ECLI:NL:RBGEL:2023:5491

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
05.075231.95.tbs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en afweging van re-integratie mogelijkheden na wijziging verblijfsstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een terbeschikkingstelling (TBS) procedure. De rechtbank behandelt de verlenging van de TBS van een betrokkene, die eerder als illegale vreemdeling werd beschouwd, maar wiens verblijfsvergunning inmiddels is hersteld. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en stelt dat er een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tussen de hervatting van de re-integratie van de betrokkene en de noodzaak van dwangverpleging. De rechtbank heeft de betrokkene, zijn raadsman, en verschillende deskundigen gehoord tijdens de zitting op 22 september 2023. De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de TBS met één jaar gehandhaafd, terwijl de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank concludeert dat, gezien de onzekerheid over de gezondheidssituatie van de betrokkene en het gebrek aan recente ervaring met zelfstandig functioneren, het nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank verlengt de TBS met één jaar, maar dringt aan op een spoedige hervatting van de re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/075231-95
Datum uitspraak: 6 oktober 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats] ,
raadsman: mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.

1.Procedure

1.1
De rechtbank verwijst naar haar tussenbeslissing van 30 juni 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:3651). Daarin achtte de rechtbank heropening van het onderzoek noodzakelijk, met twee doelen:
het verkrijgen van nadere informatie over de besluitvorming van de staatssecretaris met betrekking tot de verblijfsstatus van betrokkene na het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens;
het doen opmaken van een maatregelrapport waarbij de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging worden onderzocht, zowel voor de situatie dat betrokkene inmiddels een verblijfsvergunning heeft als voor de situatie dat hij die niet heeft.
1.2
Daarna is de behandeling voortgezet ter zitting van 22 september 2023, alwaar zijn gehoord:
- betrokkene;
- zijn raadsman;
- de deskundige [deskundige 1] , psycholoog/assistent hoofdbehandelaar;
- de deskundige [deskundige 2] , gz-psycholoog/hoofdbehandelaar;
- de deskundige [deskundige 3] , reclasseringsmedewerker;
- de officier van justitie, mr. A.C. Waterman.
1.3
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • het adviesrapport van de kliniek van 23 maart 2023, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met een jaar;
  • het aanvullend advies van de kliniek van 7 juni 2023;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen;
  • het verslag van de zorgconferentie van 19 januari 2023;
  • de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 30 mei 2023 inzake [betrokkene] v. [land] , 8757/20;
  • de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1483;
en de nieuwe stukken na de tussenbeslissing:
  • de beschikking van 11 augustus 2023 van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;
  • het reclasseringsadvies van 18 september 2023;
  • het aanvullend advies van de kliniek van 20 september 2023.

2.De standpunten

2.1
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar gehandhaafd, nu aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan.
2.2
De raadsman van betrokkene heeft gepleit voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in combinatie met een verlenging van de terbeschikkingstelling van 2 jaar. Subsidiair, indien een voorwaardelijke beëindiging prematuur wordt geacht, heeft de raadsman gepleit voor beperking van de verlenging tot één jaar.

