ECLI:NL:RBGEL:2023:2760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
14 mei 2023
Zaaknummer
05-113007-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 6 jaar wegens deelname aan een criminele organisatie en hennepteelt

Op 15 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt en de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, meerdere hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd en betrokken was bij drugstransporten naar Duitsland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij verschillende hennepkwekerijen en een drugslab bewezen verklaard, evenals zijn deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte een aansturende rol had binnen deze organisatie en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de samenleving. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-113007-21 (Harder); 05-282569-21 (Merwede) (gev. ttz)
Datum uitspraak : 15 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
lijk
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Parketnummer 05-113007-21 (Harder)
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 21 juni 2020 tot en met 11 februari 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand/woning aan het [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal (3x) ongeveer 268 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van
bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens (3x) ongeveer) 268 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
2 .
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 02 oktober 2020 tot en met 11 november 2020 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand/woning aan de [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal ongeveer 409) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van
bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens) 409 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 13 januari 2021 tot en met 02 maart 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten een of meerdere:
- afzuigslang(en) en/of elektriciteitsdra(a)d(en) en/of lamp (en) en/of transformator(en) en/of tijdklok(ken) en/of filter(s) en/of pot(ten), al dan niet gevuld met grond, voor hennepplanten en/of aan- en afzuiginstallatie(s) en/of (investerings)geld(en)
waarvan hij en zijn mededader(s) wist (en) of ernstige reden had (den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 december 2020 tot en met 02 maart 2021 te Veenendaal en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/woning aan [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal ongeveer 255) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens) 255 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 januari 2018 tot en met 19 maart 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand/woning aan de [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal (12x) ongeveer 168) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens (12x) ongeveer) 168 hennepplanten, althans (in totaal) meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
6.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 december 2020 tot en met 22 maart 2021 te Herwen, gemeente Zevenaar, en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand/woning aan de [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal (3x) ongeveer 230) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens (3x)
ongeveer) 230 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 oktober 2020 tot en met 08 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand/woning aan de [adres] )
(telkens) een hoeveelheid van (in totaal ongeveer (3x) 412) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens (3x)) 412 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
8.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode 05 maart 2021 tot en met 15 maart 2021, te Arnhem en/of Gelsenkirchen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van wiet en/of hennep (namelijk in totaal ongeveer 2 kilo gram wiet (op 05 maart) en/of een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram tot 3,5 kilogram hennep (op 15 maart)), althans een (grote) hoeveelheid wiet en/of hennep, zijnde wiet en/of hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens) 2 kilogram wiet en/of 3 kilogram tot 3,5 kilogram hennep, althans meer dan 500 gram wiet en/of hennep;
9.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode 16 september 2020 tot en met 22 maart 2021 te Arnhem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in (artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, artikel 10a eerste lid), artikel 11 derde, vierde, vijfde lid en/of artikel 11a Opiumwet.
Parketnummer 05-282569-21 (Merwede)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2020 tot en met 5 maart 2020 te Winterswijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of diens mededaders, wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door (telkens)
- een loods en/of gebouw, althans locatie te regelen ( [adres] ) (alwaar men synthetische drugs en/of precursoren voor de productie van synthetische drugs kon produceren) en/of
- een of meerdere stoffen en/of chemicaliën waaronder caustic soda en/of mierenzuur (ongeveer 510 liter) en/of formamide (800 liter) en/of BMK (benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon) (ongeveer 145 liter) en/of N-formylalamfetamine en/of fosforzuur (ongeveer 660 liter) en/of zoutzuur (2160 liter) en/of natrium hydroxide en/of ammoniumchloride en/of
alfa-fenylacetoacetamide, 3-oxo-2-fenylbutanamide) (ongeveer 240 kilogram)en/of
- een of meerdere ketel(s) voorhanden te hebben, waaronder (RVS) (druk)reactieketel(s) al dan niet met roerwerk en/of al dan niet met (reflux)buis/koeler voorhanden te hebben en/of
- een of meer (andere) benodigdheden voor een synthetisch drugslab voorhanden te hebben, waaronder één of meerdere gasfles(sen) en/of gasbrander(s) en/of vat(en) en/of en/of maatbeker(s) en/of pollepel(s) en/of handschoen(en) en/of jerrycan(s) en/of koolstoffilter(s) en/of afzuigslang(en) en/of gasslang(en) en/of Au bain mariebak(ken) en/of (water)slangen en/of gaswasser(s) en/of klemdekselvat(en) en/of emmer(s) en/of en/of scheitrechter(s) en/of
driehals-rondbodemkolf en/of dopvat(en) en/of roermotor en/of (vloeistof) pompen en/of trechter(s) en/of koppelstuk(en).

2.Onderzoek Harder (05-113007-21)

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, waarbij sprake is van een grote hoeveelheid hennep, telkens meermalen gepleegd (feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7), het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor hennepteelt (feit 3), het medeplegen van het transporteren van meerdere partijen hennep naar Duitsland (feit 8) en deelname aan een criminele organisatie (feit 9).
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor medeplegen, dan wel doen plegen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de periode dient te worden beperkt tot 1 oktober 2020 tot en met 11 februari 2021.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van het kweken van hennep in de ten laste gelegde periode.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van feit 4, nu uit het dossier geen bewijs van betrokkenheid bij deze hennepkwekerij naar voren komt.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat voor de ingangsdatum van de periode dient te worden uitgegaan van juli 2020. De enkele verklaring van [betrokkene 6] dat hij vanaf 2017/2018 met ‘die lui’ in zee is gegaan, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode te komen.
Met betrekking tot feit 6 heeft de raadsman bepleit dat [verdachte] pas in beeld komt na de aanhouding van [medeverdachte 2] , zodat de periode dient te worden beperkt tot 2 maart 2021 tot en met 22 maart 2021.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 7, wegens onvoldoende bewijs voor medeplegen en doen plegen. Hiertoe is, kort gezegd, aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen in het dossier geen, althans heel weinig, bewijs volgt voor betrokkenheid van [verdachte] en er bovendien aanwijzingen zijn dat sprake is van betrokkenheid van anderen waarmee [verdachte] niet in verband kan worden gebracht.
Ten aanzien van feit 8 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Voor het transport op 5 maart 2021 geldt dat bewijs voor enige betrokkenheid van [verdachte] daarbij ontbreekt. Ten aanzien van het transport op 15 maart 2021 waren de gedragingen van [verdachte] hoogstens faciliterend van aard, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen.
De raadsman heeft zich ten slotte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 9.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] wordt – kort gezegd – verweten dat hij als medepleger betrokken is geweest bij zeven hennepkwekerijen, waarvan één in de voorbereidende fase, twee drugstransporten naar Duitsland en deelname aan een criminele organisatie die het plegen van Opiumwet-feiten als oogmerk had.
De rechtbank zal hieronder allereerst ingaan op de identificatie van verschillende verdachten in het dossier. Vervolgens zal de rechtbank de feiten op volgorde van de tenlastelegging bespreken.
Identificatie verdachten
In het onderzoek Harder kwamen door de interceptie van telecommunicatiemiddelen, het opnemen van vertrouwelijke communicatie en door middel van observaties verschillende personen in beeld als potentiële verdachten. Een aantal van deze verdachten werd in berichten en gesprekken aangeduid met een bijnaam. Door de recherche zijn op basis van de navolgende aanwijzingen verdachten aan telefoonnummers en bijnamen gekoppeld.
[medeverdachte 1]
Op 16 oktober 2019 is [medeverdachte 1] in zijn woning overvallen. Toen zijn partner [medeverdachte 3] hierover verhoord werd, verklaarde zij dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] [telefoonnummer] was en dat hun vaste nummer [telefoonnummer] was. De telefoonaansluiting [telefoonnummer] is afgegeven voor een abonnement op naam van [naam ex-partner medeverdachte 3] op het adres [adres] in Arnhem. [naam ex-partner medeverdachte 3] is de overleden ex-echtgenoot van [medeverdachte 3] . In een verklaring die [medeverdachte 1] op 7 februari 2020 aflegde, verklaarde hij gebruik te maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer staat op naam van [medeverdachte 3] , [adres] . In verschillende tapgesprekken in september 2020 noemde de gebruiker van voornoemde telefoonnummers zichzelf ‘ [medeverdachte 1] ’ of werd hij door de persoon aan de andere kant van de lijn ‘ [medeverdachte 1] ’ of ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd. Een verbalisant heeft op grond van stemherkenning geconcludeerd dat de (mannelijke) gebruiker van beide telefoonnummers één en dezelfde persoon betreft, te weten [medeverdachte 1] . [2]
In diverse tapgesprekken wordt [medeverdachte 1] door [verdachte] en [medeverdachte 2] ‘ouwe’ genoemd:
(TA001-1058, 11 oktober 2020)
[medeverdachte 1] ontvangt een SMS van [verdachte] met de tekst:
“Hou van jou ouwe ben vandaag 15 jaar samen met de vrouw vriend bedank voor alles vriend”.
(TA001-3341, 14 november 2020)
[medeverdachte 1] ontvangt een SMS van [verdachte] met de tekst:
“Hou van je ouwe meen het ben niks zonder jou meen het vriend”.
(TA004-40994, 23 november 2020)
[medeverdachte 2] belt uit met [medeverdachte 1] . Aan de achtergrondgeluiden is te horen dat [medeverdachte 2] in een auto zit. Er zit ook iemand anders (manspersoon) bij hem in de auto. Voordat [medeverdachte 1] de telefoon beantwoordt zegt de onbekende persoon tegen [medeverdachte 2] : “Wie bel jij nu?”
[medeverdachte 2] zegt daarop: “Ik moet heel effe die ouwe bellen, effe een minuutje”.
Daarna neemt [medeverdachte 1] de telefoon op. [3]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] en ‘ [medeverdachte 1] ’, ‘ [medeverdachte 1] ’ of ‘ouwe’ wordt genoemd.
[verdachte]
De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] wordt door [medeverdachte 1] ‘ [verdachte] ’ of ‘Bolle’ genoemd. Een verbalisant herkent de stem van [verdachte] uit een ander onderzoek waarin telecommunicatie is opgenomen van voornoemd telefoonnummer, dat in gebruik zou zijn bij [verdachte] . Op 29 september 2020 om 16:51 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] . In het gesprek zegt [medeverdachte 1] dat hij met een kwartiertje thuis is. Om 17:01 uur werd door het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 1] aan komt rijden op het [adres] . Kort hierna komt [verdachte] aanrijden en parkeert hij op het [adres] . [4]
Op 19 december 2020 werd [medeverdachte 1] gebeld door telefoonnummer [telefoonnummer] . De stem van de gebruiker van dit telefoonnummer werd herkend als de stem van [verdachte] . In het gesprek wordt door deze gebruiker gezegd: “Dit is mijn nieuwe nummer ja”. Vanaf 12 maart 2021 komt er weer een nieuw telefoonnummer in beeld, [telefoonnummer] . De stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] bleek dezelfde te zijn als de stem van de gebruiker van nummer [telefoonnummer] . [5]
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] gebruik maakt van de telefoonnummers [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] en dat zijn bijnaam ‘Bolle’ is.
[medeverdachte 2]
In het informatiesysteem van de politie is het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan [medeverdachte 2] . Dit telefoonnummer blijkt ook op naam te staan van [medeverdachte 2] . Op 29 september 2020 vond een observatie plaats op [medeverdachte 1] . Om 18.41 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en telefoonnummer [telefoonnummer] waarin een afspraak wordt gemaakt elkaar te ontmoeten bij [medeverdachte 1] thuis. Om 20.10 uur wordt [medeverdachte 2] waargenomen bij de woning van [medeverdachte 1] . In tapgesprekken in oktober 2020 noemt de gebruiker van voornoemd telefoonnummer zichzelf ‘ [medeverdachte 2] ’. Een verbalisant heeft op grond van stemherkenning geconcludeerd dat de gebruiker van het telefoonnummer [medeverdachte 2] is. [6]
Op 11 juni 2020 verstuurde [medeverdachte 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] een sms-bericht naar [telefoonnummer] met het verzoek hem te bellen op zijn andere nummer. Dertig seconden later belde het telefoonnummer [telefoonnummer] naar [telefoonnummer] . Een verbalisant herkende de stem van [medeverdachte 2] als gebruiker van laatstgenoemd telefoonnummer. [7]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] gebruik maakt van telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] en dat hij ook wel ‘ [medeverdachte 2] ’ wordt genoemd.
[medeverdachte 4]
In onderzoek Elrits is telecommunicatie opgenomen van telefoonnummer [telefoonnummer] . [medeverdachte 4] werd als gebruiker van dit telefoonnummer geïdentificeerd. In onderzoek Harder heeft een verbalisant de stem van de gebruiker van voornoemd telefoonnummer herkend als de stem van [medeverdachte 4] . [8]
Telefoonnummer [telefoonnummer] heeft contact met nummer [telefoonnummer] , op naam van [naam ex-partner medeverdachte 4] , adres [adres] . De gebruikster van laatstgenoemd telefoonnummer noemt de gebruiker van [telefoonnummer] [medeverdachte 4] en hij noemt haar [naam ex-partner medeverdachte 4] . Tijdens de gesprekken gaat het vaak over kinderen. Op het genoemde adres staan twee kinderen ingeschreven met de achternaam [medeverdachte 4] . In het systeem van de politie staat daarnaast een melding waarin [naam ex-partner medeverdachte 4] aangeeft bang te zijn voor haar ex, [medeverdachte 4] . [9]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 4] gebruikt maakt van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank wanneer in het dossier gebruik is gemaakt van voornoemde telefoonnummers, voornoemde bijnamen genoemd zijn of de stem van een verdachte is herkend door de politie, ervanuit gaan dat het de persoon betreft die daaraan in het dossier gekoppeld is De rechtbank zal hieronder dan ook niet steeds verwijzen naar de telefoonnummers, maar volstaan met de naam van de verdachte aan wie het nummer is gekoppeld.
