ECLI:NL:RBGEL:2023:5037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
423056
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nooddeur en erfafscheiding tussen buren met betrekking tot eigendomsrechten en gebruik van percelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 5 september 2023, hebben de eisers, Cirkel c.s., een kort geding aangespannen tegen de gezamenlijke gedaagden. Het geschil betreft een nooddeur die uitkomt op het perceel van de buren, wat volgens de gedaagden in strijd is met artikel 5:50 BW, dat het uitzicht op het naburige erf verbiedt zonder toestemming van de eigenaar. Cirkel c.s. hebben de nooddeur geplaatst als toegang voor een kinderdagverblijf dat zij willen exploiteren, maar de gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen deze deur, die hen in hun privacy zou schaden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de nooddeur inderdaad in strijd is met artikel 5:50 BW, omdat deze uitzicht biedt op het perceel van de gedaagden. De vorderingen van Cirkel c.s. om de gedaagden te veroordelen tot het maken van een opening in het hekwerk en het aanwijzen van een noodweg zijn afgewezen. De rechter oordeelde dat Cirkel c.s. onvoldoende onderbouwd hebben dat de nooddeur noodzakelijk is voor de exploitatie van het kinderdagverblijf. In reconventie hebben de gedaagden succesvol gevorderd dat Cirkel c.s. de nooddeur moest sluiten en constructief vastzetten, wat de rechter heeft toegewezen. Cirkel c.s. zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/423056 / KG ZA 23-279 / 167 / 1496
Vonnis in kort geding van 5 september 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden handelend voor zichzelf alsmede in hun hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder firma De Wonderen Wereld V.O.F.,
beiden wonende [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie, hierna samen te noemen: Cirkel c.s.,
advocaat mr. W.J.M. van Ophuizen te Ochten,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna: [gezamenlijke gedaagden] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie, hierna samen te noemen: [gezamenlijke gedaagden]
advocaat mr. S.J. Bruins Slot te Zaltbommel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 augustus 2023,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met 2 producties,
- het e-mailbericht van 21 augustus 2023 van Cirkel c.s., met producties 14 en 15,
- de mondelinge behandeling van 22 augustus 2023,
- de pleitnota van Cirkel c.s.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Cirkel c.s. en [gezamenlijke gedaagden] zijn eigenaar van naast elkaar gelegen percelen aan de [straatnaam] en de [straatnaam] te Beesd.
2.2.
Cirkel c.s. hebben in eigendom het perceel aan de [adres] , kadastraal bekend [perceelnummers] (hierna: het perceel van Cirkel c.s.).
2.3.
[gezamenlijke gedaagden] zijn eigenaar van het perceel aan de [adres] kadastraal bekend [perceelnummers] (hierna: het perceel van [gezamenlijke gedaagden] ). Op het perceel staat een gebouw. Ook wordt het perceel gebruikt om verschillende zaken op te stallen.
2.4.
De kadastrale percelen hebben voorheen deel uitgemaakt van één groot perceel. De rechtsvoorganger van [gezamenlijke gedaagden] heeft met [gezamenlijke gedaagden] het perceel gesplitst in de thans bestaande kadastrale percelen. De ligging van deze kadastrale percelen ten opzichte van elkaar is zichtbaar op onderstaande kadastrale kaart, waarop het perceel van Cirkel c.s. in de rode en groene kleur is weergegeven.
2.5.
De vennootschap onder firma De Wonderen Wereld V.O.F., waarvan Cirkel c.s. de vennoten zijn, is voornemens een kinderdagverblijf te gaan exploiteren in het gebouw op het perceel van Cirkel c.s., waarin door hen op dit moment een gastouderbureau wordt geëxploiteerd.
2.6.
