ECLI:NL:RBGEL:2023:3088

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/05/399997 / HA ZA 22-81
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en de rol van de curator in civiele procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure die verband houdt met het faillissement van een van de gedaagden. De rechtbank heeft geoordeeld over de vraag of de curator de procedure van de failliet kan overnemen zonder dat de vordering op de verificatievergadering wordt betwist. De rechtbank oordeelt dat de curator deze procedure niet kan voortzetten, omdat de faillietverklaring van rechtswege leidt tot schorsing van de procedure. De rechtbank verwijst naar artikel 29 van de Faillissementswet, dat bepaalt dat een procedure tegen een failliet van rechtswege is geschorst na de faillietverklaring. De curator had weliswaar toestemming van de rechter-commissaris om de procedure over te nemen, maar dit verandert niets aan de rechtsgevolgen van de faillietverklaring. De rechtbank benadrukt dat de curator de vorderingen van het Waterschap niet buiten de verificatievergadering kan betwisten en dat de procedure tegen de failliet alleen kan worden voortgezet indien de verificatie van de vorderingen wordt betwist. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en geeft partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de voortgang van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 31 mei 2023
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/399997 / HA ZA 22-81 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE,
zetelend te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. A. ter Mors te Deventer,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ],
pro seen als vennoot van gedaagde sub 1,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voormalig advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam, thans niet langer vertegenwoordigd,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)],
pro seen als vennoot van gedaagde sub 1,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
waarin
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
intervenient,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
zich op de voet van art. 214 Rv heeft willen voegen aan de zijde van de curator in het faillissement van gedaagde sub 2,
in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/408622 / HA ZA 22-404 van
[curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
waarin
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE,
zetelend te Apeldoorn,
intervenient,
advocaat mr. A. ter Mors te Deventer,
zich aan de zijde van de curator heeft gevoegd.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/05/408639 / HA ZA 22-407 van
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)],
pro seen als vennoot van eiseres sub 1,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. A.F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN(De Minister van Volkshuisvesting en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. K. Winterink te Den Haag,
waarin
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
intervenient,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
zich aan de zijde van eiseressen heeft gevoegd.
Partijen zullen hierna het Waterschap, [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] , [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] , [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] , de curator en [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak (22-81)

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022
  • de rolbeslissing van 26 juli 2022
  • de rolbeslissing van 17 november 2022
  • de rolbeslissing van 30 november 2022
  • de rolbeslissing van 14 januari 2023
  • de e-mail van de rechtbank van 3 februari 2023
  • de brief van de rolrechter van 9 februari 2023
  • de akte van de curator van 15 maart 2023
  • de antwoordakte van [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] van 29 maart 2023
  • de antwoordakte van het Waterschap van 12 april 2023
  • de antwoordakte van [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] van 12 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak tegen [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] (22-404)

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 december 2022
  • de e-mail van de rechtbank van 3 februari 2023
  • de brief van de rolrechter van 9 februari 2023
  • de akte van de curator van 15 maart 2023
  • de antwoordakte van [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] van 12 april 2023
  • de antwoordakte van het Waterschap van 12 april 2023.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de vrijwaringszaak tegen de Staat (22-407)

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 januari 2023
  • de e-mail van de rechtbank van 3 februari 2023
  • de brief van de rolrechter van 9 februari 2023
  • de akte van de curator van 15 maart 2023
  • de antwoordakte van [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] van 29 maart 2023
  • de antwoordakte van de Staat van 12 april 2023.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De beoordeling

4.1.
Na dagvaarding in de hoofdzaak is [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] bij vonnis van 15 februari 2022 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator als zodanig. De curator heeft de rechtbank in de hoofdzaak bij rolbericht van 11 april 2022 laten weten dat hij, met toestemming van de rechter-commissaris in het faillissement, de procedure van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] overneemt en dat hij mr. Jacobs als advocaat stelt. In het faillissement heeft nog geen verificatievergadering plaatsgevonden.