3.De beoordeling

3.1
Na de vorige zitting heeft de staatssecretaris op 11 augustus 2023 besloten om, met gegrondverklaring van het destijds ingediende bezwaar, het initiële besluit van 13 april 2018, waarbij betrokkene’s verblijfsvergunning werd ingetrokken en hem een inreisverbod werd opgelegd, in te trekken. Ook het opgelegde terugkeerverbod is opgeheven. Daardoor wordt betrokkene geacht met ingang van 21 mei 1990, de datum van oorspronkelijke verlening, ononderbroken in het bezit te zijn gebleven van de hem verleende verblijfsvergunning.
3.2
Dit betekent dat betrokkene nu daadwerkelijk een nieuw begin kan maken met de re-integratie, die zo onfortuinlijk is gestagneerd door de (aankondiging van de) intrekking van de verblijfsvergunning, waardoor niet langer inhoud kon worden gegeven aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, laat staan aan definitieve beëindiging van de maatregel. Zowel de kliniek als de reclassering zien hiertoe mogelijkheden en zijn al druk doende een en ander – voorlopig - te organiseren. De vraag is echter in welk juridisch kader dit moet worden gegoten.
3.3
Kliniek en reclassering benadrukken dat geen overhaaste stappen moeten worden genomen. Betrokkene heeft, na een aanvankelijke succesvolle re-integratie weer enkele jaren in een intramurale setting verbleven met amper vrijheden. Hij moet dit opnieuw leren. Na overplaatsing kan stapsgewijs worden afgebouwd in beveiligingsintensiteit. “
Wel zal patiënt, vanwege de chronische aard van de problematiek, blijvend afhankelijk zijn van begeleiding om stabiel te functioneren. De indruk bestaat dat patiënts functioneren na zijn laatste psychotische decompensatie is verslechterd en hij niet op hetzelfde niveau functioneert als hij voorheen deed, toen er gekoerst werd op een onvoorwaardelijke beëindiging in januari 2018. Betr. zal in andere setting geleidelijk kunnen toewerken naar meer vrijheden, maar het tbs-kader wordt vooralsnog noodzakelijk geacht als vangnet”(aanvullend advies kliniek van 20 september 2023). “
De reclassering stelt zich op het standpunt dat, zeker gezien de kwetsbare persoonlijkheidsstructuur van betrokkene en risico’s die hiermee samenhangen, de spreekwoordelijke weg der geleidelijkheid gevolgd dient te worden” (reclasseringsadvies 18 september 2023).
3.4
In het advies van 23 maart 2023 wordt opgemerkt dat betrokkene waarschijnlijk te kampen heeft met een vorm van ‘cognitief verval’. Dat lijkt onder meer tot uiting te komen bij de begeleide verloven tot dan, waarbij hij extra ondersteuning nodig lijkt te hebben, ook bij ogenschijnlijk overzichtelijke taken en activiteiten (advies kliniek van 23 maart 2023, p. 2). Dit is ook tijdens de eerste zitting besproken. In november zal een vervolg neurologisch onderzoek worden gedaan. Voor een succesvolle re-integratie is van belang dat betrokkene zijn antipsychotische medicatie blijft innemen én dat hij wegblijft van soft drugs om opleving van zijn psychotische kwetsbaarheid te voorkomen.
3.5
Er zijn in grote lijnen twee mogelijkheden voor het vervolg:
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Betrokkene zou dan kunnen worden geplaatst bij Trajectum, locatie Berkelland in Rekken met beveiligingsniveau 2. Deze instelling is bereid hem op te nemen;
handhaving van de verpleging, waarbij hij kan worden geplaatst bij
  • Trajectum in Hoeve Boschoord (FPK De Beuken) (met beveiligingsniveau 3), of
  • Trajectum in locatie Berkelland in Rekken.
3.6
Ook hier spelen praktische en organisatorische aspecten een rol. Enerzijds kent Hoeve Boschoord een wachtlijst van circa een jaar en anderzijds zou plaatsing in locatie Berkelland binnen enkele weken of maanden kunnen. Dat zou, in geval van TBS met verpleging, echter alleen in het kader van transmuraal verlof kunnen en daarvoor is een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS en een machtiging van de minister vereist. En dat schept onzekerheid.
3.7
Kliniek en reclassering hebben een sterke voorkeur voor handhaving van de verpleging. Daarbij speelt een rol dat in die modaliteit de kliniek voorlopig betrokken blijft bij het re-integratieproces en, zij het op enige afstand, hulp en advies kan geven. Bovendien, mochten zich onverhoopt incidenten voordoen waardoor de resocialisatie stagneert en het proces vanwege de maatschappelijke veiligheid of anderszins zou moeten worden afgebroken, dan zouden bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging de gevolgen daarvan aanzienlijk ingrijpender zijn en betrokkene weer verder terug werpen dan bij transmuraal verlof in het kader van TBS met verpleging.