Op de onderstaande luchtfoto is het perceel van Cirkel c.s. rood en het perceel van [gezamenlijke gedaagden] blauw omkaderd. Op deze foto is het witte dak zichtbaar van een uitbouw aan het gebouw op het perceel van Cirkel c.s. De muur van deze uitbouw staat langs de erfgrens met het perceel van [gezamenlijke gedaagden] Cirkel c.s. hebben in muur van deze de uitbouw een ondoorzichtige deur laten plaatsen, bedoeld als nooduitgang (hierna: de (nood)deur). De deur leidt naar het perceel van [gezamenlijke gedaagden]
2.7.
[gezamenlijke gedaagden] hebben begin 2023 in een brief aan Cirkel c.s. geschreven dat zij bezwaar hebben tegen de aanwezigheid van de nooddeur, omdat deze op hun perceel uitkomt. Partijen hebben nadien nog meermalen hierover gecorrespondeerd.
2.8.
Op 20 juli 2023 hebben [gezamenlijke gedaagden] een ijzeren hekwerk laten plaatsen langs de muur van de uitbouw van Cirkel c.s., waardoor de nooddeur niet meer geopend kan worden. Bij die gelegenheid is de deur door Cirkel c.s. verwijderd, waardoor er een situatie is ontstaan, zoals zichtbaar op de volgende foto.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Cirkel c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk:
I. zal veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis een zodanige opening of uitsparing in het op hun perceel opgerichte hekwerk te maken, dat de nooduitgang van eisers daardoor volledig wordt gedeblokkeerd, en om zich te onthouden van iedere verdere of andere belemmering van deze nooduitgang totdat in een bodemprocedure eventueel anders is beslist, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag,
II. zal bevelen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis Cirkel c.s. een (voorlopige) noodweg aan te wijzen ten dienste van perceel, op straffe van een dwangsom € 250,00 per dag,
III. zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Cirkel c.s. stellen dat [gezamenlijke gedaagden] misbruik maken van hun eigendomsrecht als bedoeld in artikel 3:13 BW door het hekwerk langs de erfgrens op te richten, waardoor de deur, die zij als nooduitgang gebruiken, is geblokkeerd. Daarom is de vordering onder I. toewijsbaar. Een noodweg als gevorderd onder II. moet volgens Cirkel c.s. worden aangewezen door [gezamenlijke gedaagden] , omdat er in het geval de hoofdingang als gevolg van een calamiteit niet gebruikt kan worden er geen andere vluchtroute is naar de openbare weg. Nu [gezamenlijke gedaagden] dit weigeren, wordt dit bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding gevorderd.
3.3.
[gezamenlijke gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gezamenlijke gedaagden] vorderen dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vonnis Cirkel c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot het herstellen van de erfafscheiding in originele toestand of in een daaraan gelijkwaardige toestand, door tenminste ervoor zorg te dragen dat de deur constructief wordt vastgezet zodat deze niet meer kan worden geopend, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan, en in de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
4.2.
Cirkel c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Ter onderbouwing van hun vordering onder I. stellen Cirkel c.s. dat zij verplicht zijn op grond van de geldende wet- en regelgeving om een nooduitgang te hebben om een kinderdagverblijf te mogen gaan exploiteren. [gezamenlijke gedaagden] hebben geen toestemming gegeven voor het aanwezig hebben van een nooduitgang die uitkomt op hun perceel, noch zijn zij bereid om een recht van erfdienstbaarheid te vestigen op grond waarvan dit mogelijk is. Door het blokkeren van de nooddeur met het door [gezamenlijke gedaagden] geplaatste hekwerk misbruiken [gezamenlijke gedaagden] hun bevoegdheid als eigenaar als bedoeld in artikel 3:13 BW. [gezamenlijke gedaagden] hebben bij het plaatsen van het hekwerk geen belang, omdat de zijmuur van de witte uitbouw de percelen van partijen van elkaar scheidt. Het hekwerk is daarom aangelegd met geen ander doel dan Cirkel c.s. het gebruik van de nooddeur te belemmeren om zo af te dwingen dat deze wordt verwijderd. Een belangenafweging dient dan ook in het voordeel van Cirkel c.s. uit te vallen. Als Cirkel c.s. niet voldoen aan hun verplichting om een nooduitgang te hebben, kan er geen kinderdagverblijf worden geëxploiteerd of zou dat kunnen leiden tot sancties of mogelijke aansprakelijkheid in geval van calamiteiten. Daarbij komt dat de aanwezigheid van de nooddeur des te meer noodzakelijk is, omdat de ruimte waarin het kinderdagverblijf geëxploiteerd zal gaan worden groot is en de nooduitgang niet op een andere plaats in het gebouw gerealiseerd kan worden. Omdat de deur alleen in noodgevallen geopend zal worden, is het slechts een zuiver theoretische mogelijkheid dat [gezamenlijke gedaagden] daarvan (over)last zullen ervaren. Hun privacy of woongenot wordt in ieder geval niet aangetast, aldus Cirkel c.s.