[adres] (feit 1)
Op 11 februari 2021 rond 13.40 uur werd in de woning aan het [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Op de zolder was een kweekruimte ingericht met daarin 268 hennepplanten. [10] Op dit adres stond [betrokkene 1] ingeschreven. [11]
Getuige [getuige 1] , de vriendin van [betrokkene 1] , was ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning aanwezig. Zij verklaarde onder meer dat de hennepkwekerij er sinds augustus 2020 zat en er twee keer geoogst was. [12]
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij deze hennepkwekerij overweegt de rechtbank als volgt.
Op 8 juli 2020 om 10.40 uur werd door leden van het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 4] en [verdachte] in de richting van het [adres] liepen. Zij hadden een boormachine en een gevulde plastic tas bij zich. Om 11.48 uur kwamen zij weer uit de richting van de woning lopen. [13]
Verdachte heeft voor deze observatie, die redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven.
[betrokkene 1] heeft over deze observatie verklaard dat [medeverdachte 4] en [verdachte] de boel toen in orde hebben gemaakt. [14] De rechtbank begrijpt uit deze verklaring dat [betrokkene 1] hiermee bedoelt dat zij de hennepkwekerij toen hebben opgebouwd.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 4] en [verdachte] op 8 juli 2020 samen bij de woning aan het [adres] zijn geweest om de hennepkwekerij op te bouwen.
Op de dag van het aantreffen van de hennepkwekerij door de politie vond rond 14.51 uur een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[medeverdachte 2] : [betrokkene 1] zit ook vast.
[medeverdachte 1] : Welke [betrokkene 1] ?
[medeverdachte 2] : [betrokkene 1] ntv
[medeverdachte 1] : Neeee
(…)
[medeverdachte 3] : [betrokkene 1] , [betrokkene 1] , je vriend, ntv.
[medeverdachte 1] : Die ouwe?
[medeverdachte 3] : Ja!
[medeverdachte 1] : Ah nee
[medeverdachte 2] : Ja!
(…)
[medeverdachte 1] : Dit had ik als laatste ntv...
[medeverdachte 2] : Deze?
[medeverdachte 1] : Dit had ik helemaal niet verwacht
[medeverdachte 2] : Nee eerder Veenendaal.
[medeverdachte 1] : Hoe weet je dit dan?
[medeverdachte 2] : Omdat dat wijf mij net open en bloot over de lijn belt. Die mongool die die daar in huis hebt met de zwarte tanden, die vet zak. "Kom jij wel eens bij [betrokkene 1] ? Ja hij is gepakt. 'Opgerold'. Ja midden over mijn lijn. Weet je, dat wijf dat spoort gewoon, hou gewoon je bek dicht. Maar zij, belt blijft bellen, blijft bellen, blijft bellen, niet normaal. [betrokkene 1] laat hem 1 keer over gaan.
[medeverdachte 1] : Hoeveel stonden daar 2 40? 3 80?
[medeverdachte 2] : 2 60, 130 en 130.
[medeverdachte 1] : Zeg het maar tegen niemand hebben ze alleen maar schik van. Helemaal tegen niemand zeggen, want helemaal tegen niemand zeggen, ik zou het echt helemaal tegen niemand zeggen.
[medeverdachte 2] : Ik zeg tegen niemand niets.
[medeverdachte 1] : Weet [verdachte] het al?
[medeverdachte 2] : Nee, ook niet. (…)” [15]
De rechtbank stelt vast dat dit gesprek gaat over de hennepkwekerij van [betrokkene 1] aan het [adres] . Uit het feit dat [medeverdachte 1] zo kort na het ontdekken van de kwekerij vraagt of [verdachte] ( [verdachte] ) het al weet, volgt dat dit kennelijk iets is waar [verdachte] van op de hoogte gebracht moet worden.
Vervolgens vond op 12 februari 2021 een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[verdachte] sh: Ja is top. Maar ik denk wel maa.d/t (stv/fon) erin. Ik met dat hok enzo dit dat is gewoon ja. Maar ik uuh. .usiek (st/fon) te veel. Die buurman das een oplettende daar bij [betrokkene 1] .
[medeverdachte 1] sh: Is gewoon klote ..(ntv) ja. ..(ntv) gezegd en ..(ntv) ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd en dan houdt het wel op. Ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd ..(ntv) leer het die mensen nou zelf water geven.
[verdachte] sh: Ja. Ja.
(…)
[medeverdachte 1] sh: Ik zei na luister luister, ..(ntv) zeg nou tegen die man hoe die het doen moet. Hoeft ie niet meer te komen [verdachte] . Dan is het klaar je hoef je niet weer te komen ..(ntv)
[verdachte] sh: Ja. (…)” [16]
In dit gesprek zegt [verdachte] dat de buurman bij [betrokkene 1] oplettend is. Vervolgens bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] dat [medeverdachte 2] die mensen zelf water moet leren geven, zodat hij er zelf niet meer hoeft te komen om dat te doen. Uit de context van dit gesprek volgt dat [verdachte] op de hoogte is van de ontdekking van de kwekerij en dat hij het kennelijk niet eens is met de werkwijze van [medeverdachte 2] .
In een OVC-gesprek van 19 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] werd onder meer het volgende gezegd:
“(…)
[verdachte] : Nee maar dan pak ik eh, en dan pak jij lekker wat centen, boem. En dan geef ik jou eh 50 rooien voor de voor de nat aj dat n keer wilt kopen.
[medeverdachte 1] NTV
[verdachte] : En dan leg jij die 50 rooien van mij weg zo, hup, en als we dan een keer, een keer eh dan zeg ik in ieder geval van mij dr op gaan
[medeverdachte 1] Ik snap wat je bedoelt ja
[verdachte] : Snapje?
[medeverdachte 1] ntv
[verdachte] : Ja, [betrokkene 2] is weg door hem, uhm [betrokkene 1] is weg door hem, die homo is weg door hem, Veenendaal is weg door hem..
[medeverdachte 1] Veenendaal
[verdachte] : Veenendaal, die neger is weg door hem
[medeverdachte 1] Ja ook nog ntv
[verdachte] : 5 hokken wat we gewoon door hem kwijt zijn
[medeverdachte 1] Heb ik ook nog een bon van
[verdachte] : Hé, vijf hokken onder hem kwijt zijn
(…)
[verdachte] heeft het over alle verliezen; ook weer 15 ruggen verlies, al die hokken die je verloren hebt. Je zit zo aan een ton waarvan je gewoon verloren hebt.
[medeverdachte 1] Mens
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 3] : Dat bedoel ik
[verdachte] : Door meneertje
[medeverdachte 1] Maar het komt goed. We doen het effe rustig aan. De hokken doe jij...
[verdachte] : Jaja
[medeverdachte 3] : Alles komt goed
[verdachte] : Ja sowieso ik eh, ik hou mij ook rustig. Klaar. (…)” [17]
In dit gesprek wordt duidelijk dat [verdachte] baalt en [medeverdachte 2] de schuld geeft van het feit dat ‘ze’ vijf hennepkwekerijen kwijt zijn geraakt onder hem, waaronder het hok van [betrokkene 1] ( [betrokkene 1] ). Uit het feit dat [verdachte] bespreekt wat de verliezen zijn volgt dat [verdachte] een belang had in deze kwekerij(en).
Uit voorgaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de hennepkwekerij aan het [adres] één van de ‘hokken’ was die [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met anderen opbouwde en exploiteerde. Dat [verdachte] hier in de wij-vorm zou spreken omdat hij veel optrok met anderen die wel bij deze kwekerij betrokken waren en hij zich tot die groep voelde behoren, zoals door de raadsman betoogd, acht de rechtbank - mede in het licht van wat hiervoor met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] is overwogen - ongeloofwaardig.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het meerdere malen telen van een grote hoeveelheid hennep in de periode van 8 juli 2020 tot en met 11 februari 2021. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] acht de rechtbank het aannemelijk dat in die periode twee oogsten hebben plaatsgevonden.
[adres] (feit 2)
Op 11 november 2020 werd in de woning aan de [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 409 hennepplanten. De woning was volgens de verhuurder verhuurd aan [betrokkene 2] .
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij deze hennepkwekerij overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevinden zich tapgesprekken van de periode 3 tot en met 7 augustus 2020 die in verband lijken te kunnen worden gebracht met deze hennepkwekerij. In deze gesprekken wordt [verdachte] genoemd en benaderd, waarbij het lijkt te gaan over de opbouw van deze kwekerij. Daarnaast is er een OVC-gesprek van 19 maart 2021, nadat de kwekerij is opgerold, waarin [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt dat ze vijf hennepkwekerijen kwijt zijn door hem ( [medeverdachte 2] ), waaronder die van [betrokkene 2] .
Daarmee staat vast dat [verdachte] wetenschap had van deze hennepkwekerij en hij contact heeft gehad met personen die bij deze kwekerij betrokken waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze bevindingen echter niet worden vastgesteld welke wezenlijke en significante bijdrage [verdachte] (in die opbouwfase of daarna) zou hebben geleverd aan deze kwekerij.
Dit geldt temeer nu uit het dossier het beeld naar voren komt dat [medeverdachte 2] de persoon was die verantwoordelijk was voor de dagelijkse aansturing van deze kwekerij en de bevindingen in het dossier die op enige vorm van betrokkenheid van [verdachte] zouden kunnen duiden buiten de ten laste gelegde periode vallen.
Concluderend acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode als medepleger betrokken is geweest bij deze hennepkwekerij. Daarom volgt vrijspraak voor dit feit.
[adres] (feit 3)
Op 2 maart 2021 werd in de woning aan de [adres] een ruimte aangetroffen die geheel was ingericht als hennepkwekerij. Onder meer de volgende voorwerpen werden aangetroffen:
  • afzuigslangen;
  • elektriciteitsdraden;
  • 8 lampen;
  • transformatoren;
  • tijdklokken;
  • filters;
  • potten voor hennepplanten, gevuld met grond;
  • een aan- en afzuiginstallatie.
De kwekerij was nog niet in werking. Alle goederen die in de ruimte stonden, waren nieuw. Alles stond klaar om te starten met telen. Er waren alleen nog geen hennepplanten aanwezig. [18]
De bewoner van de woning, [betrokkene 4] , heeft verklaard dat [verdachte] in oktober of november 2020 bij hem langs kwam. [verdachte] vertelde dat [betrokkene 4] iets kon verdienen. [verdachte] zou kleine plantjes neerzetten en als die groter waren, dan zou hij ze verkopen. [verdachte] zou alles regelen. Hij heeft [verdachte] nog een aantal keer ontmoet bij [naam schoonzus verdachte] , een buurvrouw die bij hem op de galerij woont. Toen heeft hij hem een sleutel van zijn woning gegeven. [betrokkene 4] moest in december 2020 geopereerd worden. Toen hij terugkwam uit het ziekenhuis zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] bij hem langs geweest. Ze hadden andere dingen gedaan dan afgesproken was. [betrokkene 4] had tegen [medeverdachte 2] verteld dat hij onder bewind stond. [betrokkene 4] is een man van Antilliaanse afkomst. [19]
Op 13 januari 2021 werd door leden van het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] in de Chrysler met kenteken [kenteken] reden. Om 13.25 uur stond de auto geparkeerd aan de [adres] . Om 13.27 uur werd gezien dat [medeverdachte 2] en [verdachte] uit de woning aan de [adres] liepen en de woning om 14.01 uur weer samen binnen gingen. Om 14.22 uur liep [medeverdachte 2] de woning uit naar de Chrysler. Nadat hij de kofferbak opende en sloot, liep hij terug naar de woning en opende hij de voordeur met een sleutel. Vervolgens werd gezien dat [medeverdachte 2] en [verdachte] om 14.35 uur samen de woning verlieten. [20]
Op 13 januari 2021 rond 16.37 uur vond in de woning van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[verdachte] : Euh... dat dat dat.. ik heb alles doorgegeven, ja dat wou ik jou erbij doen
[medeverdachte 1] : Ja, das wel lekker. Dat vind ik..
[verdachte] : Das wel fair want ik zei ook tegen mijn schoonzus. Ik zei die ken alles mooi in de
gaten houden want die gozer woont er gewoon bij. Dat is een buurman, iets verderop bij haar.
(…)
[verdachte] : Is een buurman bij haar, drie deuren verder
(…)
[medeverdachte 1] : ...misschien wel proberen ..ntv...dat meen ik echt als je ze vol groeien elk jaar..ntv..
[verdachte] : Dat wilden we eerst bij de buurman van [naam schoonzus verdachte] ook doen
[medeverdachte 1] : Je ziet wat er gebeurd. Volgende week al aan de beurt. ntv.
[verdachte] : Maar die bij [naam schoonzus verdachte] nou ook dan..nty dat hok ook kei laten volgroeien maar dat gaat
ook niet, dat gaat niet want aan de voorkant, daar lopen mensen langs want het is wel in een flat snap je?