4.2.
Desgevraagd heeft de curator zich op de rol van 15 maart 2023 in de drie zaken uitgelaten over de gevolgen van het faillissement voor de procedures. De overige partijen hebben daarop gereageerd, waarbij opmerking verdient dat [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] in de vrijwaringszaak tegen [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] op 29 maart 2023 een antwoordakte hebben genomen, hoewel zij in die zaak geen van beide partij zijn. De rechtbank zal deze antwoordakte, die overigens enkel strekt tot instemming met de visie van de curator, retourneren. De rechtbank zal nu de processuele gevolgen van de faillietverklaring beoordelen.
in de hoofdzaak
4.3.
Het bij dagvaarding onder I, sub e, h en 1 en voorts onder II, III, V, VI en VII gevorderde is (ook) tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] gericht. Sub V heeft het Waterschap hoofdelijke veroordelingen tot betaling van concrete geldsommen gevorderd en sub II en III (hoofdelijke) veroordelingen tot schadevergoeding, waarvan de omvang bij staat moet worden opgemaakt. Deze rechtsvorderingen hebben de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel. Uit art. 29 Fw volgt dat het geding tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] na de faillietverklaring in ieder geval in zoverre van rechtswege is geschorst.
4.4.
Sub I heeft het Waterschap verklaringen voor recht gevorderd. Niet blijkt dat het Waterschap bij deze vorderingen een ander belang heeft dan dat haar vorderingen sub II, III en V, toewijsbaar zijn. Voor de toepassing van art. 29 Fw hebben de vorderingen sub I naast de vorderingen sub II, II en V daarom geen zelfstandige betekenis. Dit laatste geldt ook voor de sub VI gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten en de sub VII gevorderde concretisering van de elders gevorderde hoofdelijke veroordeling. Dit brengt mee dat de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] ook voor zover het de vorderingen sub I, VI en VII betreft door haar faillissement van rechtswege is geschorst. Vergelijk HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675.
4.5.
De procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] is derhalve integraal geschorst en wordt, zoals in art. 29 Fw is bepaald, alleen dan voortgezet, indien de verificatie van de tegen haar ingestelde vorderingen wordt betwist. Dit betekent ook dat er niet een procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] over niet-verifieerbare rechtsvorderingen resteerde waarin de curator de positie van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] op de voet van art. 28 Fw kon overnemen.
4.6.
De curator werpt op dat hij de vorderingen van het Waterschap buiten de verificatievergadering heeft betwist (zogenoemde ‘proactieve betwisting’) en dat hij de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] daarom in plaats van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] kon voortzetten, zoals hij de rechtbank op 11 april 2022 heeft bericht. Het Waterschap, [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] hebben dit beaamd. In dit verband is het volgende van belang.
4.7.
Schorsing op de voet van art. 29 Fw werkt van rechtswege en is dus niet afhankelijk van een tot schorsing strekkende beslissing van de rechtbank. Het arrest van de Hoge Raad van 8 november 1991, NJ 1992/174 doet hier niet aan af. In deze uitspraak is het volgende overwogen:
De in de Faillissementswet met betrekking tot de verificatie getroffen voorzieningen strekken tot een doelmatige afwikkeling van geschillen omtrent bestaan, omvang en eventuele preferentie van vorderingen op de gefailleerde. Met die strekking is niet onverenigbaar dat in een buiten de in die wet geregelde procesgang gevoerd geding tussen de curator en een derde die ook een vordering op de gefailleerde pretendeert, wordt beoordeeld en beslist of de vordering van die derde van dien aard is dat zij niet geverifieerd behoort te worden.