5.3.
[gezamenlijke gedaagden] betwisten dat zij hun bevoegdheid als eigenaar misbruiken. Zij voeren aan dat zij belang hebben bij het afsluiten van hun erf ter bescherming van hun daarop aanwezige eigendommen en in dit geval ook voor de bescherming van de kinderen die zich via de nooddeur toegang tot het erf van [gezamenlijke gedaagden] kunnen verschaffen. De nooddeur is bovendien in strijd met het bepaalde in artikel 5:50 BW, nu er geen noodweg is aangewezen. Dat er wel een nooduitgang moet zijn is niet onderbouwd gesteld door Cirkel c.s. Zij hebben geen belang bij de nooduitgang, omdat het toepasselijke Bouwbesluit hen daartoe niet verplicht. De nooddeur voldoet ook niet aan de toepasselijke voorschriften voor een vluchtroute uit het Bouwbesluit, omdat de deur niet rechtstreeks naar de openbare weg leidt, maar naar het perceel van [gezamenlijke gedaagden] , dat van de openbare weg is afgesloten. Er zijn bovendien alternatieven om aan het Bouwbesluit en de brandveiligheidseisen te voldoen zonder dat er een vluchtroute nodig is, zoals het aanbrengen van subbrandcompartimenten in het pand. Daarnaast is het mogelijk om de ruimte in het pand van Cirkel c.s. die wordt gebruikt voor de exploitatie van het kinderdagverblijf zodanig te beperken dat geen extra brandveiligheidsmaatregelen getroffen hoeven te worden, dan wel bestaat de mogelijkheid dat de nooddeur elders in het pand kan worden aangebracht, waardoor er een uitgang gecreëerd wordt die rechtstreeks leidt naar de openbare weg, aldus [gezamenlijke gedaagden] Daarbij komt, zo voeren zij aan, dat de aanwezigheid van de nooddeur hen verhindert om uitvoering te geven aan hun nieuwbouwplannen op hun perceel.
5.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door Cirkel c.s. aangebrachte nooddeur in strijd is met het bepaalde in artikel 5:50 BW. Daarin is bepaald dat, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven. Omdat een deur uit haar aard nooit vaststaand kan zijn, valt een blinde (ondoorzichtige) deur die fungeert als nooduitgang en toegang geeft tot een naburig perceel, in tegenstelling tot hetgeen Cirkel c.s. betogen, ook onder het verbod van artikel 5:50 BW. [1] Dat [gezamenlijke gedaagden] door de aanwezigheid van de nooddeur op dit moment (nog) niet zouden worden aangetast in hun privacy en/of woongenot, doet daaraan niet af.
5.5.
