Wat vindt de rechtbank
10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 61,65% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 22 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder ook het rapport van de primaire verzekeringsarts met daarin de bevindingen van het lichamelijk en psychisch onderzoek, en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting. Ook heeft hij de door eiser ingebrachte medische informatie meegenomen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De stelling van eiser dat informatie opgevraagd had moeten worden bij zijn behandelaren, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft in bezwaar informatie van zijn psycholoog, fysiotherapeut en huisarts en een medicatielijst ingebracht. Deze informatie is meegewogen door de verzekeringsarts B&B. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt welke medische informatie nog ontbrak. Anders dan eiser stelt, gaat het bij deze beoordeling om de gezondheidssituatie van eiser op het moment van 22 oktober 2021. De verzekeringsarts B&B was dan ook niet gehouden om informatie op te vragen die ziet op de periode en ontwikkelingen daarna. Verder maakt de rechtbank uit het rapport van de verzekeringsarts B&B op dat hij meermalen melding maakt van de incontinentieproblemen van eiser. Deze klachten worden ook in de medische bijlage van de hoorzitting beschreven. De rechtbank leidt hieruit af dat de verzekeringsarts B&B bekend was met deze klachten. Ten aanzien van de door eiser gestelde schending van privacy doordat zijn dochter moest vertalen bij het spreekuur van de verzekeringsarts overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de verzekeringsarts B&B klachten heeft gemist doordat eiser die klachten uit schaamte niet naar voren durfde te brengen. Gelet op het onderzoek van de verzekeringsarts B&B ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiser op 22 oktober 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden is gemotiveerd. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 16 november 2021 aangegeven dat eiser niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De rechtbank begrijpt dat de verzekeringsarts hiermee aangeeft dat eiser niet opgenomen is in een ziekenhuis of instelling, bedlegerig is, ADL-afhankelijk is of niet zelfredzaam is door een ernstige psychische stoornis. De rechtbank kan dit volgen. De verzekeringsarts B&B heeft dan ook terecht een FML opgesteld.
13. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiser vastgelegd in de FML van 10 november 2021. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 20 april 2022 gemotiveerd toegelicht dat er geen aandoeningen zijn die ten onrechte buiten beschouwing zijn gebleven en dat evenmin de ernst naar objectieve maatstaven groter is gebleken dan eerder werd aangenomen. De verzekeringsarts B&B ziet geen grond om meer beperkingen aan te nemen dan is gedaan in de FML van 10 november 2021. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
14. Eiser heeft zijn standpunt niet met nieuwe medische informatie onderbouwd. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 22 oktober 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 22 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen op de grond dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een deskundige in te schakelen, zoals eiser heeft verzocht. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsarts B&B te betwisten en daar heeft hij ook gebruik van gemaakt door informatie van zijn behandelaars in te brengen. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zwaaien aan het oordeel van het UWV. De verzekeringsartsen hebben deze informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en er zijn ook geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten is een expertiserapport niet noodzakelijk.Van een schending van het beginsel van
equality of armsof bewijsnood is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 10 november 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als productiemedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar;
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie.
18. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 19 november 2021 en de resultaat functiebeoordeling uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De geschiktheid van de functies is door de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 2 mei 2022 bevestigd. In het aanvullende rapport van 20 april 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B naar aanleiding van vragen van de rechtbank toegelicht waarom de functies passend zijn, gelet op de stelling van eiser dat hij de Nederlandse taal slecht beheerst.
19. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben toegelicht waarom de geselecteerde functies passend zijn. De stelling van eiser dat hij meer beperkingen heeft en dat de functies daarom niet geschikt zijn, slaagt niet. In feite is deze stelling van eiser gericht tegen de vastgestelde FML van 10 november 2021, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat zij geen reden ziet om te twijfelen aan die vaststelling. Verder heeft de arbeidsdeskundige toegelicht dat er in de functie Wikkelaar sprake is van dagelijkse terugkerende werkzaamheden met vaste werkprotocollen. Aangezien bij de beperking op FML-item 1.8.2 is aangegeven dat enige wisseling in de uitvoeringsomstandigheden/taakinhoud mogelijk is, kan de rechtbank de toelichting volgen dat deze functie voor eiser geschikt is. Uit de resultaat functiebeoordeling blijkt dat in de functie van Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen op item 1.8.2. geen kenmerkende belasting is, zodat de functie op die grond voor eiser geschikt kan worden geacht. Voor wat betreft de beheersing van de Nederlandse taal heeft de arbeidsdeskundige B&B inzichtelijk gemotiveerd dat opleidingsniveau 2 haalbaar is. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht dat voor de door eiser bij zijn werkgever behaalde certificaten en opleidingen een meer dan basale kennis van de Nederlandse taal nodig is, zoals bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ter zitting heeft het UWV er verder nog op gewezen dat eiser sinds 1977 in Nederland is en hier ruim dertig jaar werkzaam is geweest. De rechtbank kan de motivering volgen dat eiser gezien zijn opleiding en werkervaring de Nederlandse taal voldoende beheerst om aan de vereisten van de functies te voldoen.
20. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige B&B pas in de beroepsprocedure toereikend heeft gemotiveerd dat eiser met de mate waarin hij de Nederlandse taal beheerst, geschikt kan worden geacht voor de geselecteerde functies, terwijl eiser ook in bezwaar al had aangevoerd de Nederlandse taal slecht te beheersen. Dit betekent dat het bestreden besluit een gebrek bevat. De rechtbank zal dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat aannemelijk is dat eiser door dit gebrek niet is benadeeld. Ook zonder het gebrek zou het UWV een besluit met gelijke strekking hebben genomen. Verder heeft eiser in beroep de mogelijkheid gehad om te reageren op de motivering van de arbeidsdeskundige B&B.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 22 oktober 2021 met de middelste van de drie geduide functies 38,35% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 61,65% arbeidsongeschikt is.
22. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet er sprake zijn van volledige (80 tot 100%) en duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is. Dat betekent dat eiser niet kan voldoen aan de gestelde voorwaarden voor een IVA-uitkering. De rechtbank zal daarom de duurzaamheid van de beperkingen niet behandelen.
Conclusie en gevolgen
23. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 22 oktober 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,65%.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht en de door eiser gemaakte kosten voor de in beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand moet vergoeden. De rechtbank stelt de vergoeding voor de proceskosten vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 837,- per punt en wegingsfactor 1).