Anders dan de curator, het Waterschap, [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] menen volgt uit deze passage niet dat de curator een vordering buiten de verificatievergadering kan betwisten en vervolgens een lopende procedure tegen de failliet ter zake van deze vordering kan overnemen. In de casus die bij de Hoge Raad voorlag had wel degelijk een verificatievergadering plaatsgevonden. Dat volgt uit de slotzin van randnummer 7 van de conclusie van A-G mr. Koopmans voor het arrest, waar hij zijn lezing van een stelling in een cassatiemiddel besluit met de passage “wanneer, zoals i.c., de verificatievergadering reeds achter de rug is (art. 186 Fw).” Het arrest is dan ook geen aanleiding een uitzondering te aanvaarden op de regel dat vorderingen alleen ter verificatievergadering kunnen worden betwist. Een curator die een vordering wil aanvechten kan weliswaar om doelmatigheidsredenen ervoor kiezen in plaats van een afzonderlijke renvooiprocedure op de voet van art. 122 Fw te starten, een lopende procedure tegen de failliet in plaats van de failliet voort te zetten ‒ in de artikelen 29 en 122 lid 1 Fw is daarin expliciet voorzien ‒ of een gewone dagvaardingsprocedure te voeren zoals de curator in de hiervoor bedoelde zaak heeft gedaan, maar in al deze gevallen alleen als de betreffende vordering ter verificatie is ingediend en de curator de verificatie van deze vordering op de verificatievergadering heeft betwist.
4.8.
De toestemming van de rechter-commissaris voor de overname van de procedure door de curator maakt dit niet anders. Zoals gezegd betreft het hier gevolgen die van rechtswege aan faillietverklaring zijn verbonden.
4.9.
Ook de mogelijkheid die de curator sinds 1 januari 2019 heeft om zelf vorderingen ter verificatie in te dienen doet aan het voorgaande niet af. Het is immers niet zo dat de aldus door de curator ingediende vorderingen niet behoeven te worden geverifieerd op de vergadering.
4.10.
De curator, het Waterschap, [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] hebben verder nog erop gewezen dat doelmatig is dat de curator de procedure meteen in plaats van de failliet voortzet, omdat in het faillissement geen andere schuldeisers dan het Waterschap bekend zijn en een verificatievergadering dus slechts ertoe zal leiden dat de curator zijn vordering daar zal betwisten en bovendien de proceseconomie erbij is gebaat dat de procedure tegen de failliet niet afzonderlijk hoeft te worden gevoerd. In dit verband geldt het volgende.
4.11.
Doelmatigheidsoverwegingen kunnen op zichzelf schorsing van rechtswege niet opzij zetten. Aan de regel dat verifieerbare vorderingen ter verificatie moeten worden ingediend ligt het beginsel van gelijkheid van schuldeisers ten grondslag. Afdeling 5 van titel I van de Fw over verificatie van vorderingen is onderdeel van een zorgvuldig samengesteld en uitgebreid systeem van wettelijke bepalingen dat erop is gericht de belangen van bij een faillissement betrokken schuldeisers zoveel mogelijk tot hun recht te laten komen. Dit systeem zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist als de curator ‘proactief’ de procedure van de failliet zou kunnen overnemen. Dat, zoals de curator schrijft, thans geen andere schuldeisers bekend zijn wil bovendien niet zeggen dat (na kennisgeving ex art. 109 Fw) geen andere schuldeisers zullen opkomen. Bovendien hebben zich reeds 7 andere schuldeisers gemeld, die hun vorderingen om onbekende redenen weer hebben ingetrokken, zoals [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] opwerpt. Dit vormt te meer reden om vast te houden aan de waarborgen die de wet voorschrijft.
4.12.
De rechtbank constateert dus dat de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] op 15 februari 2022 van rechtswege is geschorst. In beginsel dient deze procedure daarom op de voet van art. 2.13 van het Procesreglement te worden doorgehaald en dient de procedure tegen de overige gedaagden te worden vervolgd. Daartoe zal de rechtbank nu echter nog niet overgaan, gelet op het volgende.
4.13.
