Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.Het standpunt van de Raad
6.De beoordeling
Ontvankelijkheid
family life’ in de zin van een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Uit de stukken en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling is het de rechtbank gebleken dat de relatie tussen de ouders instabiel en kortstondig is geweest. De vader heeft de relatie van de ouders eerder aangeduid als een “kortstondige affaire” en/of “scharrelen”. Dit is in ieder geval hoe de vader de relatie bij de bijzondere curator in de procedure over de erkenning en de vaststelling vaderschap heeft omschreven. Dat er sprake is geweest van samenwoning of de intentie daartoe is niet, of onvoldoende door de vader onderbouwd. De moeder is ongepland zwanger geraakt van [minderjarige] en het contact tussen de ouders is al tijdens de zwangerschap verbroken. De vader en [minderjarige] hebben elkaar nog nooit gezien.
intended family life’ is dan ook eveneens geen sprake.
private life’. Nauwe banden (‘close relationships’) kunnen volgens het EHRM in gevallen waarin het bestaan van ‘(intended) family life’ niet kan worden aangenomen, mogelijk binnen de reikwijdte van ‘private life’ van de biologische vader vallen en daarmee eveneens onder de bescherming van artikel 8 EVRM. [3] De beslissing om een biologische vader op voorhand contact met zijn kind te weigeren en hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling, betekent in dat geval volgens het EHRM een inmenging in zijn recht op ‘private life’. Ter beantwoording van de vraag of deze inmenging noodzakelijk is in een democratische samenleving, moet een inhoudelijke belangenafweging worden gemaakt, waarin alle betrokken belangen, waaronder het belang van [minderjarige] als voornaamste, dienen te worden meegewogen. Aan de ontvankelijkheid van een biologische vader in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling dienen wel eisen te worden gesteld. Zo is het biologisch ouderschap alleen niet voldoende voor het slagen van een beroep op bescherming van ‘private life’ in de zin van artikel 8 EVRM. Er moet sprake zijn van bijkomende feiten en omstandigheden die maken dat het contact met- en de toegang tot het kind een belangrijk deel betreffen van de identiteit van de vader en daarmee van zijn privéleven. De rechtbank is van oordeel dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat hiervan sprake is. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.