ECLI:NL:RBGEL:2023:3687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
C/05/416479 / KG RK 23-228
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot bijstandsuitkering en geluidsopnames

Op 24 mei 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekster, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] over verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet. Verzoekster was het niet eens met het opgestelde Plan van Aanpak en had eerder al wrakingsverzoeken ingediend tegen rechters die haar zaak behandelden. Tijdens een zitting op 10 maart 2023 had verzoekster de rechter gewraakt omdat deze het onderzoek had gesloten zonder kennis te nemen van geluidsopnames die volgens verzoekster cruciaal waren voor haar zaak. De rechter had verzoekster de mogelijkheid geboden om de geluidsopnames in te dienen, maar verzoekster had dit niet gedaan vanwege bezorgdheid over vertrouwelijkheid.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het feit dat de rechter de geluidsopnames niet had beluisterd, was niet voldoende om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. Bovendien had verzoekster meerdere wrakingsverzoeken ingediend, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsinstrument misbruikt werd om de procedure te vertragen. Daarom werd besloten dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/416479 / KG RK 23-228
Beslissing van 24 mei 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. A.S.W. Kroon,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van wraking ter zitting van 10 maart 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 13 maart 2023
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer, gehouden op 17 april 2023.
1.2.
Bij laatstgenoemde mondelinge behandeling is verzoekster verschenen. De rechter heeft laten weten dat zij verhinderd is en is niet verschenen.
1.3.
Een week na de mondelinge behandeling heeft verzoekster met een e-mail van 24 april 2023 verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling bij de wrakingskamer waarbij ook de rechter aanwezig is. Daarop heeft de rechtbank verzoekster met een e-mail van 25 april 2023 bericht dat het onderzoek ter zitting is gesloten en dat geen aanleiding wordt gezien een nieuwe zitting te houden. Bij brief van 28 april 2023 heeft verzoekster de wrakingskamer gewraakt. Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is op 16 mei 2023 door een andere wrakingskamer behandeld.
1.4.
Bij mondelinge beslissing van eveneens 16 mei 2023 (zaaknummer C/05/418580 / KG RK 23-387) is het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer afgewezen.
1.5.
Thans zal op het verzoek tot wraking van de rechter worden beslist.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in een bestuursrechtelijke procedure met nummer ARN AWB 21/3702 tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] (hierna: het college). Verzoekster heeft een bijstandsuitkering en in voormelde procedure gaat het om verplichtingen die het college op grond van de Participatiewet aan verzoekster heeft opgelegd. Verzoekster is het kort gezegd niet eens met het opgestelde Plan van Aanpak. In voormelde procedure heeft op 5 november 2021 bij deze rechtbank een zitting plaatsgevonden. Verzoekster heeft de toen behandelend rechter gewraakt en die rechter heeft in de wraking berust. Vervolgens heeft op 11 februari 2022 een zitting plaatsgevonden bij een andere rechter. Tijdens die zitting heeft verzoekster de desbetreffende rechter verzocht (een) geluidsopname(s) te beluisteren van een telefoongesprek tussen verzoekster en een medewerkster van de gemeente waarin afspraken zouden zijn gemaakt. De rechter heeft dat tijdens de zitting niet gedaan en te kennen geven dat het onderzoek hiertoe wellicht kan worden heropend. Daarop heeft verzoekster ook deze rechter gewraakt. Dat wrakingsverzoek is bij beslissing van 11 april 2022 afgewezen. De desbetreffende rechter heeft het onderzoek bij beslissing van 2 mei 2022 heropend en daarbij verzoekster in de gelegenheid gesteld de geluidsopname(s) aan de rechtbank te overleggen door twee usb-sticks toe te sturen (één voor de rechtbank en één voor het college). Dit heeft verzoekster niet gedaan omdat de opname vertrouwelijke persoonlijke en medische informatie bevat en zij niet wil dat de opname in het bezit van de rechtbank en/of het college komt, maar wenst dat de geluidsopname(s) beluisterd wordt door de rechter en niet door het college. Daarop is verzoekster bij brief van de rechtbank van 27 december 2022 uitleg gegeven over hoor en wederhoor en is zij nogmaals in de gelegenheid gesteld de geluidsopname(s) te overleggen. Vervolgens