Een belangenafweging leidt ook niet tot een ander oordeel. Cirkel c.s. stellen dat een nooduitgang noodzakelijk is en dat er geen andere plaats is voor een nooduitgang, maar zij hebben die stellingen onvoldoende onderbouwd. De verwijzing van Cirkel c.s. naar het vluchtplan en het Bouwbesluit is, gelet op het gemotiveerde verweer van [gezamenlijke gedaagden] , daartoe onvoldoende. Dat er al een nooduitgang aanwezig was voordat de percelen van partijen door splitsing zijn ontstaan, is niet van belang. Nog daargelaten dat [gezamenlijke gedaagden] dit hebben betwist, waren Cirkel c.s. voordat zij het perceel kochten op de hoogte van de thans bestaande situatie ter plaatse en dus ook van het feit dat er geen nooduitgang aanwezig was op het door hen aan te kopen perceel. Tegenover het gestelde belang van Cirkel c.s. staat het belang van [gezamenlijke gedaagden] om hun perceel - mede met het oog op de voorgenomen nieuwbouw van een woning op dat perceel - te kunnen afsluiten met een erfafscheiding, die nu niet meer wordt gevormd door de muur van de uitbouw doordat daarin door Cirkel c.s. een deur is geplaatst. Dat [gezamenlijke gedaagden] op dit moment (nog) niet op hun perceel wonen en het perceel vooralsnog als stalling gebruiken, maakt dit niet anders. Niet aannemelijk is geworden dat [gezamenlijke gedaagden] hun bevoegdheid om een erfafscheiding te plaatsen hebben gebruikt (enkel) met het doel om Cirkel c.s. te dwarsbomen. Voorshands geoordeeld maken [gezamenlijke gedaagden] dan ook geen misbruik van hun bevoegdheid door hun toestemming voor de aanwezigheid van de nooddeur te onthouden en niet te willen meewerken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid. Dat betekent ook dat zij niet gehouden zijn het hekwerk ter hoogte van de nooduitgang te verwijderen of daarin een opening of uitsparing te maken. De slotsom is dat de vordering onder I. in conventie zal worden afgewezen.
5.6.
Aan hun vordering onder II. in conventie leggen Cirkel c.s. ten grondslag dat zij in het geval er een noodsituatie ontstaat waarbij de hoofduitgang van het pand van Cirkel c.s. niet kan worden gebruikt, er geen andere vluchtroute is naar de openbare weg. De hoofdingang ligt aan de andere zijde van het gebouw en daarmee op een te grote afstand van de uitbouw. Nu [gezamenlijke gedaagden] weigeren om een noodweg aan te wijzen en ook geen recht van erfdienstbaarheid willen vestigen, stellen Cirkel c.s. er spoedeisend belang bij te hebben dat de gevorderde voorlopige voorziening wordt getroffen.
[gezamenlijke gedaagden] voeren aan dat Cirkel c.s. geen feiten of omstandigheden hebben gesteld op grond waarvan voorshands aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat een noodweg over het perceel van [gezamenlijke gedaagden] nodig is op de grond dat een normale exploitatie van het perceel van Cirkel c.s. niet mogelijk is zonder een noodweg, ook niet na het treffen van bouwkundige maatregelen.
5.7.
Artikel 5:57 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg, van de eigenaars van de naburige erven te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf kan vorderen. Het perceel van Cirkel c.s. heeft echter wel een behoorlijke toegang tot de openbare weg, namelijk via de hoofdingang van het gebouw op hun perceel naar de [straatnaam] . Voor zover Cirkel c.s. willen betogen dat het voor een behoorlijke exploitatie van het kinderdagverblijf noodzakelijk is dat er een nooduitgang komt, met daarbij een aangewezen noodweg (vluchtroute) via het perceel van [gezamenlijke gedaagden] naar de [straatnaam] , dan faalt dat betoog. Hiervoor is overwogen dat niet is komen vast te staan dat er een noodzaak bestaat voor een nooduitgang en, als die noodzaak wel zou bestaan, de enige mogelijkheid daarvoor de plaats van de huidige nooddeur is. Daarom kan binnen het kader van dit kort geding ook niet worden vastgesteld dat er een noodzaak bestaat om een noodweg aan te laten wijzen door [gezamenlijke gedaagden] , ook niet bij wijze van voorlopige voorziening. De vordering onder II. zal daarom eveneens worden afgewezen.
5.8.
