In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 28 september 2022, gaat het om een vrijwaringsincident dat is ontstaan na een hoger beroep. De eiseressen, twee besloten vennootschappen, hebben de gedaagde, een andere besloten vennootschap, aangeklaagd wegens vermeende contractuele tekortkomingen en onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 2 december 2020 geoordeeld dat de bindend adviesregeling tussen partijen van kracht is, waardoor de eiseressen niet-ontvankelijk werden verklaard. Dit vonnis werd echter door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 vernietigd, en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de feiten en de procedure samengevat. De eiseressen stellen dat de gedaagde in verzuim is met betrekking tot zijn verplichtingen uit een overeenkomst die op 27 december 2017 is gesloten. De gedaagde heeft in zijn incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en dat hij de vennootschap van eiseres 1 in vrijwaring mag oproepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om de gedaagde in zijn verzoek te steunen, en heeft toegestaan dat de vennootschap van eiseres 1 door de gedaagde wordt gedagvaard.
De rechtbank heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden en bepaald dat de zaak op 26 oktober 2022 weer op de rol komt voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. W. van der Boon.