is de zaak om organisatorische redenen (detachering van voormelde rechter) toebedeeld aan de (in de kop van deze beslissing genoemde) rechter. Op 10 maart 2023 heeft ten overstaan van deze rechter een zitting plaatsgevonden waar de geluidsopname(s) en de door verzoekster gewenste geheimhouding daarvan onderwerp van gesprek zijn geweest. De rechter heeft verzoekster de artikel 8:32 Awb procedure uitgelegd en haar de keuze gegeven de geluidsopname(s) in te dienen met eventuele toepassing van die procedure of de stukken niet in te dienen. Verzoekster wilde dat overwegen en wilde daarvoor aanhouding. De rechter heeft de zaak niet aangehouden en het onderzoek ter zitting gesloten. Direct na sluiting van het onderzoek heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster meent dat de rechter niet alle belangrijke bewijzen voor de zaak meeneemt. De opname(s) van de afspraken moet(en) volgens verzoekster worden beluisterd. Daarbij verwijst verzoekster naar de gang van zaken op de zitting. Tijdens de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer heeft verzoekster nader toegelicht dat de rechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten zonder kennis te nemen van de geluidsopname(s) en zonder haar in de gelegenheid te stellen deze alsnog te overleggen. Daarmee zegt de rechter volgens verzoekster dat zij alles heeft wat ze nodig heeft om te beslissen terwijl verzoekster steeds heeft aangegeven dat zij over de opname(s) beschikt en dat het noodzakelijk is dat de rechter daarvan kennis neemt. Verzoekster wijst erop dat zij op dat moment moest beslissen van de rechter terwijl zij toen het door de rechter genoemde “artikel 32 van de Awb” niet kende en niet had kunnen nalezen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat is het geval als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoekster vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen door het onderzoek te sluiten zonder kennis te nemen van de geluidsopname(s) en verzoekster tijdens de zitting te laten beslissen terwijl zij het door de rechter genoemde artikel niet kende en niet had kunnen nalezen.
Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing en evenmin tegen de motivering van een procesbeslissing, ook indien het gaat om een door verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering (zie Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Alleen als deze beslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden.
3.3.
Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Uit het feit dat de rechter de geluidsopname(s) niet heeft beluisterd, blijkt geen vooringenomenheid. Verzoekster heeft vanaf de heropeningsbeslissing van 2 mei 2022 de mogelijkheid gehad om de geluidsopname(s) toe te voegen aan het dossier en verzoekster heeft dit niet gedaan. Naar aanleiding van haar wens tot geheimhouding heeft de rechter verzoekster tijdens de zitting op 10 maart 2023 gewezen op de mogelijkheid van een artikel 8:32 Awb procedure en deze procedure aan verzoekster uitgelegd. Hoewel verzoekster aanvoert dat tijdens de zitting van 10 maart 2023 enkel ‘artikel 32’ van de Awb is genoemd en dat zij een dergelijk artikel niet kende, blijkt uit het proces-verbaal van die zitting dat verzoekster de rechter erop wijst dat ‘artikel 8:32’ een lid 1 en lid 2 heeft. Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft verzoekster ook verklaard dat zij artikel 8:32 Awb ter zitting van 10 maart 2023 al kende. Onder deze omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een blijk van vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster door de procesbeslissing te nemen om het onderzoek te sluiten zonder kennis te hebben genomen van de geluidsopname(s).
3.4.
Aangezien concrete feiten ontbreken waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor jegens de persoon van verzoekster kan afleiden, wordt het verzoek afgewezen.
3.5.
Verzoekster heeft in deze procedure reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan. Een eerder wrakingsverzoek dat eveneens betrekking had op het overleggen van geluidsopname(s) is net als onderhavig verzoek niet gehonoreerd. Deze verzoeken hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Door indiening van het wrakingsverzoek met als grond dat de rechter geen aanhouding heeft verleend en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure, heeft verzoekster bewerkstelligd dat er wederom vertraging is opgetreden. Het middel van wraking is nu gebruikt om de procedure te vertragen en daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. [griffier] en in openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.