ECLI:NL:RBGEL:2023:4079

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
9623784
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen Afnemer en Dexia

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. A. van Dijk, gaat het om een effectenleaseovereenkomst tussen de Afnemer en Dexia Nederland B.V. Afnemer, vertegenwoordigd door zijn erfgenaam, heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen en tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 23 december 2021, gevolgd door verschillende conclusies van partijen. Dexia, als gedaagde, voerde verweer en stelde een tegenvordering in. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van het feit dat de tussenpersoon, NBG Finance, geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechter verklaarde dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die Afnemer heeft geleden door de overeenkomst aan te gaan zonder de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. De vorderingen van Afnemer werden grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die wegens gebrek aan belang werden afgewezen. Dexia werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan Afnemer, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten en de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 9623784 EL 22-2
vonnis van de kantonrechter van 22 juni 2023
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
wonende te [plaats] ,
mede handelend ten behoeve van de gemeenschap, in hoedanigheid van wettelijk erfgenaam van [afnemer] (hierna: Afnemer),
eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna ' [eis.conv./ged.reconv.] ' en 'Dexia’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2021 van [eis.conv./ged.reconv.] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [eis.conv./ged.reconv.] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties van [eis.conv./ged.reconv.] ;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [eis.conv./ged.reconv.] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
Afnemer heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop Afnemer als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Opsomming 1
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Opsomming 2
2.4.
Tussen Afnemer en Dexia is één andere leaseovereenkomst tot stand gekomen met contractnummer [nummer 1] genaamd Capital Effect. Deze overeenkomst is met een positief saldo geëindigd.
2.5.
Volgens opgave van Dexia heeft Afnemer op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 18.585,60 aan maandtermijnen en een bedrag van € 12.284,91 wegens restschuld aan Dexia betaald.
Afnemer heeft een bedrag van € 3.994,20 aan dividenden ontvangen.
2.6.
De gemachtigde van Afnemer, Leaseproces, heeft bij brief van 21 juni 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.7.
Afnemer is op 1 december 2010 overleden. [eis.conv./ged.reconv.] is zijn erfgenaam.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voorwaardelijk, namelijk voor zover Dexia het aanvraagformulier behorende bij de overeenkomst met contractnummer [nummer 2] niet in het geding zal brengen, om Dexia te veroordelen ex artikel 843a Rv een afschrift aan [eis.conv./ged.reconv.] te verstrekken van het aanvraagformulier;
onvoorwaardelijk:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eis.conv./ged.reconv.] schade heeft geleden en Dexia gehouden is deze schade aan [eis.conv./ged.reconv.] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eis.conv./ged.reconv.] van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst met contractnummer [nummer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eis.conv./ged.reconv.] ,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling van een door de kantonrechter vast te stellen bedrag met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eis.conv./ged.reconv.] verschuldigd is,
2. [eis.conv./ged.reconv.] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie Afnemer.

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
Afnemer heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eis.conv./ged.reconv.] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
Afnemer heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon NBG Finance. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die –
wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon Afnemer heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon Afnemer, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eis.conv./ged.reconv.] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eis.conv./ged.reconv.] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door Afnemer in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eis.conv./ged.reconv.] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
Afnemer heeft op advies van een financieel adviseur van NBG Finance twee Capital Effect producten van Bank Labouchere afgesloten.
Afnemer werd ongevraagd telefonisch benaderd door NBG Finance. De medewerker van NBG Finance stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van Afnemer door te nemen met een financieel adviseur van NBG Finance. Afnemer heeft hiermee ingestemd. Er is vervolgens een afspraak ingepland met een financieel adviseur van NBG Finance, de heer [naam adviseur] (hierna: 'de adviseur’). Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden bij Afnemer thuis. De echtgenote van Afnemer, [eis.conv./ged.reconv.] , was hierbij ook aanwezig.
Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van Afnemer. Met de adviseur is gesproken over de wens van Afnemer om vermogen op te bouwen voor toekomst. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde Afnemer over een constructie om de overwaarde op zijn woonhuis op te nemen middels het oversluiten van zijn hypothecaire lening. Tevens adviseerde de adviseur om een Capital Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten, waarmee Afnemer tevens de extra hypotheek versneld zou kunnen aflossen en daarnaast een aanzienlijk vermogen zou opbouwen. Afnemer diende de overwaarde op zijn woning op te nemen middels een tweede hypothecaire lening bij ING en deze aldus aan te wenden voor de vooruitbetaling van de Capital Effect overeenkomst.
De adviseur zette zijn advies kracht bij middels tabellen met rekenvoorbeelden, die hij aan Afnemer heeft laten zien. Middels deze tabellen liet de adviseur zien welke opbrengsten volgens hem uit de Capital Effect overeenkomst zouden komen. De adviseur heeft na afloop van het gesprek deze voorbeelden met zich meegenomen. De adviseur heeft de rendementen zeer rooskleurig aan Afnemer voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken.