De voorzieningenrechter voegt hier aan toe dat het op de weg ligt van Cirkel c.s. om, voordat zij een kinderdagverblijf gaan exploiteren, onderzoek te doen naar de geldende wet- en regelgeving en dus ook naar de vraag of er een verplichting bestaat om een nooduitgang en vluchtroute(s) te realiseren en de vraag op welke plaats(en) deze voorzieningen getroffen kunnen c.q. moeten worden. De eenzijdige beslissing van Cirkel c.s. om die nooduitgang in de uitbouw te plaatsen, die grenst aan het perceel van [gezamenlijke gedaagden] , zonder voorafgaande toestemming, is in ieder geval niet de geëigende weg en doet ook niet af aan de op Cirkel c.s. rustende onderzoeksplicht naar mogelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de toepasselijke veiligheidsvoorschriften die gelden voor de beoogde exploitatie van een kinderdagverblijf op hun perceel.
5.9.
Cirkel c.s. zullen, om definitief uitsluitsel te verkrijgen over de noodzaak en toelaatbaarheid van een nooduitgang in de uitbouw van hun perceel en een noodweg via het perceel van [gezamenlijke gedaagden] , in een bodemprocedure moeten laten vaststellen wat de rechten en verplichtingen van partijen zijn op dit punt. Daarvoor leent zich een kort gedingprocedure niet, nog daargelaten of Cirkel c.s., gelet op de omstandigheid dat het kinderdagverblijf nog niet geëxploiteerd wordt, bij het verkrijgen van de gevorderde voorzieningen een voldoende spoedeisend belang heeft.
5.10.
De vordering van [gezamenlijke gedaagden] in reconventie komt voor toewijzing in aanmerking. In strijd met het bepaalde in artikel 5:50 BW is er een muuropening in de zijmuur van de uitbouw gemaakt binnen twee meter van de erfgrens die uitzicht geeft op het perceel van [gezamenlijke gedaagden] Zij hoeven dit uitzicht op hun perceel niet te dulden en hebben er een voldoende spoedeisend belang bij dat de muuropening dicht wordt gemaakt, nu Cirkel c.s. met het aanwezig hebben van de muuropening voortdurend inbreuk maken op het aan [gezamenlijke gedaagden] toekomende recht uit hoofde van artikel 5:50 BW. Cirkel c.s. zullen daarom worden veroordeeld om de nooduitgang in de uitbouw dicht te maken en dicht te houden, door de deur terug te plaatsen en constructief vast te zetten, zodat deze niet meer geopend kan worden. Aan deze veroordeling zal een termijn van één week worden verbonden en een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 25.000,00.
5.11.
Cirkel c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in conventie en reconventie in de proceskosten worden veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten als gevorderd. De proceskosten aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] in conventie worden tot aan dit vonnis als volgt begroot:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.393,00
5.12.
Nu de reconventionele vordering voortvloeit uit het verweer in conventie, zullen de proceskosten aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] in reconventie worden begroot op (een 1/2 punt x € 1.079,00 =) € 539,50 aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Cirkel c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] tot aan dit vonnis begroot op € 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Cirkel c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 78,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 41,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Cirkel c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoer bij voorraad,
in reconventie
6.5.
veroordeelt Cirkel c.s. hoofdelijk, zodat indien de een voldoet ook de ander zal zijn bevrijd, om binnen één week na betekening van dit vonnis de nooduitgang in de uitbouw dicht te maken en dicht te houden, door de deur terug te plaatsen en constructief vast te zetten, zodat deze niet meer geopend kan worden,
6.6.
veroordeelt Cirkel c.s. hoofdelijk, zodat als de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [gezamenlijke gedaagden] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.5. gegeven hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.7.
veroordeelt Cirkel c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] tot aan dit vonnis begroot op € 539,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.8.
veroordeelt Cirkel c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 78,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 41,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Cirkel c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023.

Voetnoten

1.Zie o.m. Hoge Raad 20 januari 1984, NJ 1985, 399, Rechtbank Amsterdam 20 juli 2005, ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0587, Rechtbank Gelderland 5 april 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0516, Gerechtshof Amsterdam 12 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4087.