In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem, die een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd voor het jaar 2019. Eiser had zijn auto met Duits kenteken geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag uit coulance vernietigd en een kostenvergoeding van € 67,25 toegekend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de hoogte van de kostenvergoeding ter discussie staat.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft vernietigd, maar dat de door hem toegekende kostenvergoeding van € 67,25 redelijk is. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden van de gemachtigde van eiser beperkt waren en dat de complexiteit van de zaak gering was. Eiser bepleit een hogere wegingsfactor voor de kostenvergoeding, maar de rechtbank volgt dit niet. De rechtbank concludeert dat de wegingsfactor van 0,25, die door de heffingsambtenaar is gehanteerd, gerechtvaardigd is gezien de omstandigheden van de zaak. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.