In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker tegen het UWV. De verzoeker had eerder een WW-uitkering aangevraagd, die door het UWV onterecht was ingetrokken. Na een herziening van het besluit door het UWV, werd de WW-uitkering alsnog toegekend, maar de verzoeker claimde schadevergoeding voor de periode waarin hij zonder inkomen zat. Het UWV had hem een schadevergoeding van € 37,77 toegekend, zijnde de wettelijke rente over de te laat uitbetaalde uitkering. De verzoeker was het niet eens met dit bedrag en vroeg om een hogere schadevergoeding van € 1.475,-, die bestond uit juridische kosten voor de procedures tegen het UWV en de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de geclaimde schade verband hield met het onrechtmatige besluit van het UWV. De rechtbank wees het verzoek om een hogere schadevergoeding af, omdat de wettelijke regeling geen ruimte biedt voor vergoeding van de eigen bijdrage aan de rechtsbijstandsverlener. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had volstaan met de toekenning van de forfaitaire schadevergoeding van € 37,77 en dat de verzoeker geen recht had op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.