[medeverdachte 1] : Maar dan kunnen we ook hoogstwaarschijnlijk nou.. ntv (die oppas?) ... ik heb die gevraagd, gezegd luister is.... als die gozer het goed vindt, dan dan dan.. ntv ... dan is het klaar.
[verdachte] : Ik zeg tegen die neger, ik zeg 5 rollen ja, das zo'n manke neger is dat. Hij zegt: Ja,
goed mooi, is goed swa. Weet dat jullie goed doen hahaha. Hele relaxte gozer..ntv. [medeverdachte 2] zei ook... ntv hij zei.. kom maar eerst kijken. Ik zeg kijk maar eerst eens naar de man, ik zeg..
(…)
[verdachte] : (…) Maar dit ook, een hele relaxte jongen, is goed..ntv.. vergooien.
[medeverdachte 1] : Nou lekker man
[verdachte] : Ja. Ik zei eerst tegen... Ik wou hem eerst drie rooien bieden heheheh, [medeverdachte 2] zegt, dat
kun je niet maken.
[medeverdachte 1] : Nee, dat is ook goed.
[verdachte] : hahaha, wat mot die aap, drie rooien is zat voor hem. Maar ik zat te denken, als je
anders mijn schoonzus ook effen twee rooien moet geven, twee en een halve rug, ja dan is het goed snap je?
[medeverdachte 1] : .. ntv.. ja is toch goed.
[verdachte] : Ja, dus eh. Is wel fijn en is gewoon een relaxte gozer joh. Geen last van hem. Hij weet ook dat hij zijn keet (fon) kwijt kan raken dus eh, dat weet hij allemaal. (…)” [21]
De zus van de partner van [verdachte] is [naam schoonzus verdachte] . Zij woont op de [adres] . [22]
In een gesprek op 15 januari 2021 in de woning van [medeverdachte 1] tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd onder meer het volgende gezegd:
“(…)
[medeverdachte 2] : Luister es, bij die ehm, die voor ons knipt, hoe heet ze, [naam schoonzus verdachte] . Daar twee deuren verder,
is zo'n gozer, wel een neger dat wel
[medeverdachte 2] : maar hij knipt en is kapper, maar hijs geopereerd aan zijn been, hij kan niet eens lopen, hij ken kan ken geen kant op die jongen.
[medeverdachte 2] : Hij zit, hij zit in de bewindvoering. Dus zijn huur en alles heb ik allemaal, hek allemaal al nagevraagd. Gisteren al met hem alles opgeruimd en leeggehaald. Nou kunnen er toch 82 in ja. Da's lekker toch?
[medeverdachte 1] : Da's veel
(…)
[medeverdachte 2] : Was tie nu.. Zou die gisterenavond heengaan, maar hij loopt het zo uit te stellen met die hokjes. [verdachte] zeg ik -gehoest- van jou. Als je er gewoon niet vanaf de start bij kan lopen dan hoeft het, dan hoeft het voor mij niet.
[medeverdachte 1] : ..ntv...
[medeverdachte 2] : Nee, ik heb wel goeie afspraken met hem gemaakt dus dat eh... das goed. Nou volgende
week als die spullen der zijn dan ga ik met hem dat hokkie daar bij die neger bouwen.(…)” [23]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat in dit gesprek met ‘de neger’ [betrokkene 4] wordt bedoeld. [verdachte] heeft hem benaderd voor het opbouwen van een hennepkwekerij in zijn woning en bespreekt dit met [medeverdachte 1] . Uit het gesprek dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] voert, volgt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de kwekerij samen gaan opbouwen als de spullen er zijn.
In een OVC-gesprek van 19 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] werd onder meer het volgende gezegd:
“(…)
[verdachte] : Nee maar dan pak ik eh, en dan pak jij lekker wat centen, boem. En dan geef ik jou eh 50 rooien voor de voor de nat aj dat n keer wilt kopen.
[medeverdachte 1] NTV
[verdachte] : En dan leg jij die 50 rooien van mij weg zo, hup, en als we dan een keer, een keer eh dan zeg ik in ieder geval van mij dr op gaan
[medeverdachte 1] Ik snap wat je bedoelt ja
[verdachte] : Snapje?
[medeverdachte 1] ntv
[verdachte] : Ja, [betrokkene 2] is weg door hem, uhm [betrokkene 1] is weg door hem, die homo is weg door hem, Veenendaal is weg door hem..
[medeverdachte 1] Veenendaal
[verdachte] : Veenendaal, die neger is weg door hem
[medeverdachte 1] Ja ook nog ntv
[verdachte] : 5 hokken wat we gewoon door hem kwijt zijn
[medeverdachte 1] Heb ik ook nog een bon van
[verdachte] : Hé, vijf hokken onder hem kwijt zijn
(…)
[verdachte] heeft het over alle verliezen; ook weer 15 ruggen verlies, al die hokken die je verloren hebt. Je zit zo aan een ton waarvan je gewoon verloren hebt.
[medeverdachte 1] Mens
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 3] : Dat bedoel ik
[verdachte] : Door meneertje
[medeverdachte 1] Maar het komt goed. We doen het effe rustig aan. De hokken doe jij...
[verdachte] : Jaja
[medeverdachte 3] : Alles komt goed
[verdachte] : Ja sowieso ik eh, ik hou mij ook rustig. Klaar. (…)” [24]
In dit gesprek wordt duidelijk dat [verdachte] baalt en [medeverdachte 2] de schuld geeft van het feit dat ‘ze’ vijf hennepkwekerijen kwijt zijn geraakt door [medeverdachte 2] , waaronder het hok van [betrokkene 4] . Dat [verdachte] bespreekt wat de verliezen zijn bevestigt dat [verdachte] een financieel belang had in deze kwekerij.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, dat [verdachte] betrokken was bij het aantrekken van de locatie en de opbouw van de kwekerij en hij daarbij nauw en bewust samenwerkte met anderen.
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor hennepteelt in de woning aan de [adres] in de periode van 13 januari 2021 tot en met 2 maart 2021.
[adres] (feit 4)
Op 2 maart 2021 werd in de woning aan [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Op de zolder van de woning bevond zich een kweekruimte met 255 hennepplanten. [25]
[betrokkene 5] , de bewoner van [adres] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 2] , die hij kent als [medeverdachte 2] , is benaderd om een hennepkwekerij op zolder te zetten. [medeverdachte 2] regelde alles. [betrokkene 5] heeft [medeverdachte 5] ook een paar keer in de woning gezien. [medeverdachte 5] zag hij als het lopertje van [medeverdachte 2] . Als [medeverdachte 2] niet kon, kwam [medeverdachte 5] langs. Ook [verdachte] is een keer bij hem thuis geweest samen met [medeverdachte 2] . Zij gingen toen naar zolder om te kijken wat [medeverdachte 2] gebouwd had. Verder verklaarde [betrokkene 5] dat in de slaapkamer op de eerste verdieping een tent stond en daarin was het verbrand. [26]
Op 15 december 2020 werd door leden van het observatieteam gezien dat de Chrysler waarin [medeverdachte 2] zat samen met een andere man om 12.32 uur geparkeerd stond aan de [adres] . Niemand stapte uit en [medeverdachte 2] had een mobiele telefoon vast. Ter hoogte van [adres] vonden werkzaamheden plaats in de achtertuin en er lag zand op de rijbaan ter hoogte van nummer [huisnummer] . Om 12.37 uur vertrok de auto. [27]
Die dag om 13.28 uur stuurde [medeverdachte 2] het volgende sms-bericht naar [medeverdachte 1] :
“Ze zijn ook voor de deur aan het graven vriend” [28]
Daarna volgde tussen hen tussen 15.13 en 15.47 uur en de volgende conversatie per sms:
“ [medeverdachte 1] : Weetje al wat je gaat doen Gr
[medeverdachte 2] : Ja vriend heb nu alles klaar staan morgen ochtend vroeg x
[medeverdachte 1] : Ok” [29]
Uit peilbakengegevens blijkt dat de Chrysler met kenteken [kenteken] op 16 december 2020 vanaf 05.00 uur onderweg is richting onder andere Velp en Veenendaal. Om 05.16 uur straalde het peilbaken van de Chrysler een mast in Velp aan en om 05.33 uur een mast in Veenendaal. Om 05.42 uur straalde het peilbaken een mast aan de [adres] aan. [adres] valt onder het bereik van deze mast. Rond 06.51 uur vertrok de Chrysler weer. [30]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 2] , liet een zelfde beweging zien.
De telefoon straalde om 05.14 uur een mast aan in Velp en vervolgens om 05.36 uur en 06.52 uur de mast aan de [adres] . [31]
Om 08.12 uur stuurde [medeverdachte 1] het sms-bericht
“?”naar [medeverdachte 2] . [32] Hierop reageerde [medeverdachte 2] :
“Had je vrouw al geapp vriend alles goed xx” [33]
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] die vroege ochtend van 16 december 2020 met de Chrysler naar Veenendaal is gereisd en dat het peilbaken onder zijn auto daarbij een mast aanstraalde waaronder [adres] valt. Dit past bij het feit dat hij de dag daarvoor bij [adres] is gezien en dan aan [medeverdachte 1] een bericht dat hij alles klaar heeft staan voor morgenvroeg. Dat dit verband houdt met deze kwekerij leidt de rechtbank af uit het feit dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] laat weten dat ze voor de deur aan het graven zijn, hetgeen ook volgt uit de observatie. Nu ook de tijdsspanne van ongeveer 50 minuten (05.42-06.51 uur) past bij het in werking stellen van een hennepkwekerij concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] op 16 december 2020 met dat doel bij [adres] is geweest. Dit oordeel vindt bovendien steun in het volgende.
Op 13 januari 2021 werd door leden van het observatieteam waargenomen dat de Chrysler waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in zaten werd geparkeerd aan de [adres] . Om 10.57 uur ging [medeverdachte 5] met een sleutel de woning aan [adres] binnen. Vervolgens werd om 12.23 uur gezien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] diverse dozen vanuit de woning in de kofferbak legden, waarna zij om 12.29 uur vertrokken en daarna kort stopten bij een afvalbrengstation. [34]
Op 15 januari 2021 vond een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[medeverdachte 1] : Had nog 4 weken gemoeten.. ntv..
[medeverdachte 2] : Ze stonden 5 weken. Toen zat.. Dit zat erin. Ze waren zo groot, ze waren zo groot, zoveel spin heb jij nog nooit gezien. Ze waren verrot.
[medeverdachte 2] : Ze waren afgestorven omdat ze geen water hadden gehad, ja. Ik ga daar geen 5 weken rondlopen. Want wat ie daar af had gehaald was nog geen kilo aan opbrengst. Het was 1 grote teringzooi.
[medeverdachte 1] : ja maar kan toch proberen
[medeverdachte 2] : Kan al niet meer. Ntv... Het was onbegonnen.
[medeverdachte 2] : Beneden, had ie een tent staan, ja. Zo'n hoge tent, zo'n dure tent. Zo'n mammoet, zo'n
hele hoge. Lampen hangen hier, planten stonden daar. [medeverdachte 1] , het-het, 1 verbrande teringzooi.(…)” [35]
In dit OVC-gesprek wordt gesproken over hennepplanten in een tent die beneden stond die helemaal verbrand waren. Dit past bij de verklaring van [betrokkene 5] . Daarnaast past het ook bij de observatie op 13 januari 2021 waarbij gezien werd dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dozen vanuit de woning naar het afvalbrengstation brachten. Het feit dat in het OVC-gesprek door [medeverdachte 2] wordt gezegd dat de planten er vijf weken stonden, past bovendien ook bij een start van de teelt medio december 2020.
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de verklaring van [betrokkene 5] volgt dat [verdachte] op de zolder is geweest waar de hennepkwekerij zich bevond. Hij was daar samen met [medeverdachte 2] , de persoon die verantwoordelijk was voor deze kwekerij en de persoon met wie [verdachte] met betrekking tot verschillende hennepkwekerijen samenwerkte. [verdachte] heeft voor deze omstandigheid, die redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Dat [verdachte] betrokken was bij deze kwekerij volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het volgende.
In een OVC-gesprek van 19 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] werd onder meer het volgende gezegd:
“(…)
[verdachte] : Nee maar dan pak ik eh, en dan pak jij lekker wat centen, boem. En dan geef ik jou eh 50 rooien voor de voor de nat aj dat n keer wilt kopen.
[medeverdachte 1] NTV
[verdachte] : En dan leg jij die 50 rooien van mij weg zo, hup, en als we dan een keer, een keer eh dan zeg ik in ieder geval van mij dr op gaan
[medeverdachte 1] Ik snap wat je bedoelt ja
[verdachte] : Snapje?
[medeverdachte 1] ntv
[verdachte] : Ja, [betrokkene 2] is weg door hem, uhm [betrokkene 1] is weg door hem, die homo is weg door hem, Veenendaal is weg door hem..
[medeverdachte 1] Veenendaal
[verdachte] : Veenendaal, die neger is weg door hem
[medeverdachte 1] Ja ook nog ntv
[verdachte] : 5 hokken wat we gewoon door hem kwijt zijn
[medeverdachte 1] Heb ik ook nog een bon van
[verdachte] : Hé, vijf hokken onder hem kwijt zijn
(…)
[verdachte] : Nee, eh, [medeverdachte 2] , let maar op, dat is gewoon opstapelen, die hokken komen er ook bij
[medeverdachte 3] : Ja natuurlijk, als ze m gezien hebben hangt ie
[verdachte] : Die krijgt ie gewoon op de rechtbank dr bij, let maar op
[medeverdachte 1] Ja. ntv ... dat weet ik ook niet
[verdachte] : Ja je weet niet wat [betrokkene 2] ... want [betrokkene 2] zegt wel ik heb niks gezegd„ misschien heb ze wel wat gezegd ... Die [betrokkene 5] zegt ook, die zal, die zal wel niks gezegd hebben... ze zeggen, ze zeggen allemaal dat ze niks gezegd hebben maar ondertussen...
