ECLI:NL:RBGEL:2023:4859

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
422556
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil en opheffing van dwangsommen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.P. Boer, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Blansjaar. De zaak draait om een geschil over de uitvoering van een eerder vonnis, waarin de eisende partij werd veroordeeld tot het rectificeren van onjuiste informatie die zij per e-mail had verspreid naar voormalige cursisten van de gedaagde partijen. De eisende partij betwistte dat zij aan de veroordeling had voldaan door een lege lijst te sturen, terwijl de gedaagde partijen aanvoerden dat de eisende partij wel degelijk de e-mailberichten had verzonden en dat de lijst met cursisten die de berichten hadden ontvangen, al bekend was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisende partij niet serieus had geprobeerd om aan de veroordeling te voldoen en dat er geen sprake was van onmogelijkheid om te voldoen aan het vonnis. De vorderingen van de eisende partij werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de redelijkheid en billijkheid geen grond vormden om de dwangsommen op te heffen of te verminderen, ook niet gezien de financiële situatie van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/422556 / KZ ZA 23-114
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. T.P. Boer te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde partij 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde partij 2] ,
te [plaats 1] ,
3.
[gedaagde partij 3] ,
te [plaats 1] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde partijen] ,
advocaat: mr. W. Blansjaar te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [gedaagde partijen]
- de mondelinge behandeling van 14 augustus 2023
- de pleitnota van [gedaagde partijen]

2.De feiten

2.1.
Tussen [eisende partij] en [gedaagde partijen] is op 31 mei 2023 (eind)vonnis (hierna: het vonnis) gewezen (Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, kenmerk C/05/388065/HA ZA 21-170). Het geschil tussen partijen in deze zaak (hierna: de hoofdzaak) zag onder andere op e-mailberichten die vanaf de e-mailadressen [mailadres 1] , [mailadres 2] of [mailadres 3] waren verstuurd naar klanten van [gedaagde partijen] In de e-mailberichten stond onder andere -kort samengevat- dat [gedaagde partijen] haar volledige handboek heeft gekopieerd van het bedrijf [bedrijf 1] en dat [gedaagde partijen] door [bedrijf 1] wordt aangeklaagd voor inbreuk op haar auteursrechten. Verder wordt er gesuggereerd dat dit mogelijk gevolgen heeft voor de geldigheid van de certificaten die [gedaagde partijen] heeft uitgegeven. Ten slotte wordt [betrokkene 1] , voormalig partner van [eisende partij] , broer van gedaagde onder 3., en medewerker van [gedaagde partij 2] een ‘money minded person’ genoemd. [eisende partij] betwiste dat de e-mailberichten van haar afkomstig waren.
2.2.
In het vonnis is, zover in deze zaak van belang, onder andere het volgende bepaald:
2.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is in voldoende mate komen vast te staan dat de e-mailberichten aan de voormalige cursisten van [gedaagde partijen] (geciteerd in rechtsoverweging 2.13 van het tussenvonnis van 3 november 2021) en het e-mailbericht aan [gedaagde partij 3] (geciteerd in rechtsoverweging 2.14 van voormeld tussenvonnis) door [eisende partij] zijn verstuurd.
(…)