Alle proceshandelingen in de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] , verricht nadat de schorsing is ingetreden, zijn nietig. Vergelijk HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2100, r.o. 3.2.2. Dit betreft:
- de akte overlegging producties van het Waterschap van 16 februari 2022, voor zover deze producties zijn overgelegd in de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] ,
- het rolbericht van de curator van 11 april 2022 dat hij de procedure van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] overneemt (in de kop van dit vonnis is daarom [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] en niet de curator als partij vermeld),
- de incidentele conclusie houdende verzoeken tot oproeping in vrijwaring van 4 mei 2022, voor zover het verzoeken van de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] betreft,
- de incidentele conclusie van antwoord van het Waterschap d.d. 1 juni 2022, voor zover het deze verzoeken betreft,
- het vonnis in incidenten van 20 juli 2022, voor zover daarin (ook) aan de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] oproepingen in vrijwaring zijn toegestaan, beslissingen over de proceskosten van de incidenten zijn aangehouden, de hoofdprocedure tegen de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] naar de meervoudige kamer is verwezen en is bepaald wanneer (ook) de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] kan antwoorden in de hoofdzaak, alsmede (het verzoek tot) de verlenging van de roldag waartegen door de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] in vrijwaring opgeroepen dient te worden,
- de voeging ex. art. 214 Rv van [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] aan de zijde van de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] d.d. 16 november 2023 en de instructie van de rolrechter in dat verband van 17 november 2022,
- de akte overlegging producties van het Waterschap van 25 januari 2023, voor zover deze producties zijn overgelegd in de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] c.q. de curator.
4.14.
De brief van de rolrechter van 9 februari 2023 en de daarop gewisselde akten zijn niet nietig nu deze erop zijn gericht eventuele nietigheid vast te stellen van proceshandelingen die in strijd met art. 29 Fw zijn verricht. Van belang is verder dat het nietige vonnis, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, geldt totdat het na instelling van een rechtsmiddel vernietigd zal worden.
4.15.
De rechtbank zal nu eerst de consequenties voor de vrijwaringen beoordelen en dan een verdere aanpak van de zaken aan partijen voorleggen.
in de vrijwaringszaken
4.16.
Zoals gezegd geldt vooralsnog het vonnis waarin (mede) aan de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] verlof is verleend tot oproeping in vrijwaring. Indien de hoofdzaak tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] wordt doorgehaald, zoals hiervoor is geschetst, zal echter voorlopig geen veroordeling worden uitgesproken waarvoor [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] en/of de Staat de curator c.q. [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] zouden kunnen vrijwaren. In de rede ligt daarom ook de vrijwaringszaak tegen [intervenient / gedaagde (in vrijwaring 22-404)] en de vrijwaringsprocedure tegen de Staat, voor zover deze laatste door de curator is ingesteld, door te halen. Dat de curator op zichzelf tot het instellen van de vrijwaringsprocedure tegen de Staat bevoegd is, zoals de Staat opwerpt, doet hieraan niet af. De door [gedaagde hoofdzaak / eiser 1 (in vrijwaring 22-407)] en [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] ingestelde vrijwaringsprocedures kunnen worden vervolgd. Ook hiertoe zal de rechtbank nu echter nog niet overgaan, gelet op het volgende.
hoe nu verder
4.17.
Het zou doelmatig zijn de procedures integraal te vervolgen, dus zonder de (mede) door de curator en tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] ingestelde procedures te parkeren. De rechten en plichten van alle betrokkenen bij het litigieuze werk kunnen dan ineens worden beoordeeld. Dat belang klemt te meer vanwege het aanzienlijke beloop van de betrokken vorderingen. Uit het voorgaande volgt echter dat daarvoor nodig is dat een verificatievergadering wordt belegd waarin de curator de vordering van het Waterschap betwist en vervolgens opnieuw, maar nu op goede gronden, aan de rechtbank bericht dat hij in de hoofdzaak de procedure tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] op de voet van art. 29 Fw van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] overneemt. Volgens de curator is dat verloop realistisch. Hij heeft zijn ‘proactieve betwisting’ erop gebaseerd.