(…)
[verdachte] heeft het over alle verliezen; ook weer 15 ruggen verlies, al die hokken die je verloren hebt. Je zit zo aan een ton waarvan je gewoon verloren hebt.
[medeverdachte 1] Mens
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 3] : Dat bedoel ik
[verdachte] : Door meneertje
[medeverdachte 1] Maar het komt goed. We doen het effe rustig aan. De hokken doe jij...
[verdachte] : Jaja
[medeverdachte 3] : Alles komt goed
[verdachte] : Ja sowieso ik eh, ik hou mij ook rustig. Klaar. (…)” [36]
In dit gesprek wordt duidelijk dat [verdachte] baalt en [medeverdachte 2] de schuld geeft van het feit dat ‘ze’ vijf hennepkwekerijen kwijt zijn geraakt onder hem, waaronder het hok in Veenendaal. Uit het feit dat [verdachte] bespreekt wat de verliezen zijn volgt dat [verdachte] een belang had in deze kwekerij. Dat [verdachte] zich kennelijk zorgen maakt over wat [betrokkene 5]
[de rechtbank begrijpt in deze context: [betrokkene 5] ]verklaard zal hebben, duidt naar het oordeel van de rechtbank ook op betrokkenheid van [verdachte] bij deze kwekerij. Indien dit anders zou zijn, had het op de weg van [verdachte] gelegen hier een verklaring voor te geven. Dat heeft hij niet gedaan.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode betrokken is geweest bij de teelt van een grote hoeveelheid hennep in deze hennepkwekerij en dat hij daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, zodat sprake is van medeplegen.
[adres] (feit 5)
Op 19 maart 2021 werd in de kelder van de woning aan de [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de kweekruimte stonden 168 hennepplanten. De bewoner van deze woning was [betrokkene 6] . [37]
[betrokkene 6] heeft verklaard dat hij eind 2017, begin 2018 op zoek was naar extra inkomsten in verband met schulden en hij zo in contact is gekomen met mensen die de ruimte wilden huren voor een hennepkwekerij. Er is één iemand geweest om de kwekerij te bouwen, één persoon verzorgde de planten en één persoon was de man van de financiën. De eigenaar van de plantage noemde hij ‘Baas’, de persoon die de plantage heeft ingericht noemde hij ‘Lange’ en de persoon die de kwekerij verzorgde noemde hij ‘Muis’. Het telefoonnummer van Baas stond opgeslagen in zijn telefoon onder de naam ‘Baas [verdachte] ’. Dit nummer betrof [telefoonnummer] . Onder deze naam hing een notitie met als onderwerp: ‘verjaardag [datum] ’. [betrokkene 6] heeft verder verklaard dat hij in totaal twaalf keer de huur betaald heeft gekregen. Vier keer per jaar over de afgelopen drie jaar. [38]
Zoals reeds vastgesteld, was het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] . Zijn verjaardag is op [datum] . De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] de persoon is die door [betrokkene 6] ‘Baas’ werd genoemd en dat hij de eigenaar was van deze hennepkwekerij.
Uit de verklaring van [betrokkene 6] volgt dat sprake was van een samenwerking tussen meerdere personen waarbij iedereen zijn eigen taak had. Anders dan door de verdediging betoogd, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 6] dat hij gedurende drie jaar betaald heeft gekregen voor de hennepkwekerij. Dat de eerste gesprekken tussen [betrokkene 6] en [verdachte] die duiden op hennepteelt dateren van juli 2020 leidt niet tot een ander oordeel, nu dit eenvoudig verklaard kan worden door het feit dat de politie hier eerder geen onderzoek naar heeft gedaan.
Concluderend acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het meerdere malen telen van een grote hoeveelheid hennep in de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 maart 2021.
[adres] (feit 6)
Op 22 maart 2021 werd in de woning aan de [adres] een hennepkwekerij aangetroffen waarvan de planten kort daarvoor waren geoogst. Op de zolder van de woning bevond zich een kweekruimte met ongeveer 230 potten met aarde en gesnoeide hennepplanten. Op de zoldervloer lagen hennepresten. [39]
[betrokkene 7] , de bewoonster van de [adres] , heeft verklaard dat [medeverdachte 2] haar had gevraagd een hennepkwekerij te beginnen in haar woning. Eind februari/begin maart 2021 is er geoogst. Die dag kwamen ze ergens tussen 05.00 en 06.00 uur om te oogsten. [40]
De verklaring van [betrokkene 7] wordt ondersteund door de verklaringen van de buren.
Getuige [getuige 2] , woonachtig aan de [adres] , heeft verklaard dat er op 5 maart 2021 is geoogst. Die dag stond al om 05.40 uur een auto naast het pand. De ramen van de woning stonden open en het rook sterk naar hennep. [41] Ook getuige [getuige 3] , woonachtig aan de [adres] , heeft verklaard dat op 5 maart 2021 geoogst is. Dat heeft hij geroken. Ook zag hij die dag bedrijvigheid bij nummer [huisnummer] . [42]
Op 4 maart 2021, een dag voor de oogst, vond in de woning van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…) [verdachte] heeft tegen [medeverdachte 5] gezegd dat hij om vijf uur al kan afknippen. Hij moet zorgen dat hij om zes uur half zeven bij [verdachte] is zijn met de handel. Dan zorgt [verdachte] dat die wijven om half zes al bij [naam] zijn, dan kan [naam] ze er even snel ingooien. Dan kan [naam] wegrijden en blijft die man daar zeg maar bij die wijven. En dan komt [naam] ntv zijn handel ophalen en ntv ja
[medeverdachte 3] : Regel jij dat ook met blonde Sil (fon) nou?
[verdachte] : Hun weten dat ze morgenvroeg moeten knippen. Ik heb nog niet gezegd dat het niet doorgaat.
[medeverdachte 1] Maar dan moeten ze wel wat te eten krijgen... ntv
[verdachte] zorgt dat er broodjes en drinken geregeld gaat worden. Dat doen ze vaker zo.
[verdachte] denkt dat ze met een uurtje of zes tot acht klaar zijn. Vooral als ze met z'n zessen zijn.
[medeverdachte 1] ntv zijn ze gelijk op... gezeik ntv
[verdachte] : Dat is wel een mooie oplossing als het effe goed gaat
[medeverdachte 3] : En dan is het klaar daar?
[medeverdachte 1] Nee die vrouwtje nog 1x ntv... en dan ntv laatste keer en dan ntv week of 10 rustig mee beginnen (…)” [43]
Op 5 maart 2021 om 10.55 uur werd door leden van het observatieteam waargenomen dat [verdachte] en [medeverdachte 5] de woning van [medeverdachte 1] binnengingen. [44]
Op 5 maart 2021 rond 10.56 uur vond in de woning van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] , waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…) [verdachte] sh komt de woning binnen. Er komt ook een NNM binnen.
[verdachte] : Nou... Dag vriend. Is van ons he
[medeverdachte 1] Ok. Wat krijg je [verdachte] ?
[verdachte] : Laat maar zitten
[medeverdachte 1] Nee, kom
[verdachte] : Nee laat maar zitten. Is van mij
[medeverdachte 1] Was het allemaal goed?
[verdachte] : Jazeker
[medeverdachte 1] . Mooi?
NNM: Vrouw was blij (fon)
[medeverdachte 1] Waarom?
NNM: Ja, waren mooie planten. Waren niet te groot, staat helemaal vol.
[medeverdachte 1] Oh ja? Lekker man..ntv.. Dat zou fijn zijn
[verdachte] : Ben allang blij dat dit allemaal goed gegaan is
[medeverdachte 1] Dit nou wel ja poeh...
[verdachte] : Ik denk straks staan ze ons 's ochtends op te wachten (…)” [45]
Uit voorgaande bevindingen volgt dat [medeverdachte 5] de persoon is die wordt aangeduid als NNM.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de hennepplanten op 5 maart 2021 geoogst zijn. Verder staat vast dat [verdachte] de dag voor de oogst tegen [medeverdachte 5] heeft gezegd dat hij om vijf uur kan afknippen. Dit past bij het knippen van de hennepplanten de volgende dag rond 05.40 uur, zoals getuige [getuige 2] heeft verklaard. Na het oogsten van de planten zijn [verdachte] en [medeverdachte 5] samen naar [medeverdachte 1] gegaan om verslag uit te brengen.
Op de dag van de oogst vond later, rond 16.01 uur, een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
"(…) Ze hebben het over een kwekerij [medeverdachte 1] wil wel stoppen maar die dikke wilde er mee door gaan. Volgens [medeverdachte 1] moesten ze het haar maar vragen want ze had gezegd dat ze nog maar 1 keer wilde. ntv zomermaanden en dan in september weer verder. Ntv Gaat om 240 stuks. Niet zo veel en niet groot maar wel mooi en helemaal vol.
(…)
[medeverdachte 1] : Was dit wat of viel het tegen?
[verdachte] : 123,
[medeverdachte 1] : O is ook kut eigenlijk, nee 240 he?
[verdachte] : Valt mee, ze waren klein, 2 weken lampen maar half aan geweest met die sneeuw.
[medeverdachte 1] : Was wel mooi?
[verdachte] : Ja, super tot 5 1/2. Vorige keer was het 6,2.
[medeverdachte 1] : Dus 23 waarde?
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : En wat wil zij nou?
[verdachte] : Gewoon door gaan.
[medeverdachte 1] : Nou, weet je het zeker?
[verdachte] : Ja tuurlijk joh, boem, laat ze toch.
[medeverdachte 1] : Ze hebt wel een kind daar moeten we wel rekening mee houden.
[medeverdachte 3] : Ja, ntv
[verdachte] : Ja ik ken d'r ook niet. (lachend)
[medeverdachte 1] : Ja ik ook niet. Heb jij haar wel eens gezien?
[verdachte] : Nee, ja ik heb haar wel eens gezien.
[medeverdachte 1] : Werkster van hem dan?
[verdachte] : Ja. (…)” [46]
De rechtbank stelt vast dat dit gesprek gaat over de opbrengst van de hennepkwekerij aan de [adres] , nu wordt gerefereerd aan de werkster van [medeverdachte 2] .
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] het stokje van [medeverdachte 2] had overgenomen nadat [medeverdachte 2] op 2 maart 2021 was aangehouden. Tussen de verschillende verdachten vindt voorafgaand aan de oogst overleg plaats om te regelen dat, na de aanhouding van [medeverdachte 2] , toch kan worden geoogst. [verdachte] instrueerde [medeverdachte 5] voor het knippen van de planten en hij faciliteerde de knippers. Hieruit volgt dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt en [verdachte] hieraan een significante bijdrage heeft geleverd, zodat sprake is van medeplegen.
Concluderend acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich vanaf 2 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het oogsten (bewerken) van een grote hoeveelheid hennep.
[adres] (feit 7)
Op 8 april 2021 werd in de woning aan de [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de slaapkamer op de eerste verdieping werd een kweekruimte aangetroffen met 147 hennepplanten en op de zolder bevond zich een kweekruimte met 265 hennepplanten. Op dit adres stond [betrokkene 8] ingeschreven. [47]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] stond op naam van deze [betrokkene 8] en werd door hem gebruikt. [48]
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij deze hennepkwekerij overweegt de rechtbank als volgt.
Op 25 augustus 2020 omstreeks 15:13 uur, belde [verdachte] naar [betrokkene 8] (samengevat door de politie:
“ [verdachte] wil dat [betrokkene 8] zijn maat oppikt
[betrokkene 8] vindt het te wazig en wil de maat van [verdachte] niet ophalen.
[verdachte] zegt dat hij zijn maat gaat zeggen dat hij aan de deur moet komen bij [betrokkene 8] .
[verdachte] zegt dat het top vent is en dat er ook meer over blijft voor [betrokkene 8] ” [49]
Vervolgens belde [verdachte] om 15.20 uur weer naar [betrokkene 8] (NNM). Samengevat werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] wil het adres van NNM weten
NNM zegt van [adres] ” [50]
Die avond rond 21:02 uur, belde [verdachte] nogmaals naar [betrokkene 8] . In dit gesprek werd onder meer het volgende gezegd:
“ [verdachte] is er met een half uurtje” [51]
[betrokkene 8] heeft verklaard dat deze gesprekken op 25 augustus 2020 erover gingen dat [verdachte] langs zou komen voor geld en spullen voor de kwekerij. De kwekerij was op dat moment in aanbouw. [52]
Op 11 februari 2021 rond 14.06 uur belde [verdachte] naar [betrokkene 8] (NNM). Daarbij werd het volgende gezegd (door de politie samengevat):
“ [verdachte] vraagt of het nog gelukt was gister, of ze NNM nog wat hebben gegeven. NNM zegt ja. [verdachte] zegt dat het dan goed is. Gesprek gaat verder over de pijnlijke rug van NNM.” [53]
[betrokkene 8] heeft over dit gesprek verklaard dat dit ging over het brengen van onderdelen voor de kwekerij. Ze hadden nog restanten voeding en die heeft hij gekregen. [54]
Uit voorgaande tapgesprekken volgt dat [verdachte] betrokken was bij de hennepkwekerij door spullen voor de kwekerij te leveren en daarover contact te onderhouden met de bewoner van de woning. Uit het gesprek van 11 februari 2021 volgt dat [verdachte] de opdracht om onderdelen voor de kwekerij te leveren kennelijk ook uitzet bij anderen. Reeds hieruit volgt dat [verdachte] nauw en bewust samenwerkte met anderen, zodat sprake was van medeplegen. Dat uit het dossier namen naar voren komen van andere personen die mogelijk (ook) betrokken zouden zijn geweest bij deze kwekerij, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan wat zij hiervoor met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] heeft overwogen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft bij pleidooi voorwaardelijke verzoeken gedaan voor het geval de rechtbank zou oordelen dat sprake is van voldoende bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] bij deze hennepkwekerij. Onder deze voorwaarde is verzocht de officier van justitie opdracht te geven nader onderzoek te doen naar de identiteit van de in het dossier genoemde personen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] , daarvan proces-verbaal op te maken en deze personen, indien tot een identificatie kan worden gekomen, als getuige te horen.
