagd. Een dergelijke methode waarborgt dat een verzoeker voldoende concreet moet aangeven om welke bescheiden het hem te doen is én dat getoetst kan worden of de verzoeker het vereiste rechtmatige belang heeft bij inzage in die bescheiden. Gelet op het voorgaande ligt het dus op de weg van [eiser in vrijw./eiser in inc.] om voor elk van de gevraagde bescheiden voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit naar normale ervaringsregels de mogelijkheid van aansprakelijkheid kan worden afgeleid.
Is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv?
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat voor geen van de genoemde bescheiden is voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten. [eiser in vrijw./eiser in inc.] heeft weliswaar in algemene zin gesteld dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] subsidies heeft aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor de subsidies waren toegekend, maar hij heeft nagelaten om voor de gevraagde documenten gemotiveerd te stellen dat en in hoeverre is voldaan aan de vereisten van artikel 843 Rv zoals die hiervoor in randnummer 5.4 zijn opgesomd.
5.10.
De stellingen die [eiser in vrijw./eiser in inc.] wel heeft ingenomen zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende met reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwd, terwijl [eiser in vrijw./eiser in inc.] het in de dagvaarding wel doet voorkomen dat hij over die bewijsmiddelen de beschikking zou hebben. De stukken die [eiser in vrijw./eiser in inc.] heeft ingebracht ter onderbouwing van zijn stellingen hebben alleen betrekking op de besteding van de E&P-subsidie. [eiser in vrijw./eiser in inc.] heeft in dat verband een overzicht van de bestedingen van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] per 31 december 2018 ingebracht en een e-mail van de broer van [eiser in vrijw./eiser in inc.] met kritiek op dat overzicht. In de dagvaarding heeft [eiser in vrijw./eiser in inc.] gesteld dat uit die stukken blijkt dat de E&P-subsidie die aan [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] was verstrekt al bijna was opgebruikt. [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] heeft in haar conclusie van antwoord in het incident uitgebreid uitgelegd dat de E&P-subsidie ten tijde van het opstellen van het overzicht nog helemaal niet bijna op was en uit het overzicht blijkt ook dat nog aanzienlijke bedragen konden worden gedeclareerd (in totaal nog een bedrag van € 377.297,00 na de periode waarop het overzicht betrekking had).
5.11.
Behalve het hiervoor omschreven overzicht en de e-mail daarover (waarvan de inhoud overigens ook gemotiveerd door [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] is weersproken), heeft [eiser in vrijw./eiser in inc.] geen relevante andere stukken ingebracht, terwijl hij stelt dat hij op basis van de informatie die hem wél ter beschikking staat de conclusie heeft getrokken dat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] de subsidies op onrechtmatige wijze zou hebben aangewend. Zo stelt [eiser in vrijw./eiser in inc.] dat hij de door hem gevraagde urenstaten van de medewerkers van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] en de overzichten van de kosten die [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] zou hebben gemaakt eenvoudig kan controleren, omdat hij als projectleider dagelijks op de werkvloer aanwezig was en daarom vrij precies weet wie wanneer aan het project hebben gewerkt. De rechtbank stelt echter op basis van de overgelegde stukken vast dat [eiser in vrijw./eiser in inc.] dergelijke informatie (zoals een door hem opgesteld overzicht van werkzaamheden van de medewerkers van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] ) niet in de procedure heeft ingebracht, terwijl in het kader van de vereisten van artikel 843a Rv van hem mag worden verlangd dat hij zijn stellingen onderbouwt met reeds voorhanden bewijsmateriaal. [3]
5.12.
De rechtbank merkt ook op dat [eiser in vrijw./eiser in inc.] niet per opgesomde documentengroep (en niet bij de individuele onderdelen van documentgroepen) heeft aangegeven waarin zijn belang bij verstrekking van de verlangde bescheiden is gelegen. Weliswaar kan in het kader van de behandeling van de vrijwaringszaak nog aan de orde komen of en in hoeverre afgifte van afschriften van dan wel inzage in (bepaalde) stukken noodzakelijk is (de rechtbank verwijst in dat verband naar het bepaalde in artikel 22 Rv), maar de rechtbank kan nu niet beoordelen of bij de gevraagde bescheiden sprake is van een voldoende rechtmatig belang of dat die relevant zijn voor de rechtspositie van [eiser in vrijw./eiser in inc.] .
5.13.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor geen van de gevraagde bescheiden is voldaan de cumulatieve vereisten van artikel 843a Rv. De incidentele vordering van [eiser in vrijw./eiser in inc.] zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
Omdat [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] geen afzonderlijk conclusie van antwoord in incident heeft genomen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident ex artikel 843a Rv
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser in vrijw./eiser in inc.] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in vrijw./verw. in inc.] tot dit vonnis vastgesteld op nihil,
in de vrijwaringszaak
6.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.4.
bepaalt dat partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en op grond van de wet of op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is de partij te vertegenwoordigen,
6.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 februari 2023 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met oktober 2023, waarna dag en uur van mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
6.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
6.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
6.8.
is voornemens deze zaak gelijktijdig met de procedure in de hoofdzaak te behandelen,
6.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.

Voetnoten

1.Zaaknummer: C/05/407235 / HA ZA 22-347
2.Rb. Gelderland 28 september 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:5522.
3.HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251, rov. 3.1.3.