7.1.Vast staat dat eiser in ongeveer 13 jaar 250 advertenties op marktplaats heeft geplaatst en dat hij dat niet heeft gemeld. In deze advertenties zijn (luxe)goederen – zoals meerdere (nieuwe) Nike-schoenen, meerdere (nieuwe) mobiele telefoons, diverse verschillende auto-onderdelen en spelcomputers – aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat het college, gezien de hoeveelheid advertenties, de hoeveelheid aangeboden artikelen van gelijke aard (zo zijn er bijvoorbeeld meerdere verschillende mobiele telefoons en meerdere verschillende Nike-schoenen aangeboden), de omstandigheid dat advertenties zijn herhaald en de aard van de goederen (veelal luxegoederen), zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier geen sprake is geweest van incidentele verkoop van privégoederen maar van handel. Voor de vraag of de inlichtingenverplichting is geschonden, is niet van belang of en zo ja, hoeveel inkomsten eiser uit de marktplaatsadvertenties heeft genoten; het plaatsen van advertenties op marktplaats in een omvang die het incidenteel te koop aanbieden van privégoederen overschrijdt, is een omstandigheid waarvan het eiser redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze van invloed zou kunnen zijn op zijn recht op bijstand. Eisers stelling, dat hij enkele door hem aangeboden goederen (Nike-schoenen en een mobiele telefoon) nooit heeft verkocht, zodat hij hiervan geen mededeling hoefde te doen, kan gezien voorgaande dus geen doel treffen. Bovendien heeft eiser, door het overleggen van ongedateerde en ongespecificeerde foto’s van Nike-schoenen en een mobiele telefoon, geen afdoende onderbouwing gegeven voor zijn stelling. Dit oordeel geldt eveneens voor de stelling van eiser, dat hij de verkoop van auto-onderdelen op marktplaats niet hoefde te melden, omdat hij dat voor zijn broer heeft gedaan. Dat het college eiser niet expliciet heeft geïnformeerd, dat hij van het plaatsen van advertenties op marktplaats en het ontvangen van inkomsten daaruit mededeling moest doen, doet hieraan niet af. Eiser heeft ter zitting erkend dat hem was verteld dat hij alle, voor het recht op bijstand relevante informatie, aan het college diende te melden. Hij was dan ook bekend met de inlichtingenverplichting. Eiser had, gezien het voorgaande, zijn marktplaatsactiviteiten en de daaruit genoten inkomsten moeten melden aan het college. Door dat niet te doen heeft hij de inlichtingenverplichting geschonden.
Gevolgen voor het recht op bijstand van eiser
8. Volgens het college is het niet mogelijk om vast te stellen of en hoeveel inkomsten eiser met de handel in auto’s heeft gegenereerd, omdat eiser de verkoop van auto’s niet heeft gemeld en hij geen administratie van die verkoop heeft bijgehouden. Daardoor is het recht op bijstand in de maanden, waarin het kenteken niet meer op naam van eiser staat, niet meer vast te stellen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in die maanden wel recht had op (aanvullende) bijstand. Het college heeft hier, zoals ter zitting door hem is bevestigd, toepassing gegeven aan vaste jurisprudentie van de CRvB.
Het college vindt verder dat hij de opbrengsten uit verkoop via marktplaats in de periode van 30 augustus 2007 tot en met 21 oktober 2020 als inkomsten in aanmerking moest nemen. Daarbij is de vraagprijs als uitgangspunt genomen, omdat eiser geen administratie van zijn inkomsten heeft overgelegd. De inkomsten zijn aldus schattenderwijs vastgesteld en op basis daarvan is het recht op bijstand van eiser over de (betreffende maanden in de) periode van 30 augustus 2007 tot en met 21 oktober 2020 herzien.
9. Gelet op wat de rechtbank hiervoor in de punten 6. tot en met 6.4. heeft geoordeeld, heeft eiser zijn inlichtingenverplichting geschonden met betrekking tot de handelstransacties die hij met auto’s heeft verricht in de maanden augustus 2012, mei 2014 en mei 2015. Dit is anders als het gaat om kentekens die in de maanden oktober 2012, maart 2013, januari 2015, augustus 2015 en maart 2016 van zijn naam zijn afgeschreven. Eiser heeft zijn inlichtingenverplichting met betrekking tot deze kentekens en in deze maanden dus niet geschonden. Het college was dus niet bevoegd om het recht op bijstand van eiser over deze maanden in te trekken. Het college heeft namelijk ook niet aannemelijk gemaakt dat eiser in deze maanden (anderszins) geen recht op bijstand had.