Gelet op het moment waarop de verzoeken door de raadsman zijn gedaan, zal de rechtbank de verzoeken beoordelen aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Nog los van het feit dat de identiteit van deze personen uit het dossier niet blijkt, overweegt de rechtbank dat zij niet te beschouwen zijn als getuigen die belastende verklaringen hebben afgelegd. De zogenoemde Keskin-jurisprudentie is op dit verzoek dan ook niet van toepassing. De raadsman heeft het verzoek tot het horen van deze personen verder niet, althans onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht en acht het horen van deze getuigen niet relevant voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Het verzoek wordt dus afgewezen.
Daar komt in dit geval nog het volgende bij. Voorafgaand aan een inhoudelijke behandeling van een zaak van enige omvang vraagt de rechtbank partijen of er onderzoekswensen bestaan. Op die manier kan onderzoek dat noodzakelijk is voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting, eerst worden uitgevoerd. Onnodige aanhoudingen, waarmee kostbare zittingstijd wordt verloren en de afdoening van zaken binnen een redelijke termijn bemoeilijkt wordt, kunnen daarmee worden voorkomen. In deze zaak is de verdediging op twee momenten in de gelegenheid gesteld onderzoekswensen kenbaar te maken. Op 7 december 2021 vond namelijk een regiezitting plaats en op 15 februari 2023 is er, op verzoek van de raadsman, een tweede regiemoment ingelast. Op beide regiezittingen heeft de verdediging de thans gedane verzoeken niet ingediend, terwijl ze dat wel had kunnen doen. De onderzoekswensen op dit punt konden immers na verstrekking van het einddossier al kenbaar zijn.
Drugstransporten naar Duitsland (feit 8)
Transport 5 maart 2021
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [betrokkene 9] op 5 maart 2021 twee kilo wiet heeft getransporteerd naar Duitsland en [medeverdachte 1] als medepleger van dit drugstransport kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij dit transport volgt uit het dossier het volgende.
Op 4 maart 2021 rond 17.14 uur werd [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door + [telefoonnummer] , op naam van [betrokkene 9] (NNM):
“NNM vraagt aan [verdachte] of hij thuis is.
[verdachte] : Ja, opa vroeg of je langs wilde komen.
NNM: Jaja, ik zo wel effe eraan.
[verdachte] : Ja is goed. Ik zie je zo wel
NNM: Yow, paar minuten”
De rechtbank overweegt dat [verdachte] hier - de dag voor het transport - als doorgeefluik lijkt te fungeren tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 9] . Uit het feit dat [verdachte] zegt dat hij [betrokkene 9] zo wel ziet, kan worden afgeleid dat [verdachte] later die dag een gesprek zal hebben met (in ieder geval) [betrokkene 9] . Uit het dossier volgt echter niet of dit gesprek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en wat er dan besproken is.
Op 6 maart 2021, de dag na het transport, vond in de woning van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) en [verdachte] ( [verdachte] ):
“(…)
[medeverdachte 1] En de A-olie was ook niet goed geweest he?
[medeverdachte 3] : Nee
[verdachte] : Er zat teveel alcohol in ofzo.
[medeverdachte 1] Er zat teveel alcohol in ja, maar verwacht je niet bij deze jongen normaal. Maar ja, je weet het
[verdachte] : Ja maar hij pakt het ook overal weg [medeverdachte 1]
Het is dan weinig en doen ze er Bethanol (fon) bijgooien. Je weet niet.
[medeverdachte 3] : Maar [medeverdachte 1] zeg ook hoor, Ik gaat het gewoon zeggen luister eens wil de hoofdprijs hebben en het is al een moeilijke tijd..
[medeverdachte 1] Ja, en luister, hij had het al goedkoop. Hij had het al voor dertien meier snapje wat ik bedoel?
[verdachte] : Ja jullie matsen hem alleen maar eh..ntv..
[medeverdachte 1] Het is natuurlijk toch lekker. Je pakt toch nog iets.
[verdachte] : Ja maar in principe werkt hij ook altijd met jouw geld [medeverdachte 1]
Ja, staat ook nog, hij had zeven rooien meegekregen. Op twee kilo wiet, tien liter A en een ons!
[verdachte] : Dat bedoel ik
[medeverdachte 1] Dus dat is ook weer niet de wereld maar hij zou binnen nu en drie dagen komen ze.
[verdachte] : Ja maar dan doe je dan pas effe alles eh..
[medeverdachte 1] Nee maar effe bellen, en dan krijgen, dat maakt niet uit. Dat maakt niet uit
[verdachte] : Ja maar in principe, hij werkt met ook jouw geld en dan loopt hij nog alleen maar te klagen
[medeverdachte 1] Ja maar ja goed moetje luisteren, ik zal, als het echt om die tachtig gram is dan maar beter iets...
[verdachte] : Nee, die zak die ik nou krijg zit het ook in
[medeverdachte 1] Ja
[verdachte] : Echt (…)”
Uit dit gesprek volgt dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van wat [betrokkene 9] bij zich had en hoeveel geld hij mee had gekregen. Op grond van dit gesprek kan worden vastgesteld dat [verdachte] de dag na het transport op de hoogte was van het feit dat [betrokkene 9] wiet en A-olie had getransporteerd. Wettig bewijs voor enige wetenschap voorafgaand aan het drugstransport op 5 maart 2021, laat staan van een wezenlijke bijdrage van [verdachte] hierbij, blijkt echter niet uit het dossier. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat [verdachte] als medepleger betrokken was bij dit transport en spreekt hem hiervan (partieel) vrij.
Transport 15 maart 2021
Op 15 maart 2021 rond 16.11 uur werd [betrokkene 9] aangehouden in Gelsenkirchen, Duitsland op verdenking van de invoer c.q. het bezit van een niet geringe hoeveelheid cannabis. Bij [betrokkene 9] werd een autosleutel aangetroffen van een auto waarin op de laadvloer twee boodschappentassen werden aangetroffen. In elk van de twee zakken zat een zwarte plastic zak, die gevacumeerd en geseald was. De twee zakken verspreidden een lichte marihuanageur. [55] In totaal werd hierin 3.380,44 gram marihuana aangetroffen (met de werkzame stof THC). [56]
Op 15 maart 2021 rond 14.23 uur wordt door leden van het observatieteam waargenomen dat [betrokkene 9] in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] reed. Daarbij werden onder meer de volgende observaties gedaan:
14:55 uur De Volkswagen [kenteken] passeerde de grensovergang Bergh autoweg op de Rijksweg A12 tussen Nederland en Duitsland.
15:30 uur De Volkswagen stopte op de [adres] in Duitsland, ter hoogte van percelen [huisnummer] en [huisnummer] . [betrokkene 9] stapte uit en keek bij één van de percelen door de ramen naar binnen.
15:31 uur [betrokkene 9] stapte in de Volkswagen en vertrok.
15:32 uur De Volkswagen stopte op het [adres] ter hoogte van nummer [huisnummer] in Gelsenkirchen-Nord, Duitsland.
15:43 uur [betrokkene 9] was achter [adres] in gesprek met een man, NN1. Verbalisant had deze NN1 rond 15.32 uur zien staan op de hoek van de [adres] en de [adres] .
15:45-16:10 uur [betrokkene 9] liep enkele keren op en neer tussen de [adres] , de Volkswagen en de [adres] . NN1 en een andere man, NN2, liepen in de directe omgeving heen en weer of stonden stil.
15:55 uur NN2 stapte in een Mercedes met Duits kenteken [kenteken] en vertrok.
16:10 uur [betrokkene 9] werd op de [adres] door twee mannen aangesproken en ogenschijnlijk door hen aangehouden. [57]
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 9] met een Volkswagen Caddy 3,38 kilo wiet/hennep heeft vervoerd naar Duitsland.
Met betrekking tot de vraag of [verdachte] als medepleger van dit drugstransport kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank als volgt.
Op 12 maart 2021 vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) en [betrokkene 9] ( [betrokkene 9] ), waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[medeverdachte 1] Oké er is wel meer mee gegeven maar goed. ntv
[betrokkene 9] : Oké hij zei 5... heb net met em afgesproken ntv. Ik heb toch gekozen, hij zei er is dan toch geen kip op de weg, dat is mijn dingetje maar ik hou jou aan uuhh maandag, ik heb gezegd maandag tussen half 4 en 4 uur
[medeverdachte 1] Is goed
[betrokkene 9] : Ja want dan heb ik die caddy nog, dinsdag niet meer. Ik ben nu ook met de Caddy gegaan.. Hij had mij 150, 150 hij had mij 300
[medeverdachte 1] Ooh die heeft hij gegeven, dat is goed, wou je dingetje hebben?
[betrokkene 9] : Ik zei wel tegen em, hij belt mij 2,5 2,5 en 350 (ntv) plus 2,5 gegeven dus 6,5 en toen zei ik van
[medeverdachte 1] Wat heb die nou gegeven?
[betrokkene 9] : Uuhh 300
[medeverdachte 1] . Ja, is goed
[betrokkene 9] : Voor 150, toen zei ik ook nog tegen em nou die ouwe is ook loyaal geworden af en toe doet hij ook nog wel eens een ding. Hij bood mij zelf nog aan, wil je zelf wat hebben van die 2? Ik zei nee ik ga naar huis zei ik, of je nou bezig met die folie ik denk ja, wegwezen, zul je net hebben de tijd bezig met uitpakken, komen ze eraan.. Dat doe ik daar niet. Doe maar een kleintje dan maar... wel een toppertje hé, geen slappe.
(…)
[betrokkene 9] . Ja, dank je wel, zeker eh effe denken eh
[medeverdachte 1] [verdachte] die helpt maandag
[betrokkene 9] : Ja, dan rij ik nu nog effe maar naar hem toe.
[medeverdachte 1] Ja
[betrokkene 9] : En dan hoef ik ook niet met hem kletsen want dan pak ik het gewoon om half
[medeverdachte 1] ntv jou niet meer zie, dat bruine....
[betrokkene 9] : O ja ik heb ook nog ntv morgen of vanavond moet je mij appen op mijn abonnement nummer.
[medeverdachte 1] Ja
[betrokkene 9] : Het adres van dat mokkel.
[medeverdachte 1] Ja, dat klopt dat had tie afgesproken.
[betrokkene 9] : En dan kom ik zo, en dan schrijft tie: "Wann kommst du mein zimmer kapoetsen" (fon)
[medeverdachte 1] Ja is goed.
[betrokkene 9] : Wanneer ik die dinge die camera’s ntv
[medeverdachte 1] Ja, is goed, en wat ik zeggen wou eh als je naar die jongens toe gaat ntv die ander halve (1,5) kilo die lossen we zelf bruin zit daar ook bij ntv bruine wiet.
[betrokkene 9] : Oké, oké dus 1 kilo normaal
[medeverdachte 1] Nee 2 kilo normaal,
[betrokkene 9] : En 1,5 bruine wiet.
[medeverdachte 1] Ja bruine wiet, ntv kan hij rustig aan ntv weetje, daar komen we wel met hem uit moet je maar zeggen.
[betrokkene 9] : In totaal 3,5. Ja, maar laat [verdachte] , dat moet jij even regelen, laat [verdachte] dat alsjeblief willen pakken, eh hij maakt, hij heeft altijd kilo zakken he'?
[medeverdachte 1] Ja
[betrokkene 9] : Want wat ik moet doen, 3 zakken rood band en dan trek ik de hele Caddy vol, want ik heb dan...
[medeverdachte 1] Ja, maar jij ziet [verdachte] toch ook?
[betrokkene 9] : Ja, oké dan zeg ik dat wel tegen [verdachte] .
[medeverdachte 1] Zeg ook dat hij...
[betrokkene 9] : Vindt hij het erg als hij die kleintje als hij het in halve kilo zak kan doen of moet het een kilo zak zijn?
[medeverdachte 1] Ja. Maar ik weet niet hoeveel kilo zakken er staan. Er staan kilo zakken maar geen halve kilo zakken.
[betrokkene 9] : Ja, nee, er staan volgens mij wel halve kilo zakken, maar we hebben dat eh maar we moeten van te voren even die kilo zakken aan [verdachte] geven, want dan moet hij het dáár in doen.
[medeverdachte 1] Ja, dan moetje ze morgen even bij pizza (fon) halen hier, dan krijg je van mij voor 4 (fon) op de Honderdsteweg (fon).
[betrokkene 9] : Ja
[medeverdachte 1] Ja? Dan moet je kilo zakken halen, dan kan [verdachte] afknippen en dan kan hij het er zo instoppen.
