Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Groningen,
1.Procesgang
2.Verzoek om schorsing teneinde de curatoren in het geding te roepen
3.Beoordeling van het verzoek
De ratio hiervan is dat partijen gezien het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) moeten kunnen reageren op een conclusie van de Procureur-Generaal, aangezien die conclusie in de oordeelsvorming van de Hoge Raad wordt betrokken (vgl. EHRM 30 oktober 1991, ECLI:NL:XX:1991:AD1521, NJ 1992/73, Borgers/België; EHRM 20 februari 1996, rov. 33, Reports 1996-I, p. 224 e.v., Vermeulen/België).
In die reactie is geen plaats voor debat door partijen. Nieuwe stellingen en producties zijn niet toelaatbaar. Een meer uitvoerige reactie is echter mogelijk ingeval de conclusie daartoe aanleiding geeft. (Vgl. HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3299, NJ 2008/123 en HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162.) Omdat de reactie op de conclusie van invloed kan zijn op de beslissing van de Hoge Raad, is het geding niet aan de invloed van partijen onttrokken tot aan het verstrijken van de termijn voor het indienen van die reactie.
Het verzoek is dus niet toewijsbaar.
4.Beslissing
21 maart 2014.