De adviseur heeft naar aanleiding van dit adviesgesprek het advies op papier gezet, waarin hij rekening hield met twee verschillende alternatieve scenario's. Uiteindelijk heeft Afnemer besloten om, zoals geadviseerd, gebruik te maken van zijn overwaarde middels 'alternatief 2'. Hierin was het advies aan Afnemer om zijn hypotheek over te sluiten naar een hypotheek ter hoogte van NLG 215.000. Hiervan betrof NLG 185.000 de woonlening, waarmee Afnemer de vooruitbetaling in het Capital Effect kon voldoen. De overige NLG 30.000 kon worden aangewend voor het openen van een effectendepot. Ook in het schriftelijke advies hield de adviseur rekening met zeer hoge rendementen, zo zou Afnemer na vijf jaar een vermogen van NLG 95.094,73 belastingvrij hebben opgebouwd. Daarnaast zou hij er maandelijks ook op gaan besparen, aangezien hij NLG 199 per maand terug zou krijgen van de fiscus, aldus de adviseur.
Afnemer had geen ervaring niet beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. Afnemer vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. Afnemer heeft een Capital Effect overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van
NLG 84.189,12 en zijn hypotheek opgehoogd naar NLG 220.000, waarvan NLG 29.700 in een effectendepot is gestort.
De adviseur heeft het aanvraagformulier voor het Capital Effect ingevuld en ervoor gezorgd dat Afnemer het aanvraagformulier heeft ondertekend. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft de overeenkomst tijdens een volgend huisbezoek door Afnemer laten ondertekenen. De adviseur heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft tevens de hypotheek geregeld voor Afnemer.
In 1999 werd Afnemer nogmaals benaderd door NBG Finance. De adviseur nam contact op om een afspraak te maken om wederom de financiële situatie en wensen met Afnemer te bespreken. De adviseur adviseerde om het eerder afgesloten Capital Effect te beëindigen en de opbrengst in een nieuwe Capital Effect overeenkomst te steken. Door de opbrengst uit de eerdere overeenkomst aan te wenden voor de inleg van de nieuwe Capital Effect overeenkomst zou de overeenkomst voordeliger worden voor Afnemer en zou uiteindelijk de hypotheek nog sneller kunnen worden afgelost.
Afnemer had weinig ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. Afnemer was op dat moment nog in de veronderstelling dat het Capital Effect een juiste keuze was, met name in het licht van de uit de eerder afgesloten overeenkomst en de hieruit behaalde winst. Mede om deze reden vertrouwde Afnemer op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. Afnemer heeft een tweede Capital Effect overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van NLG 40.957,44.
De adviseur heeft de aanvraag van de tweede Capital Effect overeenkomst verzorgd. De adviseur is met de overeenkomst aan de deur gekomen bij Afnemer. Afnemer heeft toen tweemaal zijn eigen handtekening onder de overeenkomst gezet, omdat [eis.conv./ged.reconv.] afwezig was. De adviseur heeft de overeenkomst naar Bank Labouchere toegezonden.
De adviseur heeft Afnemer in geen van de gesprekken geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (de effectenleasecontracten) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, de hypotheek niet kon worden afgelost en er bovendien restschulden konden ontstaan uit hoofde van de effectenleasecontracten. Als Afnemer had geweten van deze risico's, dan had hij de Capital Effect overeenkomst niet afgesloten.
4.9.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 21 juni 1999 op naam van Afnemer betreffende het Capital Effect product met vooruitbetaling en een maandelijkse inleg van NLG 850, waarop handgeschreven de gegevens van Afnemer zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [nummer 2] ’ staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van ATP-nummer:
344en een stempel met de tekst: “
NBG FINANCE(…)”. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [naam adviseur] ’ vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 5 juli 1999 met contractnummer [nummer 2] op naam van Afnemer, genaamd ‘Capital Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[adviseurnummer] .,
- een kopie van de overeenkomst van 24 september 1998 met contractnummer [nummer 1] op naam van Afnemer, genaamd ‘Capital Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[adviseurnummer] .,
- een kopie van een ongedateerd financieel stuk gericht aan Afnemer en [eis.conv./ged.reconv.] en voorzien van het logo van NBG Finance, waarin twee ‘alternatieven’ worden geboden voor de toenmalige hypotheeksituatie van Afnemer en [eis.conv./ged.reconv.] . Onder het kopje ‘Alternatief 2’ valt te lezen: “
Idem als alternatief 1 alleen hier maken we gebruik van de overwaarde die zich in het huis bevindt. Hier is de woonlening NLG 185.000 en de effect portefeuille
NLG 30.000.