[betrokkene 9] : Daar bij eh naast [naam] (fon)
[medeverdachte 3] : Ja, die ja.
[medeverdachte 1] Ja.
[betrokkene 9] : Die hebt ook halve kilo zakken.
[medeverdachte 1] Nee, kilo's, kilo en 2 kilo zakken.
[betrokkene 9] : Nee volgens mij ook halve kilo.
Door elkaar praten,
[medeverdachte 1] Maakt niet uit, want zo niet, dan maak je er maar halve kilo zakken van, dan knip je hem af.
[medeverdachte 3] : Dan knipje hem door.
[betrokkene 9] : (Lachend) Dan knip je hem door! Hoe bedoel je?
[medeverdachte 1] Nou gewoon af, ik weet niet wat je erin wilt doen?
[betrokkene 9] : Nee, omdat die rood band zakken, luister, ik heb heel veel lege kilo eh lege zaken rood band.
[medeverdachte 1] Ja maar dan knipje hem toch af.
[betrokkene 9] : Een kilo er in..
[medeverdachte 3] : Zo'n zak is zo groot, dan knip je er een stuk af en dan heb je een halve kilo zak,
[medeverdachte 1] Ja dat bedoel ik.
[medeverdachte 3] : snapje hem nou?
[betrokkene 9] : Ja, nee, nee ik snap hem nog niet.
[medeverdachte 3] : Ja wel, je kan er nog over nadenken.
[medeverdachte 1] Wat ben je toch ook een ei!
[betrokkene 9] : Ik fix dat wel, maak je niet druk.
[medeverdachte 1] Je kan die zak toch afknippen dan maak je er toch een halve kilo zak van.
[medeverdachte 3] : Als dit de zak is en je knipt hem zo af, dan heb je toch een kleine zak of niet? Of snap je hem nou nog niet?
[betrokkene 9] : Ja, wat zeg je? Ik praat niet over strijkzakken ik praat over normale zakken, die krijg ik toch nooit meer goed. Die moet toch daar in!
[medeverdachte 1] O je bedoelt die halve kilo zak die eh..
[betrokkene 9] : Dat bedoel ik niet die strijk..
[medeverdachte 1] Je had het niet over strijkzakken.
[betrokkene 9] : Ja, nee joh., over die halve kilo zak, die had tie ook, dat weet ik.
[medeverdachte 1] Vraag het gewoon even.
[betrokkene 9] : Ja, dan doe ik ze allemaal in die zakken rood band en dan rij ik met die Caddy eh..
[medeverdachte 1] Het was mijn idee om te verpakken ja toch?
[betrokkene 9] : Ja, dan rij ik nou naar die bolle toe, morgen moet ik de hele dag werken.
[medeverdachte 3] : Ja als die thuis is die Bolle.
[medeverdachte 1] Dat betekent datje alleen die bruine die er bij is, die kan hij langzaam opendoen, weet je als hij maar zorgt dat het weg komt. En met de prijs daar kom ik wel met hem uit.
[betrokkene 9] : En krijg ik nog wat geld mee?
[medeverdachte 1] Jij krijgt weer geld mee ja, jij krijgt geld voor jou mee en je krijgt geld voor mij weer mee.
[betrokkene 9] : Oké is goed. (…)” [58]
De rechtbank leidt hieruit af dat drie dagen voor het drugstransport door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [betrokkene 9] wordt gesproken over 2 kilo normale wiet en 1,5 kilo bruine wiet en de wijze waarop deze drugs verpakt moeten worden. Uit het gesprek leidt de rechtbank verder af dat [medeverdachte 1] [betrokkene 9] geld meegeeft en dat [verdachte] die maandag (15 maart 2021) helpt bij het afknippen en verpakken van de wiet. [betrokkene 9] geeft aan dat hij heeft afgesproken voor maandag tussen 15.30 en 16.00 uur.
Op 14 maart 2021 rond 16.38 uur werd [verdachte] gebeld door nummer + [telefoonnummer] , op naam van [betrokkene 9] (NNM):
“ [betrokkene 9] vraagt wat [verdachte] aan het doen is. [verdachte] zegt dat hij nou even onderweg is.
[verdachte] : ik zie je morgen wel broer want ik heb vandaag geen tijd. Ik heb straks nog ergens, ben nog ergens uitgenodigd. Dus ik ga straks nog eh ergens heen dus eh..
NNM: Ja ok. Dan zie ik jou morgen sowieso om eh, ja wel bijtijds
[verdachte] : Ja, is goed
NNM: Kwart over twee
[verdachte] : Ja dat is geen probleem
NNM: Ja? Je weet, ok, is goed. Kwart over twee ben..
[verdachte] : Ja ik weet..
NNM: Ja
[verdachte] : Ik weet wat je bedoelt
NNM: Niet later
[verdachte] : Nee
NNM: Komt goed” [59]
Hieruit leidt de rechtbank af dat [betrokkene 9] en [verdachte] afspreken om elkaar op maandag 15 maart 2021 om 14.15 uur te ontmoeten. Dit past bij het gesprek op 12 maart 2021 waarin [medeverdachte 1] aangaf dat [verdachte] die maandag [betrokkene 9] zou helpen.
Op 16 maart 2021 rond 12.34 uur vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] , waarin onder andere het volgende werd gezegd:
“ [verdachte] komt binnen: Goetendag…
[medeverdachte 1] : lekker weer allemaal he?
[verdachte] : Ja man, kutzooi
[medeverdachte 1] : Mm.. Wat had ie mee?
[verdachte] : Eh, twee kilo en die anderhalve kilo
[medeverdachte 1] : Mmm ... ntv
[medeverdachte 3] : ntv
[verdachte] : Ik ben gisteren bij zijn moeder geweest, ja gewoon daar eh, zijn eigen auto staat, bij zijn moeder dan, en ik ben gisteren nog bij zijn huis geweest maar hij is nergens. Ben nog langs van der Valk gereden, kijken of als misschien zijn combo daar stond. Ik heb mijn advocaat had ik eh heb zijn naam gegeven en noem maar wat om effe te kijken of ie hier in Nederland vast zat, maar hier zit ie niet.
[medeverdachte 1] : Niet?
[verdachte] : Nee
[verdachte] ntv
[medeverdachte 1] : Haj’t wel goed schoongemaakt?
[verdachte] : Ja, jajaja doek altijd, [medeverdachte 1] , altijd.
[medeverdachte 1] : Is wel belangrijk
[verdachte] : Jajaja altijd. Ik liep altijd met handschoenen, ik doe nog expres ...ntv.. helemaal overheen. Dusseh nee joh doek altijd...
[medeverdachte 1] : Zit wel heel goed bij de.. ntv.. jongens
[medeverdachte 3] humt
[verdachte] : Ja
[verdachte] : ntv ... bij mij in de straat ntv die die ouders kent enzo. Ja is kutzooi, ik heb hem ook beloofd dat ik em die huur terug door zou betalen als er wat gebeurt
[medeverdachte 1] : ntv
[verdachte] : Eh ntv... is niet anders snapje kutzooi
[medeverdachte 1] : Maar nee als het niet anders is is het niet anders, ze staan wel voor ons in. Snap je wat ik bedoel? Zo simpel is het, jong...
[verdachte] : Hij zei het nog tegen me jonge voor dat ie weg ree..
[medeverdachte 1] : Wat zei die?
[verdachte] : Hij zei ja als er wat gebeurd eh regel je wel effe voor mij de huur
[medeverdachte 1] . Ja. Maar weet je wat het is? Ntv Tok
[medeverdachte 3] : ntv
[medeverdachte 1] : Ja maar hij heeft wel materialen gekocht. Ik weet niet of dat hebben wilt, wil je dat niet jong? ntv
[medeverdachte 3] : Wat kan het jou schelen? ntv
[verdachte] : ntv..ja is goed” [60]
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] een dag na de aanhouding van [betrokkene 9] bespreken dat [verdachte] heeft onderzocht of [betrokkene 9] in Nederland vastzit. Ze bespreken hoeveel drugs hij bij zich had en [verdachte] verzekert [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ervan dat hij zijn sporen goed heeft uitgewist. [verdachte] is op de hoogte van het feit dat [betrokkene 9] 3,5 kilo wiet bij zich had en beschikt dus over daderkennis. Ook volgt uit het gesprek dat [verdachte] wetenschap had van het feit dat [betrokkene 9] met deze drugs over landsgrenzen zou gaan. Uit het gesprek leidt de rechtbank verder af dat [verdachte] met [betrokkene 9] heeft besproken zijn huur te betalen als hij aangehouden zou worden.
De rechtbank stelt vast dat zowel het gesprek voorafgaand aan het drugstransport als het gesprek dat plaatsvond nadat [betrokkene 9] was aangehouden aansluiten bij de bevindingen rondom de aanhouding van [betrokkene 9] op 15 maart 2021. Daarmee staat vast dat deze gesprekken betrekking hebben op dit drugstransport.
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] betrokken is geweest bij dit drugstransport. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat hij geholpen heeft bij het verpakken en verstrekken van de drugs aan [betrokkene 9] , maar ook uit de omstandigheid dat hij hem heeft beloofd zijn huur voor hem door te betalen als er iets zou gebeuren. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] zich verantwoordelijk voelde voor [betrokkene 9] . Nu tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [betrokkene 9] , in wisselende samenstelling, overleg plaatsvond en afspraken werden gemaakt, acht de rechtbank bewezen dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het buiten het grond gebied brengen van 3,38 kilo wiet op 15 maart 2021.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 9)
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet is sprake als is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwet-delicten. Niet vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen kunnen sterke aanwijzingen opleveren voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
Van deelname is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Met betrekking tot de vraag of [verdachte] onderdeel uitmaakte van een criminele organisatie overweegt de rechtbank als volgt.
a.
Gestructureerd onderling overleg
Op 21 september 2020 is [medeverdachte 1] aangemerkt als verdachte in onderzoek Harder. Vanaf 24 september 2020 zijn de telefoonnummers waarvan hij gebruik maakte getapt en is (de woning van) [medeverdachte 1] geobserveerd door middel van camera’s en een observatieteam van de politie. Uit deze opsporingsmiddelen kwamen onder meer de volgende bevindingen naar voren.
Op 29 september 2020 rond 16.51 uur belde [verdachte] naar [medeverdachte 1] :
“ [medeverdachte 1] neemt op met ik ben met een kwartiertje thuis
[verdachte] met een kwartiertje, oke, ja want ik sta (verbinding wordt verbroken)” [61]
Door het observatieteam werd waargenomen dat [medeverdachte 1] rond 16.50 uur een mobiele telefoon tegen zijn oor hield en om 16.57 uur op de scooter richting het [adres] reed. Ook zagen zij dat [verdachte] om 16.58 uur bij de woning van [medeverdachte 1] arriveerde in een Audi A3 en hij in de richting van de woning liep. Om 17.02 uur werd gezien dat [verdachte] weer in de Audi stapte en vertrok. [62]
Op 29 september 2020 rond 18.41 uur belde [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] , waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[medeverdachte 2] : Nou, ik eh ... moet heel effe, heel effe wachten want ik.. ik ben om half acht bij die bolle he?
[medeverdachte 1] : Oh dat weet ik toch niet jonk?
[medeverdachte 2] : Ja ... dan wou ik daarna heel effen op de doorreis langs jou... effe bakje koffie.. als dat...
[medeverdachte 1] : Oh, ok nou ja kijk maar.
[medeverdachte 2] : Ja?
[medeverdachte 1] : Kijk maar.
[medeverdachte 2] : Zie ik je zo, doei doei
[medeverdachte 1] : Hoi, hoi” [63]
Door het observatieteam werd waargenomen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op 29 september 2020 om 19.42 uur in de richting van [adres] liepen. Om 20.08 uur stapten [verdachte] en [medeverdachte 2] in een auto die op het [adres] geparkeerd stond en vertrokken. [64]
Op 30 september 2020 belde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] :
“ [medeverdachte 1] neemt op met hey jong
[medeverdachte 2] : dag vriend, was jij er ehh effe kijken, met een kwartiertje zo, 20 minuutjes
[medeverdachte 1] : ik dacht dat [verdachte] ook deze kant op zou komen, kunnen we het gelijk effe afsluiten
[medeverdachte 2] : ohh dat weet ik niet joh, dat had ik niet gehoord, nee ik was effe ergens geweest toch en nu ben ik effe bij de dierenarts, ik heb die hond ziek, dus en daarna dacht ik ben bij ..ntv.. dan rij ik effe langs jou, om effe te overleggen
[medeverdachte 1] : ja is toch goed joh
[medeverdachte 2] : oke, dan zie ikje zo
[medeverdachte 1] : hoi hoi” [65]
Op 13 oktober 2020, rond 13.51 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door [verdachte] :
“ [medeverdachte 1] heeft nnm even nodig
NNM is met 15 minuten bij [medeverdachte 1] ” [66]
Door leden van het observatieteam werd waargenomen dat [verdachte] op 13 oktober 2020 om 14.22 uur de Audi A3 met kenteken [kenteken] parkeerde bij de woning van [medeverdachte 1] en hij daar naar binnen ging. Om 14.31 uur kwam [verdachte] weer naar buiten. [67]
Op 20 oktober 2020 belde [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] :
“ [medeverdachte 1] vraagt of verder alles goed is. [medeverdachte 2] zegt ja ik heb met [naam] en die Bolle alles gedaan. [medeverdachte 1] zegt ok lekker dus.
