ECLI:NL:RBGEL:2023:4241

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5008
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanmaningskosten bij naheffingsaanslag parkeerbelasting en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 25 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van de gemeente Nijmegen beoordeeld. De zaak betreft de aanmaningskosten die in rekening zijn gebracht bij een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Belanghebbende stelt dat hij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen, waardoor de aanmaningskosten onterecht zijn opgelegd. De heffingsambtenaar betwist deze ontkenning en verwijst naar eerdere uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin is geoordeeld dat de ontkenning van ontvangst door de gemachtigde van belanghebbende ongeloofwaardig is. De rechtbank toetst of de heffingsambtenaar de verzending van de naheffingsaanslag aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat de verzending aannemelijk is en dat de ontkenning van ontvangst door belanghebbende niet geloofwaardig is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanmaningskosten terecht zijn opgelegd. Daarnaast wordt ook de vraag naar een dwangsom behandeld, waarbij de rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op een dwangsom, omdat de uitspraak op bezwaar tijdig is gedaan. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 22/5008

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [woonplaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 24 augustus 2022.
Verweerder heeft belanghebbende aangemaand om een naheffingsaanslag parkeerbelasting te betalen. Daarbij heeft verweerder € 8 aanmaningskosten in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten. Verweerder heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar tijdig beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] (kantoorgenoot van de gemachtigde van belanghebbende) en namens verweerder [naam 2] en [naam 3].
De zaak is met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met de zaak AWB 22/5007 van [naam 4].

Feiten

Verweerder heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Op het aanslagbiljet met dagtekening 23 april 2022 is vermeld dat de aanslag vóór 7 mei 2022 moet worden betaald.
Belanghebbende heeft de aanslag niet vóór7 mei 2022 betaald. Als gevolg van het uitblijven van de betaling van de aanslag heeft verweerder belanghebbende met dagtekening 14 mei 2022 aangemaand en daarbij aanmaningskosten in rekening gebracht.
3. Tot de gedingstukken behoren kopieën van interne e-mails aan en van de postkamer (copyshop) van de gemeente Nijmegen over de verzending van de naheffingsaanslag en de aanmaning.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de in rekening gebrachte aanmaningskosten en de beslissing omtrent de gevraagde dwangsom. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
5. De rechtbank is van oordeel dat de aanmaningkosten terecht in rekening zijn gebracht en dat terecht geen dwangsom is toegekend.
Zijn de aanmaningskosten terecht in rekening gebracht?
6. Volgens belanghebbende zijn de aanmaningskosten ten onrechte in rekening gebracht omdat hij de naheffingsaanslag parkeerbelasting niet heeft ontvangen. Het is aan verweerder om de verzending aannemelijk te maken met een verzendadministratie. Deze ontbreekt, aldus belanghebbende.
7. Volgens verweerder heeft hij aannemelijk gemaakt dat het aanslagbiljet in een bulk van in totaal 373 aanslagbiljetten is verstuurd. Verweerder verwijst naar de e-mails vermeld onder punt 3. Verweerder heeft tijdens de zitting bovendien gesteld dat uit deze bulk en een andere bulk alleen belanghebbende en nog één belastingschuldige – van wie de zaak gelijktijdig is behandeld - bezwaar hebben gemaakt omdat zij de naheffingsaanslag niet zouden hebben ontvangen en beide belastingschuldigen worden vertegenwoordigd door het kantoor van de gemachtigde. Dit maakt volgens verweerder aannemelijk dat de ontkenning van de ontvangst ongeloofwaardig is. Verweerder verwijst ter onderbouwing hiervan ook nog naar de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2022 [1] waarin het hof heeft geoordeeld dat de ontkenning van de ontvangst van de oproepingsbrief voor de zitting in die en dertien andere zaken door dezelfde gemachtigde ongeloofwaardig is. Verweerder ziet een patroon waarbij de gemachtigde van belanghebbende in een groot aantal zaken de ontvangst van stukken betwist zonder dat dat geloofwaardig is. Verweerder heeft ook nog gewezen op 18 door hem op rechtspraak.nl gevonden uitspraken uit 2021 en 2022 waarin de gemachtigde de ontvangst van een stuk (aanslagen, uitspraken op bezwaar, herstelverzuimbrieven en oproepingsbrieven) heeft ontkend, waaruit dit patroon zichtbaar wordt.
8. Anders dan door verweerder voorgesteld, zal de rechtbank in deze zaak toetsen aan het door de Hoge Raad geformuleerde toetsingskader in het geval de ontvangst van een stuk wordt ontkend. [2]
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag per post is verzonden. Dit volgt uit de kopie van de aanbieding van de bulk van 373 naheffingsaanslagen aan de postkamer in samenhang met de geloofwaardige verklaring van verweerder dat alleen de ontvangst van het aanslagbiljet van belanghebbende is ontkend. Hierbij betrekt de rechtbank ook de geloofwaardige verklaring ter zitting dat ook van een andere bulkpartij van 207 naheffingsaanslagen uitsluitend door de gemachtigde namens een andere belastingplichtige de ontvangst is ontkend. Gelet hierop, houdt de rechtbank rekening met de aanmerkelijke kans dat de ontkenning van de ontvangst in deze zaak onwaar is en dat daarentegen aannemelijk is dat óók de onderhavige naheffingsaanslag is verzonden aan het adres van belastingschuldige. De rechtbank is zich bewust van de impact van dit oordeel, maar ziet zich hierbij gesteund door het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de hierboven genoemde uitspraak van 15 december 2022, waarin is geoordeeld dat de ontkenningen van de ontvangst van de gemachtigde ongeloofwaardig zijn.
10. Nu de verzending aannemelijk is gemaakt door verweerder ligt het op de weg van belanghebbende om het vermoeden van bezorging op het juiste adres te ontzenuwen door de ontvangst gemotiveerd te betwisten. Belanghebbende heeft in dit verband echter niets gesteld, zodat de ontkenning van de ontvangst niet geloofwaardig is. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Heeft belanghebbende recht op een dwangsom?
11. Volgens belanghebbende is ten onrechte geen dwangsom toegekend.
12. Niet in geschil is dat verweerder op 11 augustus 2022 in gebreke is gesteld en verweerder op dat moment nog geen uitspraak op bezwaar had gedaan. De eerste dag waarover verweerder een dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na 11 augustus 2022. [3] De rechtbank gaat ervan uit dat dit 26 augustus 2022 is en dat 25 juli 2022 de laatste dag was waarop nog uitspraak gedaan kon worden zonder een dwangsom verschuldigd te zijn. De uitspraak op bezwaar dateert van 24 augustus 2022 en daarom heeft verweerder terecht geconcludeerd dat belanghebbende geen recht heeft op een dwangsom.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende geen gelijk krijgt. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.J.S. Molleman, rechter, in aanwezigheid van N. Habibi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

2.Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41.882, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416.
3.Artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.