ECLI:NL:GHARL:2022:10825

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
Wahv 200.298.312/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Wijma
  • M. van Schuijlenburg
  • J. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens appelverbod en ongeloofwaardige betwisting van uitnodiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 10 juni 2021 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde en het verzoek om proceskostenvergoeding afwees. De gemachtigde betwistte stelselmatig dat hij een uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter heeft ontvangen, maar het hof achtte deze betwisting ongeloofwaardig. Het hof oordeelde dat het appelverbod niet buiten toepassing kan worden gelaten, omdat de betrokkene niet aan de voorwaarden voldeed die in artikel 14 van de Wahv zijn gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Het hof stelde vast dat de sanctie die door de kantonrechter was opgelegd € 49,- bedroeg, wat onder de drempel van € 70,- ligt voor hoger beroep. Daarnaast was er geen sprake van niet-ontvankelijkheid van het beroep door het niet tijdig stellen van zekerheid. Het hof concludeerde dat de gemachtigde wel degelijk was uitgenodigd voor de zitting, zoals blijkt uit een oproepingsbrief die in het dossier aanwezig was. De betwisting van de ontvangst van deze brief door de gemachtigde werd door het hof niet geloofd, vooral gezien het feit dat in meerdere andere zaken waarin de gemachtigde optreedt, dezelfde betwisting werd gedaan, terwijl in die dossiers ook oproepingsbrieven aanwezig waren.

Uiteindelijk verklaarde het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering omtrent de uitnodiging voor zittingen en de strikte toepassing van het appelverbod in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.298.312/01
CJIB-nummer
: 234690605
Uitspraak d.d.
: 15 december 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 10 juni 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Artikel 14 van de Wahv bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
- wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 70,-
- wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld.
2. Van geen van deze situaties is hier sprake, nu de sanctie € 49,- bedraagt en het beroep ongegrond is verklaard.
3. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat hij noch de betrokkene is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zaak bij de kantonrechter. Daarom bestaat reden voor het buiten toepassing laten van het appelverbod. Ter adstructie is gewezen op een drietal arresten van het hof, waarin het appelverbod buiten toepassing is gelaten.
4. In artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ligt het recht op toegang tot de rechter besloten. Het is vaste rechtspraak van het hof dat in een zaak, waarin een beroep wordt gedaan op schending van dit recht en dit beroep gegrond wordt bevonden, het wettelijk appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten, hetgeen meebrengt dat de betrokkene wel in het hoger beroep kan worden ontvangen (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6402).
5. Dit doet zich voor, zo blijkt uit rechtspraak van het hof, indien niet kan worden vastgesteld dat de oproepingsbrief van de griffier van de rechtbank voor de zitting van de kantonrechter is verzonden. Een dergelijke brief bevindt zich -in afschrift- vrijwel altijd in het dossier. Als de ontvangst daarvan niet wordt betwist, gaat het hof ervan uit dat deze brief ook daadwerkelijk is verzonden. Daarbij baseert het hof zich op de -met waarborgen omgeven- wijze waarop griffiers van de rechtbanken brieven als deze ter bezorging aan het postbedrijf plegen aan te bieden.
Voor een onderzoek naar de vraag of de brief daadwerkelijk is verzonden, bestaat in beginsel alleen aanleiding als de ontvangst daarvan wordt betwist.
6. Het hof stelt vast dat zich in het dossier een aan de gemachtigde geadresseerde oproepingsbrief d.d. 30 maart 2021 bevindt, waarin de gemachtigde is uitgenodigd voor de behandeling van de zaak door de kantonrechter op 10 juni 2021. Daarnaast merkt het hof op dat het vandaag uitspraak doet in dertien andere zaken, waarin de gemachtigde eveneens als gemachtigde optreedt en in al deze zaken het appelverbod aan de orde is. In elk van deze zaken betwist de gemachtigde te zijn uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter, terwijl zich in deze dossiers steeds een aan de gemachtigde geadresseerde oproepingsbrief bevindt. Dit betreft verschillende zaken, bij meerdere rechtbanken en meerdere zittingen in 2021 en 2022. In een enkel geval is de oproepingsbrief aangetekend verzonden en bevindt zich ook een afhaalbewijs in het dossier of is verzocht om verplaatsing van de zitting. Dat duidt erop dat de oproepingsbrieven in die zaken in ieder geval zijn ontvangen.
7. Verder is het het hof ambtshalve bekend dat de gemachtigde het door de wetgever ingestelde appelverbod principieel onjuist vindt en in vrijwel alle (andere) zaken waarin hij hoger beroep bij het hof heeft ingesteld en waarin het appelverbod aan de orde is, betwist dat hij is uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter, terwijl de gemachtigde in zaken waarin het appelverbod niet aan de orde is, de ontvangst van de oproepingsbrief van de griffier van de rechtbank vrijwel nooit betwist.
8. Dit alles maakt dat het hof de betwisting door de gemachtigde, dat hij de oproepingsbrief van de griffier van de rechtbank voor de zitting van de kantonrechter heeft ontvangen, in dit geval en in de andere dertien zaken waarin het hof vandaag uitspraak doet, ongeloofwaardig acht en daarom daaraan niet de betekenis toekent die de gemachtigde daaraan wenst toe te kennen.
9. Nu zich in het dossier een aan de gemachtigde geadresseerde oproepingsbrief bevindt, is niet gebleken dat de betrokkene geen toegang tot de rechter heeft gehad. Daarom bestaat geen reden voor het buiten toepassing laten van het appelverbod. Dit betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er is geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wijma, Van Schuijlenburg en De Witt, in tegenwoordigheid van
mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.