De rentevaste periode en de rente percentage’s zijn zoals in alternatief 1.
Uw bruto maandlast zal zijn NLG 988.
Uw netto maandlast NLG 737.
Maar door gebruik te maken van de overwaarde kunnen we u maandelijkse hypotheeklast een stuk naar beneden brengen.
Dit doen we door gebruik te maken van een fiscaal vriendelijk product.
Uw netto maandlasten worden nu zo dat u NLG 119 p/m terug krijgt van de fiscus • 5 jaar lang.
En na 5 jaar een uitbetaling van NLG 95.094,73 belastingvrij.
Einde voorstel”,
- een kopie van een nota van afrekening van 20 november 1998, afkomstig van notariskantoor [notariskantoor] en gericht aan Afnemer en [eis.conv./ged.reconv.] , met betrekking tot een hypothecaire geldlening van een bedrag van in totaal NLG 220.000 - waarvan NLG 29.700 ten behoeve van storting in een effectendepot – waarvoor ten behoeve van de ING Bank een recht van hypotheek is verleend,
- een kopie van een hypotheekakte van 20 november 1998 waarin Afnemer en [eis.conv./ged.reconv.] als schuldenaar vermeld staan met betrekking tot een hypothecaire geldlening van in totaal NLG 220.000 van de ING Bank, waarvoor ten behoeve van de ING Bank een recht van hypotheek en pandrecht wordt verleend. In de akte valt onder meer te lezen: “
Het geleende bedrag is als volgt verstrekt:
- een bedrag groot éénhonderdnegentig duizend gulden (NLG 190.000,00), als aflossingsvrije geldlening;
- een bedrag groot dertig duizend gulden (NLG 30.000,00), als geldlening met vermogensopbouw in effectenportefeuille.”.
4.10.
Met deze stukken en toelichting heeft [eis.conv./ged.reconv.] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van Afnemer gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
Zowel het aanvraagformulier als de overeenkomst met contractnummer [nummer 2] draagt de naam van (de adviseur van) de tussenpersoon, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat persoonlijk contact heeft plaatsgevonden met Afnemer en dat dit contact heeft plaatsgevonden voortvloeiende uit de eerder via NBG Finance afgesloten effectenlease-overeenkomst met contractnummer [nummer 1] en de daarbij geadviseerde oversluiting van de hypotheek. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van Afnemer heeft geadviseerd de eerste overeenkomst te beëindigen en een nieuwe overeenkomst aan te gaan.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eis.conv./ged.reconv.] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen
Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eis.conv./ged.reconv.] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van Afnemer toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals NBG Finance, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan Afnemer, had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met Afnemer, actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met Afnemer de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens Afnemer onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan Afnemer omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van Afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eis.conv./ged.reconv.]4.14. De door [eis.conv./ged.reconv.] gevorderde verklaring voor recht onder 1. zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. De vordering onder 2. zal wegens gebrek aan belang, wat er verder van die vordering ook zij, worden afgewezen.
4.15.
De als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia door Afnemer geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eis.conv./ged.reconv.] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Partijen zijn het er over eens dat het fiscale voordeel € 2.308,73 bedraagt. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR
3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR: 2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eis.conv./ged.reconv.] aangevoerde gronden geen nadere bespreking. De voorwaardelijk ingestelde vordering behoeft geen bespreking meer, nu Dexia het gevraagde aanvraagformulier behorende bij de overeenkomst met contractnummer [nummer 2] in het geding heeft gebracht.
vorderingen van Dexia
4.17.
De vordering van Dexia met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer [nummer 2] wordt gelet op de beoordeling in conventie, afgewezen.
4.18.
Dexia vordert verder voor recht te verklaren, dat Dexia ook met betrekking tot de overeenkomst met contractnummer [nummer 1] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eis.conv./ged.reconv.] verschuldigd is.
4.19.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft tegen de vordering die ziet op een overeenkomst met een batig saldo, geen steekhoudend verweer gevoerd.
4.20.
Een en ander leidt ertoe dat de waivervordering van Dexia ten aanzien van de overeenkomst met contractnummer [nummer 1] als onvoldoende weersproken zal worden toegewezen.
proceskosten
4.21.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij in conventie worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden. In reconventie worden de proceskosten als na te melden gecompenseerd.
4.22.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eis.conv./ged.reconv.] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eis.conv./ged.reconv.] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.23.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eis.conv./ged.reconv.] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 119,21
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde € 660,00
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eis.conv./ged.reconv.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummer [nummer 1] niets meer aan [eis.conv./ged.reconv.] verschuldigd is,
5.8.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A. Van Dijk, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 22 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: CS
coll: MB