[medeverdachte 1] zegt ik wil alleen even de uitslag hebben voor wat ik jou heb laten zien.je weet wel wat ik bedoel. [medeverdachte 2] zegt ja..
[medeverdachte 1] : Wat ik jou gaf, weetje.
[medeverdachte 2] : Ja, nog niet .
[medeverdachte 1] : Wat ik tegen die...
[medeverdachte 2] : Dus eh...
[medeverdachte 1] : Nee daarom.. wat ik tegen die jongens kan zeggen eventueel.
[medeverdachte 2] : Nog niet, nog niet.
[medeverdachte 1] : Nee goed, dat hoor ik dan vanavond ofzo dan wel ja?
[medeverdachte 2] zegt zeg maar hoe laat bij jou. Ze spreken om 17:00 uur af bij [medeverdachte 1] ” [68]
Op 16 november 2020 stuurde [medeverdachte 2] een sms naar [medeverdachte 1] :
“ik heb een pand gevonden vriend we kunnen mee doen, zouden wij morgen samen met ze 2
even aan tafel kunnen vriend” [69]
[medeverdachte 1] reageerde hierop met:
“Komt goed GR” [70]
Op 16 november 2020 rond 20.17 uur belde [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) naar [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ):

Na de begroeting zegt [medeverdachte 2] ik had nooit gedacht dat mijn dag zo zou gaan
[medeverdachte 1] ohh jee, maar ik hoor het morgen wel
[medeverdachte 2] : daarom, echt een top dag gehad ..ntv.. hey vraagje, hoe laat dan?
[medeverdachte 1] ja uurtje of 11, is vroeg zat
[medeverdachte 2] : ja zeg maar watje wil, dat we gewoon effe rustig met z'n tweeën effe kunnen zitten
[medeverdachte 1] ja maar je moet ook nog effe naar [betrokkene 5] heh
[medeverdachte 2] : nee die zegt woensdag pas, dat hij tegen jou heeft gezegd
(…)
[medeverdachte 2] : kom ik morgen bij je ja
[medeverdachte 1] is goed, hoi hoi” [71]
Op 17 december 2020 belde [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
“ [medeverdachte 1] belt [verdachte] terwijl hij ook in gesprek is met iemand (man) die bij hem is.
[medeverdachte 1] : Hee Binkie wat was je aan het doen jong
[verdachte] : ..ntv ivm storing
[medeverdachte 1] : heb je even tijd..heel even tijd om bij mij langs te rijden of niet
[verdachte] : NTV
[medeverdachte 1] : Of redt je dat niet
[verdachte] : Is geen probleem, moet dat nou gelijk?
[medeverdachte 1] : Als je effe tijd hebt.. weetje wat ik bedoel jong..
[verdachte] : Oh ja oh ja ik weet al wat je bedoelt ja
[medeverdachte 1] : Ja..nee zucht..ja
[verdachte] : zeg maar!
[medeverdachte 1] : Hoelang duurt dat!!
[verdachte] : ja eh ik kan met zeg maar een kwartiertje bij je zijn
[medeverdachte 1] : Een kwartiertje is goed.. [medeverdachte 1] vraagt aan derde persoon. ja toch? kwartiertje is goed?
..gemompel van derde persoon..
[medeverdachte 1] : ja kwartiertje is goed” [72]
Op 22 december 2020 belde [verdachte] ( [verdachte] ) naar [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ):

[verdachte] : Hey vriend
[medeverdachte 1] Dag jongen
[verdachte] : Hey, ik ben morgen kwart voor twaalf effe bij jou met [naam] (fon) ja?
[medeverdachte 1] Is goed tuurlijk ist goed jong, tuurlijk
[verdachte] : Ik heb hem effe alleen maar ingelicht. Of ga je wat doen vanavond?
[medeverdachte 1] Nee nee nee ik ga vanavond niet. Ik ga morgenavond wat doen.
[verdachte] : Oh beter ja
[medeverdachte 1] Ja?
[verdachte] : Voor de rest heb ik ook dat andere allemaal geregeld dus eh...
[medeverdachte 1] Is goed vriend, ga je morgen wel horen toch?
[verdachte] : Is goed” [73]
Uit deze gesprekken volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] regelmatig telefonisch contact hebben met [medeverdachte 1] . Daarbij vragen zij aan [medeverdachte 1] of zij langs kunnen komen, bijvoorbeeld om iets te overleggen, of [medeverdachte 1] geeft aan dat zij bij hem langs moeten komen. Er worden niet of nauwelijks inhoudelijke gesprekken over de telefoon gevoerd met elkaar. Uit observaties blijkt dat de bezoeken die [verdachte] en [medeverdachte 2] na dit telefonische contact brengen aan de woning van [medeverdachte 1] van korte duur zijn. Dit maakt het niet aannemelijk dat het gaat om sociale bezoeken. Uit het voorgaande volgt dat tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] sprake was van gestructureerd onderling overleg.
Samenwerkingsverband
Doordat de verdachten geen inhoudelijke zaken over de telefoon met elkaar bespraken, werd niet duidelijk waar het overleg dat zij met elkaar voerden over ging. Mede daarom is, na een machtiging daartoe, tussen 12 januari 2021 en 22 maart 2021 vertrouwelijke communicatie opgenomen in de woning van [medeverdachte 1] .
Gedurende deze periode van tien weken kwam [verdachte] 42 keer op bezoek bij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] bezocht de woning in de zeven weken tot aan zijn aanhouding op 2 maart 2021 26 keer. [verdachte] en [medeverdachte 2] kwamen vijf keer samen. [74]
Uit de OVC-gesprekken die hiervoor ten aanzien van de verschillende hennepkwekerijen zijn opgenomen, volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] met elkaar spreken over verschillende hennepkwekerijen die uiteindelijk door de politie zijn ontdekt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier dat tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] sprake was van een samenwerkingsverband en dat zij georganiseerd te werk gingen. Voor dit oordeel acht de rechtbank in het bijzonder de volgende gesprekken van belang.
Op 16 januari 2021 vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarbij onder meer het volgende werd gezegd:
“(…)
[medeverdachte 2] : nee maar wat wilde ik nou zeggen... nee maar [betrokkene 1] ... ja maar met de sneeuw en dat blijft hier altijd op liggen, maar ik zeg... maar [betrokkene 1] jij had een hok met vijftien lampen aan en dan 's nachts vijftien lampen aan en overdag vijftien lampen en ik geef je.... die heb je aanstaan [betrokkene 1] en ik zeg, ik ga de gok niet nemen.... ik ga de gok in twee dagen niet nemen om de heleboel in twee dagen op te blazen. Weet je wat hij toen zei? Daar heb je ook gelijk in [medeverdachte 2] (19:54 NG). Ik zei... moet je eens luisteren [betrokkene 1] , ik vind het mooi zo, zoals het is.
[medeverdachte 1] : Is het toch ook.
[medeverdachte 2] : Het is prima. Het zijn zo'n toppen. Voor wat moet ik mijzelf de armoede op gaan halen. Maar ja, hij weet ja alles. Hij weet alles [medeverdachte 1] en hij heeft al alles gedaan en hij heeft ja zo super gedraaid ja. Zulke knollen. Wil jij niet weten. Zo'n knollen. Ja altijd. Constant. Ik zei is goed, maar als hij het dan zo goed kon, waarom heeft hij het dan niet even in zijn eentje aangestoken
(…)
[medeverdachte 2] : ja... maar we hebben er nog eentje bij met 'negentje' (fonetisch). Daar gaan we volgende week...
[medeverdachte 1] : dat zou mooi zijn.
[medeverdachte 2] : Ik heb met [verdachte] goede afspraken gemaakt.
[medeverdachte 1] : ja dat zei jij
[medeverdachte 2] : [verdachte] was er gisteren bij maar die jong was er gisteravond. Dat hoeft hij niet allemaal te horen. Ik heb met hem afgesproken anderhalf kilo voor die ...'wort"....(?) en een kilootje voor die andere...
[medeverdachte 1] : Oh ja.. heb je lekker geld.... ntv.... toch mee bezig. Heb je lekker geld zo op deze manier.
[medeverdachte 2] : maar ik heb die jongens er alles uit laten trekken. Alles opnieuw. Allemaal nieuwe spullen besteld.
[medeverdachte 1] : dat zei je, een tent maar toch. De rest niet?
[medeverdachte 2] : Ik heb die tent beneden en boven er helemaal uit laten trekken. 300 stuks. Nieuwe potten komen er in. Komen 11 liter potten. We hebben dan bij die andere meteen effen het filtertje vervangen... ntv....metalen klik klik/schuif geluid…vervangen, maar we hadden lekkage beneden bij die man in het souterrain waar je misselijk van wordt.
[medeverdachte 1] : ... ntv..gelijk in..
[medeverdachte 2] : heb je gelijk in. Daar ben ik helemaal op terug gekomen. Ik zei toen van 18 naar 18
[medeverdachte 1] : ja weetje nog
[medeverdachte 2] : maar ik zeg het je. Ik ben daar achter gekomen. Het is moeilijker van een 18 liter pot 50 gram te halen dan 35 gr van een elf liter pot.
[medeverdachte 1] : dat bedoel ik jongen
[medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] daar helemaal gelijk in heeft gehad. Daar is hij helemaal op terug gekomen.
[medeverdachte 2] : nee maar, die Bolle belde mij gister avond, hij zei kom hier, zit die rode Moes er weer, ik heb daar helemaal geen zin in. Ik zei kom morgen wel effen [verdachte] . Ik heb daar geen zin in.
[medeverdachte 1] : Deze week wordt.. wat er af is. Die honderd zestig en dan eh... dus...
[medeverdachte 2] : is helemaal goed joh. Stemmen verstommen.
[medeverdachte 1] : ntv.... dat verloop dan... Dat had ie... maar dat jong dat wou .... deur klinkt. Geen gesprek meer.” [75]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op de hoogte brengt van de hennepkwekerijen en [medeverdachte 2] hierover kennelijk afspraken maakt met [verdachte] .
Gesprek op 21 januari 2021 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :

(…)
[medeverdachte 2] : Die roma die staat erin, die gaat volgende week gaat die open, dus dan na volgende
week nog 10 weken. Dan heb je in maart/april heb je een gekkenhuis, dan heb je echt een gekkenhuis. En [betrokkene 1] , en de [naam] en Veenendaal, en die twee van (FON) [naam] die neger...
[medeverdachte 1] : ntv
[medeverdachte 2] : Dat komt erna, die komt daarna, dat komt als eerste en daar achteraan komt
Veenendaal, en daar achteraan gaat [betrokkene 1] , beetje gelijk op, [betrokkene 1] komt eerder. Dus dan komt [betrokkene 1] en daarna komt [naam] , of eh [naam] , die die die ... ntv... daar bij dat pandjeshuis... ntv... Laat maar zeggen die week daarna kom ik die 400 vangen
[medeverdachte 1] : ntv
[medeverdachte 2] : Nee is al klaar, dan heb ik t al helemaal klaar.
[medeverdachte 1] : ntv
[medeverdachte 2] : Ja, die komt er dan ook nog achteraan (…)” [76]
In dit gesprek bespreekt [medeverdachte 2] de planning en de voortgang van de verschillende hennepkwekerijen met [medeverdachte 1] . Hoewel niet te verstaan is wat [medeverdachte 1] zegt, kan uit de antwoorden die [medeverdachte 2] vervolgens geeft, worden opgemaakt dat [medeverdachte 1] zich actief mengt in het gesprek en niet slechts toehoorder is van wat [medeverdachte 2] te vertellen heeft.
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] met elkaar spreken over hun handel en zij de verdeling van de inkomsten daaruit met elkaar bespreken. Onder meer de volgende gesprekken wijzen daarop.
Gesprek op 13 januari 2021 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :

(…)
[verdachte] : ..ntv ... er komt een hokje vrij he.
[medeverdachte 1] : Ik hoorde zoiets van [medeverdachte 2] hij was ergen wezen kijken, dat zei hij wel hij zou iets van die turk krijgen weetje
[verdachte] : Nee, Ik heb bij iemand anders nog een hokje erbij.
[medeverdachte 1] : Oh
[verdachte] : 270 stuks, 280
[medeverdachte 1] : O ja dat is mooi.
[verdachte] : via [naam]
[medeverdachte 1] : Super, niet overdrijven, blijft tie daar wonen?
[verdachte] : Ja, er woont iemand.
[medeverdachte 1] : Ja? Dat is helemaal gunstig.
[verdachte] : ntv 500, getrouwd.
[medeverdachte 1] : O dat is helemaal goed.
[verdachte] : Dan moetje dat schoonzusje even ntv want die had tie voor mij geregeld.
[medeverdachte 1] : O, dat maakt niet uit, dat is goed.
[verdachte] wil morgen gruis ophalen, maar hij is overdag steeds aan het werk dat is kut. (…)
[verdachte] heeft voor morgen afgesproken dan gaat hij het gruis ophalen.
[medeverdachte 1] : we mogen hem niet meer laten rijden.
[verdachte] : Ja, met dat inpakken ook joh, kun je zelf alles inpakken. Hij krijgt het zo van [naam] (fon) in de strijkzakken, zoveel kilo zakken en ik haal het zo bij hem op. Dat heeft helemaal geen zin. Kun je net zo goed bij [betrokkene 1] (fon) bij eh, hoe heet ie bij euh
[medeverdachte 1] : ..ntv..
[verdachte] : ja euh..ntv ... ja, bij [naam] (fon) laten daarom. Dus ik ga het ook met hem uitpakken..ntv..