4.18.
De rechtbank heeft echter ook te waken tegen onredelijke vertraging van de te vervolgen procedures (art. 20 lid 1 Rv). Het Waterschap en de Staat vragen daar terecht aandacht voor. Daarbij moet echter wel worden bedacht dat behandeling en beslissing van de voort te zetten zaken hoe dan ook een lange adem zal vergen. De dagvaarding in de hoofdzaak is op 29 december 2021 betekend, thans is in de vrijwaringen nog niet geantwoord en in de hoofdzaak zal pas 12 weken daarna geantwoord hoeven te worden. De mondelinge behandeling in de voort te zetten zaken is dus sowieso voor december 2023 niet te verwachten. Ongewis is of vervolgens een eindvonnis of een tussenvonnis gewezen zal worden. In deze zin is het belang van voortvarende behandeling betrekkelijk.
4.19.
Tegen deze achtergrond komt het de rechtbank dienstig voor te beproeven of de behandeling van de zaken kan worden aangehouden totdat de verificatievergadering heeft plaatsgevonden. Van de curator mag worden verwacht dat hij deze vergadering voortvarend laat beleggen, zodat snel duidelijk wordt of de hoofdzaak tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] op de voet van art. 29 Fw door de curator kan worden vervolgd of niet. Bij voortzetting door de curator kunnen de partijen in de hoofdzaak de nietige proceshandelingen bekrachtigen (zie art. 3:58 en art. 3:59 BW, Van Zeben, Du Pon & Olthof (red.), Parl. Gesch. BW Boek 3 1981, p. 251 en bijvoorbeeld Hof Arnhem-Leeuwarden 12 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3424, r.o. 4.7), waarna de zaken integraal zouden kunnen worden voortgezet in de stand waarin zij zich thans bevinden. Nu partijen tegenover elkaar verplicht zijn onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen (art. 20 lid 2 Rv) mag van hen in dit verband een welwillende houding worden verwacht. Dit geldt met name ook voor de curator, nu hij, gelet op zijn e-mail van 8 april 2022 aan mr. Jacobs (productie B bij de akte van de curator), klaarblijkelijk in de inwilliging van de voorwaarde van de rechter-commissaris dat (de verzekeraar van) [gedaagde hoofdzaak / eiser 3 (in vrijwaring 22-407)] voor al zijn proceskosten zal opkomen, aanleiding heeft gezien om op 11 april 2022 de hoofdzaak van [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] over te nemen en de vrijwaringsprocedures (mede) te voeren, en dus een wezenlijk bijkomend belang erbij lijkt te hebben dat de (mede) door hem en tegen de failliet ingestelde procedures tezamen met de overige procedures worden voortgezet. De rechtbank zal de partijen in de drie zaken, en in de hoofdzaak ook de curator, gelegenheid geven zich in dit verband uit te laten. De curator dient daarbij in ieder geval te laten weten op welke termijn duidelijk kan zijn of de hoofdzaak tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] op de voet van art. 29 Fw door de curator kan worden vervolgd of niet. Hij dient dus aan te geven hoe veel tijd naar zijn verwachting gemoeid zal zijn met het voortvarend door de rechter-commissaris doen beleggen van een verificatievergadering, het aldaar door de curator betwisten van de vordering van het Waterschap en het informeren van de rechtbank over het al dan niet overnemen van de hoofdzaak tegen [gedaagde hoofdzaak / eiser 2 (in vrijwaring 22-407) ] . Hierover dient de curator de overige partijen in de drie zaken uiterlijk 1 week voor de roldatum te informeren, zodat zij hun uitlatingen mede op deze informatie kunnen baseren.
4.20.
In alle drie de zaken zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 juni 2023voor het nemen van een akte door partijen en in de hoofdzaak ook door de curator, over hetgeen is vermeld in 4.19.,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.