3.8
Betrokkene zelf heeft ter zitting aangegeven dat voor hem voorop staat dat hij zo snel mogelijk weer een begin kan maken met de re-integratie en weer meer vrijheden krijgt. Hij ziet uit naar een plaatsing bij begeleid of beschermd wonen, waar hij voorheen ook prima functioneerde. Het wettelijke kader staat bij hem niet op de voorgrond. De raadsman heeft de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging bepleit. Na alles wat gebeurd is en de aanhoudende, thans gebleken onjuiste en onrechtmatige behandeling van betrokkene door de Nederlandse Staat, heeft hij daar recht op. De Staat dient een ereschuld aan betrokkene in te lossen. Er is geen enkele reden te twijfelen aan een succesvol verloop van de resocialisatie bij voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
3.9
De rechtbank staat hiermee voor een moeilijke keuze. Enerzijds is er alle begrip voor de wens van de verdediging om nu vaart te maken met de re-integratie, na alles wat er gebeurd is. De rechtbank gunt het betrokkene dat hij nu ook daadwerkelijk belangrijke stappen kan zetten op weg naar, uiteindelijk, zo mogelijk, een RIBW-voorziening.
Anderzijds kan de rechtbank niet de ogen sluiten voor het gegeven dat betrokkene sinds begin 2019 weer in een gesloten setting verblijft waar hij slechts beperkte begeleide verloven had om boodschappen te doen, en ook dat sindsdien wellicht een verslechtering van de cognitieve vermogens heeft plaatsgevonden waarover de kliniek zich zorgen maakt.
3.1
Alle omstandigheden en argumenten afwegend, komt de rechtbank tot de beslissing dat het nu nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De gezondheidssituatie van betrokkene is te onzeker, er is onvoldoende recente ervaring met een enigszins zelfstandig functioneren (wat uiteindelijk wel de bedoeling is van voorwaardelijk ontslag) en de rechtbank wil geen risico’s nemen met betrekking tot een mogelijk ‘afbreukrisico’, mocht er onverhoopt toch iets onvoorziens gebeuren.
3.11
Dat de maatregel moet worden verlengd is evident en hierover bestaat geen discussie. Aan de wettelijke eisen is voldaan. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen verlenging van de maatregel. Er is echter alle reden die verlenging te beperken tot één jaar. Betrokkene staat nu voor een belangrijke volgende stap. Overplaatsing naar een locatie met meer vrijheden en meer mogelijkheden tot resocialisatie zal het nodige van hem vergen. De rechtbank heeft er echter vertrouwen in dat betrokkene ook dit tot een goed einde zal brengen, zoals hij zich ook de afgelopen jaren in weer en wind staande heeft gehouden en een bewonderenswaardige flexibiliteit heeft laten zien.
3.12
Het is ongebruikelijk dat de verlengingsrechter zich al te expliciet uitlaat over het resocialieringstraject, laat staan over bevoegdheden van andere autoriteiten daarin, maar de rechtbank hoopt ten zeerste dat betrokkene zo spoedig mogelijk de benodigde verlofmachtiging krijgt om het beoogde traject vorm te geven. Gezien de hele voorgeschiedenis, die volgens de niet onbegrijpelijke stellingname van de advocaat een “ereschuld” van de overheid met zich brengt, kan de rechtbank zich voorstellen, en dringt er zelfs op aan, dat zoveel mogelijk getracht wordt betrokkene bij wijze van uitzondering een voorrangspositie te geven op eventuele wachtlijsten. Betrokkene heeft nu wel lang genoeg gewacht op hervatting van zijn re-integratie. Om die reden wil de rechtbank medio volgend jaar weer zien wat de stand van zaken is. De kliniek dan wel het openbaar ministerie worden verzocht bij de volgende verlenging weer een maatregelrapport te laten opmaken voor een mogelijke beëindiging van de verpleging onder voorwaarden.
3.13
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom, overeenkomstig de vordering en de adviezen, met één jaar verlengen.
De beslissing
De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met één jaar;
- wijst af het verzoek om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, voorzitter, mr. M.E. Snijders en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2023.