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [eisende partij] onrechtmatig jegens [gedaagde partijen] heeft gehandeld door:
a. in de periode 25 november 2020 tot en met 15 december 2020, althans begin 2021, voormalig cursisten van [gedaagde partijen] per e-mail te benaderen met onjuiste informatie en beweringen,
b. het verzenden van het e-mailbericht van 26 november 2020 aan [gedaagde partijen] althans [gedaagde partij 3] , zulks vanaf het e-mailadres [mailadres 1] ,
3.2.
gebiedt [eisende partij] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [gedaagde partijen] een lijst toe te zenden van alle personen en/of organisaties die door [eisende partij] per e-mail zijn benaderd – zulks ongeacht van welk e-mailaccount daarbij gebruik is gemaakt – met een e-mail met gelijke of vergelijkbare inhoud als de e-mails zoals bij dagvaarding als productie 16 zijn overgelegd,
3.3.
veroordeelt [eisende partij] om aan [gedaagde partijen] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij geen gevolg geeft aan het gebod van 3.2, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.4.
gebiedt [eisende partij] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de onder 3.2 genoemde personen en/of organisaties een e-mail te zenden met de navolgende inhoud:
“Dear [gedaagde partijen] graduate,
I refer to my previous email which was send to you from the email accounts [mailadres 2] , or [mailadres 3] or [mailadres 1] .
I sincerely apologize for he fact that none of the information in my previous email about [gedaagde partijen] is correct. The content of my email was unlawful. Therefore there is no reason to worry that anything [gedaagde partijen] did or didn’t do has any consequences for your certificate issued by [gedaagde partijen] .
Kind regards,
[eisende partij] ”,
3.5.
veroordeelt [eisende partij] om aan [gedaagde partijen] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij geen gevolg geeft aan het gebod van 3.4, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
3.6.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
2.3.
[gedaagde partijen] heeft op 26 juni 2023 het vonnis aan [eisende partij] betekend. [eisende partij] heeft op 28 juni 2023 per e-mail gereageerd. Bij de e-mail was een bijlage gevoegd met de titel “lijst [eisende partij] [gedaagde partijen] ’. De bijlage is afgezien van de titel “
Lijst [eisende partij] / [gedaagde partij 3] (vonnis 3.2 en 3.4)leeg. [eisende partij] heeft geen rectificatie verstuurd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
De schorsing van de dwangsommen zal uitspreken, en te bepalen dat er tot op heden 0 euro aan dwangsommen verschuldigd is, althans deze dwangsommen zal opschorten, tot dat het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden in haar zaak met gedaagde in hoger beroep een beslissing heeft genomen door eind arrest te wijzen.
[gedaagde partijen] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, en ook in die van de eventuele kosten van executie van het vonnis.
3.2.
[eisende partij] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [eisende partij] heeft aan het vonnis voldaan. De lijst kent geen namen, maar het is wel een lijst. [eisende partij] heeft namelijk niemand benaderd, er kunnen dan ook geen namen op de lijst staan. Omdat er geen namen op de lijst staan kan [eisende partij] ze ook geen rectificatie sturen. Subsidiair beroept [eisende partij] zich op punt 3.6. van het vonnis. [gedaagde partijen] maakt verder misbruik van haar bevoegdheid door de dwangsommen op te laten lopen. Daarnaast is er sprake van een na het vonnis ontstane noodsituatie omdat [eisende partij] nu er op de lijst geen namen staan niet anders kan dan de lijst zonder namen doorsturen. Iets anders is niet mogelijk. Ten slotte dient op grond van het Strandhotel arrest (20 december 2019, ECLI:HR:2019) gekeken te worden naar het belang van [gedaagde partijen] bij executie en het belang van [eisende partij] bij schorsing. Op grond van deze belangenafweging is dwangsommen verbeuren gezien de financiële situatie van [eisende partij] niet redelijk en billijk.
3.3.
[gedaagde partijen] voert verweer. [gedaagde partijen] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde partijen] voert het volgende aan. Het e-mailbericht is verstuurd aan ten minste 57 cursisten. Dit weet [gedaagde partijen] omdat zij die e-mails van de cursisten zelf doorgestuurd heeft gekregen. In de hoofdzaak heeft [gedaagde partijen] een lijst overgelegd van alle e-mailadressen waarvan [gedaagde partijen] te horen heeft gekregen dat zij hetzelfde diffamerende e-mailbericht hebben ontvangen. In het vonnis heeft de rechtbank onder 2.14 bepaald dat in voldoende mate is vast komen te staan dat de e-mailberichten van [eisende partij] afkomstig zijn. De discussie van wie de e-mailberichten afkomstig zijn is daarmee gesloten. [eisende partij] was al in het bezit van een lijst met in ieder geval 57 namen en e-mailadressen, die is namelijk bij de dagvaarding in de hoofdzaak door [gedaagde partijen] ingebracht. Het sturen van een leeg document door [eisende partij] is een kunstgreep.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
is er aan het vonnis voldaan dan wel is het onmogelijk om aan het vonnis te voldoen?
4.2.
[eisende partij] stelt zich op het standpunt dat zij door het sturen van een lege lijst heeft voldaan aan het vonnis dan wel dat zij niet anders kan dan het sturen van een lege lijst omdat zij niemand heeft benaderd.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of reeds aan een hoofdveroordeling is voldaan, hij niet als taak heeft de rechtsverhouding zoals in de eerdere procedure vastgesteld, zelfstandig opnieuw te beoordelen. De voorzieningenrechter dient (uitsluitend) de ter uitvoering van de veroordeling verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg moet worden vastgesteld, in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot die veroordeling hebben geleid, waarbij de in die uitspraak vastgelegde rechten van de partijen niet mogen worden gewijzigd. Bij de uitleg van de veroordeling moeten het doel en de strekking daarvan tot richtsnoer worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vgl. HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367, HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0431 en HR 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3085).
4.4.
Voorgaande in acht genomen staat in deze procedure op grond van punt 2.14 van het vonnis vast dat de diffamerende e-mailberichten aan voormalige cursisten van [gedaagde partijen] door [eisende partij] zijn verstuurd. [eisende partij] betwist niet dat [gedaagde partijen] een lijst met cursisten in het geding heeft gebracht in de hoofdzaak waarvan zij heeft vernomen dat zij de e-mail hebben ontvangen noch betwist [eisende partij] dat deze cursisten de e-mail hebben ontvangen. Nu daarnaast, na deskundige-onderzoek, is vastgesteld dat de berichten afkomstig waren van [eisende partij] , laat het beoogde doel van het vonnis zich niet anders uitleggen dan dat minimaal die cursisten op de lijst dienden te staan en minimaal die cursisten een rectificatie dienden te ontvangen. Zelfs als de feitelijke waarheid niet overeen komt met de juridische waarheid zoals vastgesteld in het vonnis, had [eisende partij] dus aan het vonnis kunnen voldoen door het opnemen van de cursisten waarvan juridisch vast stond dat zij een bericht van haar hadden ontvangen op de lijst. Het sturen van een lege lijst geeft geen blijk van een serieuze poging om aan de veroordeling te voldoen. De voorzieningenrechter ziet daarom ook geen redenen om op grond van de redelijkheid en billijkheid of op grond van een belangenafweging de vordering toe te wijzen. Aangezien er geen sprake is van een blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor [eisende partij] om aan de veroordeling te voldoen is er geen plaats voor het opheffen of verminderen van de dwangsommen. Ook niet als [eisende partij] daardoor in een financiële noodtoestand komt te verkeren.
4.5.
[eisende partij] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partijen] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00
4.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partijen] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisende partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
Ls/Vg