[medeverdachte 1] : ..ntv..
[verdachte] : Ja, maar alles is waarschijnlijk al weer weg, daarom. Het staat bij zijn zwager.
[medeverdachte 1] : effe kijken hoe mooi die is..ntv...
[verdachte] : hou die sowieso een pak voor eh.. vrijdag ook bij [naam] , [naam] ..ntv.. komen. Die pakt ook altijd wel een stuk of drie, vier dus eh... nou dan wil je toch iets meer, snap je? Dus ik hou nog sowieso voor hem drie, vier apart en de rest gooi ik eruit.
[medeverdachte 1] : Ja en dan pak ik effen dat van [naam] (fon) die anderhalve kilo (1,5) half tien op ... en dat we dan voor mijn part eh 200 gram dat er zo dadelijk wegkomt, snap je? Want anders schiet het toch niet op.
[verdachte] : Of we moeten gewoon alle drie samen, gewoon eh dat [naam] jouw gewoon die drie rooie..
[medeverdachte 1] : Ja maar dat schiet..nvt..nou niet op.
[verdachte] : Ja maar alsje er 20 gram door heen gooit [medeverdachte 1] , hij is echt donker! Dus ja, das echt kut!
[medeverdachte 1] : Ja maar wat moeten we dan doen?
[verdachte] : Is echt kut! We moeten hem met verlies verkopen. Luister en dan moeten we gewoon
bijleggen.
[medeverdachte 1] : Het is erg dat dat kleintje er niet is want anders zeg je tegen kleintje: Luister eens, ik heb handel voor 35 voor je.
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Snap je dan hoefje niet zo heel moeilijk te doen.
[verdachte] : Nee, dan moeten we gewoon samen delen in de portemonnee
[medeverdachte 1] : Ja, maar ja, dat is niet zoveel dan.
[verdachte] : Nee, maar dat moet dan toch gebeuren [medeverdachte 1] ? Dat kost jou geld.(…)” [77]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bespreken dat er een nieuwe hennepkwekerij bijkomt. Verder wordt er gesproken over het ophalen van gruis en de verkoop van meerdere kilo’s wiet. Daarnaast volgt uit het gesprek dat er kennelijk een partij slechte (donkere) wiet is die ze met verlies moeten verkopen. Het feit dat [verdachte] zegt dat het verlies samen moet worden gedeeld in de portemonnee duidt op een gezamenlijk financieel belang.
Gesprek op 15 januari 2021 tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en [verdachte] ( [verdachte] ):

(…)
[medeverdachte 1] Ja, dan vijftien meier de man
[verdachte] Ja maar we hadden toch [naam] (fon) ook vijftien meegegeven?
[medeverdachte 1] Oh, ik dacht dat het van [naam] was!
[verdachte] Nee, [naam] wou meedelen.
[medeverdachte 1] Oh nee, dan is het goed.
[verdachte] Nee dat zei ik toch tegen jou, doe het door vier delen.
[medeverdachte 1] Oh nee dan is het goed
[verdachte] Dat heb ik tegen jou gezegd
[medeverdachte 1] Nee ..ntv..
[verdachte] We hadden vijftienhonderd de man, jij vijftienhonderd, ik vijftienhonderd, [medeverdachte 2]
vijftienhonderd en [naam] vijftienhonderd.
[medeverdachte 1] Alleen die tien dan, die had ik betaald..ntv..
[verdachte] Ja die heb ik jou gewoon..ntv..” [78]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bespreken hoe de opbrengst moet worden verdeeld. Ook volgt hieruit dat [medeverdachte 1] een bedrag had betaald (geïnvesteerd).
Gesprek op 16 februari 2021 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] ( [verdachte] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):

(…)
[medeverdachte 2] : Ik ga nou denk ik morgen, ik moet even kijken hoe ik met mijn werk zit. Ik heb die lampen dus kan ik morgenmiddag kan ik die ophalen. [medeverdachte 1] heeft daar geld voor gegeven.
[verdachte] : Ik ga eerst blij ntv voor dat ik hem er uit gooi, ken ik het zelf ook zien. Want kan ik die hele partij ehh
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 1] heeft gisteren geld gegeven voor die 8 lampen heb ik bij die [naam] die kan ik morgen pas ophalen dus (…)” [79]
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] heeft geïnvesteerd in lampen waar [medeverdachte 2] vervolgens mee aan de slag gaat.
Gesprek op 1 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ), [verdachte] ( [verdachte] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ).
“(…)
[medeverdachte 2] : (…) Maar vrijdag er af, dan moet [medeverdachte 5] gelijk terugkomen om te mixen. Dan is dat kind er niet zaterdag is dat kind er ook niet, zaterdag moeten ze er gelijk weer er in staan, dan willen ze het nog 1 keer doen. Dan zo, dan draaien we hem dan wordt zomers
[verdachte] : We hadden in de flat altijd 2...
[medeverdachte 1] ntv
[medeverdachte 2] : Dan zetten we hem uit, en dan gaan we na het zomer weer verder.
(…)
[medeverdachte 2] : Hoeveel had [naam] er?
[medeverdachte 1] 15, ik heb er nou 2, 1tje gaat er naar er naar Kleintje (fon) vanavond.
[verdachte] : Yes, die heb ik al apart ingepakt.
[medeverdachte 1] 1tje is ntv maar zo mooi is die nog niet geweest!
[verdachte] : Ja is mooie handel eerlijk is eerlijk.
[medeverdachte 1] ntv moet je anders even pakken want ja het is niet anders, want ja dan moet ik aan mijn spaargeld.
[medeverdachte 2] : Ik wil aan jouw vragen, wil je....
[verdachte] : Eh [medeverdachte 1] ik heb zo nog 9 rooien voor jouw erbij. Het duurde te lang daar dus 2 komt hij er zo ophalen. Daar had hij al geld voorliggen, voor die ene 4 zeg maar.
[medeverdachte 1] Ja, Ja
[verdachte] : Dus dan heb ik er daar ook nog 2 van over. En als ik dat samen doe dan kan alles in ene keer naar die neger doen, dat kan ook.
[medeverdachte 1] Ja, ja.
[verdachte] : Want die wil 15, 16, 17 kilo hebben.
[medeverdachte 2] : Als je wil kan ikje wat wit geld overmaken hé.
[medeverdachte 1] Wil je dat doen dan?
(…)
[verdachte] : Trouwens nog iets, straks moeten we even kijken voor een plekje.
[medeverdachte 2] : Ja, voor wat?
[verdachte] : Zoiets wat die neger ook, 3, 400 stuks.
[medeverdachte 1] ntv dat is ook wel een dingetje, dat is niet veel 150..
(…)
[medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij [naam] 500 heeft gegeven. Dus je krijgt van mij 500 vraagt
[verdachte] . Komt later wel zegt [medeverdachte 1] , hij heeft het opgeschreven.
[verdachte] zegt dat hij [medeverdachte 5] 1500 heeft gegeven en dat hij er 400 af heeft gehaald voor zijn
eigen ntv.
[medeverdachte 2] zegt dat hij gewoon goed moet bij houden.
Volgens [medeverdachte 1] komt dingetje vandaag nog met die 40 kilo en [verdachte] heeft dat al afgesproken.
(…)
[medeverdachte 2] : O ja dat was een kilo te weinig dat heb ik ingepakt.
[medeverdachte 1] Ja die ja ntv
[verdachte] : Daar krijgt [medeverdachte 1] toch die 9.000 nog van en daar zijn er nog 2 van.
[medeverdachte 2] : Ja,
[medeverdachte 1] Daar krijg jij er 4 van, ik krijg van jou 600, en krijgt die 700 winst. Dan krijg jij van mij 7 meier.
[verdachte] : Ja, en je krijgt van mij nog van die 9 gram. (…)” [80]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hun handel met elkaar bespreken en wordt besproken wat de inkomsten zijn en hoe deze moeten worden verdeeld.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat in voorgaande gesprekken door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , al dan niet in wisselende samenstelling, wordt gesproken over de exploitatie van verschillende hennepkwekerijen. Er wordt gesproken over het aantrekken van nieuwe locaties voor hennepkwekerijen, de opbouw ervan, de planning aan de hand van de kweekcyclus, het doen van investeringen, de handel en de (verdeling van de) opbrengsten en eventuele verliezen daaruit. Daarbij spreken zij veelal in de wij-vorm en worden beslissingen gezamenlijk genomen. Dit duidt op samenwerking en gemeenschappelijke belangen. Het oordeel dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] een driemanschap vormden en dat zij zich samen bezighielden met de exploitatie van hennepkwekerijen, vindt daarnaast steun in het volgende.
Op 24 februari 2021 vond in de woning een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“(…) Ze hebben het over de kopstukken.. [medeverdachte 1] zegt misschien bedoelen ze wel die [naam] kopstukken. [medeverdachte 2] zegt ja vreemd want wij zijn maar met z'n drieën niet met z'n vieren (…)” [81]
Op 22 februari 2021 bleek op de nieuwssite van RTV Oost een artikel te zijn geplaatst waarin werd gesproken over de aanhouding van vier kopstukken van een omvangrijke drugsorganisatie die komende week. [82]
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 2] in het gesprek refereert aan het nieuwsbericht en hij het drietal ziet als kopstukken van een drugsorganisatie. Dit wordt door [medeverdachte 1] en [verdachte] niet weersproken.
In een OVC-gesprek van 19 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] werd onder meer het volgende gezegd:
“(…)
[verdachte] : Nee maar dan pak ik eh, en dan pak jij lekker wat centen, boem. En dan geef ik jou eh 50 rooien voor de voor de nat aj dat n keer wilt kopen.
[medeverdachte 1] NTV
[verdachte] : En dan leg jij die 50 rooien van mij weg zo, hup, en als we dan een keer, een keer eh dan zeg ik in ieder geval van mij dr op gaan
[medeverdachte 1] Ik snap wat je bedoelt ja
[verdachte] : Snapje?
[medeverdachte 1] ntv
[verdachte] : Ja, [betrokkene 2] is weg door hem, uhm [betrokkene 1] is weg door hem, die homo is weg door hem, Veenendaal is weg door hem..
[medeverdachte 1] Veenendaal
[verdachte] : Veenendaal, die neger is weg door hem
[medeverdachte 1] Ja ook nog ntv
[verdachte] : 5 hokken wat we gewoon door hem kwijt zijn
[medeverdachte 1] Heb ik ook nog een bon van
[verdachte] : Hé, vijf hokken onder hem kwijt zijn
(…)
[verdachte] heeft het over alle verliezen; ook weer 15 ruggen verlies, al die hokken die je verloren hebt. Je zit zo aan een ton waarvan je gewoon verloren hebt.
[medeverdachte 1] Mens
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 3] : Dat bedoel ik
[verdachte] : Door meneertje
[medeverdachte 1] Maar het komt goed. We doen het effe rustig aan. De hokken doe jij...
[verdachte] : Jaja
[medeverdachte 3] : Alles komt goed
[verdachte] : Ja sowieso ik eh, ik hou mij ook rustig. Klaar. (…)” [83]
In dit gesprek wordt duidelijk dat [verdachte] baalt en [medeverdachte 2] (die kort daarvoor is aangehouden) de schuld geeft van het feit dat ‘ze’ vijf hennepkwekerijen kwijt zijn geraakt onder hem. De rechtbank leidt uit dit gesprek onder meer af dat de organisatie zich bezig hield met hennepkwekerijen en daar een (financieel) belang in had en dat [medeverdachte 2] er door de andere leden van de organisatie op wordt aangekeken dat bepaalde kwekerijen zijn ontdekt. Daarnaast volgt naar het oordeel van de rechtbank uit dit gesprek dat [verdachte] en [medeverdachte 1] na de aanhouding van [medeverdachte 2] even rustig aan doen, maar niet wordt gesproken over stoppen. Dit duidt op een zekere bestendigheid van het samenwerkingsverband die de rechtbank hierna nader zal beoordelen.
Duurzaamheid van het samenwerkingsverband
Met betrekking tot de mate van duurzaamheid van het samenwerkingsverband overweegt de rechtbank aanvullend als volgt.
Op 6 maart 2021 vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ( [verdachte] ):

(…) Ze hebben het over het bellen uit de gevangenis door [medeverdachte 2] .
[verdachte] : Hij zit dom tegen mij te lullen. Hij weet dat ik buiten voor hem aan het werk ben, omdat hij toch nog wat heb. En dan loopt hij dom te lullen tegen mij. (…)” [84]
Gesprek op 11 maart 2021 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
“(…) [medeverdachte 1] vraagt of daar kweekspullen lagen. [verdachte] zegt ja. [medeverdachte 1] vraagt of die er nog steeds liggen? [verdachte] zegt dat die er allemaal uitgehaald zijn, en dat [medeverdachte 2] dat wel weet.
Blijkbaar heeft [medeverdachte 2] aan [verdachte] gevraagd om die boxen op te ruimen want [verdachte] is erg kwaad en zegt dat ie niet zijn loopjongen is, terwijl 'ze' bij hem ( [medeverdachte 2] ) op de loer liggen. Dan moet ie maar naar [betrokkene 1] en [medeverdachte 4] .
[verdachte] : Als jij ( [medeverdachte 1] ) het vraagt is het wat anders, maar ik ga het niet voor hem doen terwijl hij mij in gevaar heeft gebracht enzo. Ik blijf nog gewoon voor hem aan het werk, ik blijf nog dingen voor hem doen alles, doe ik helemaal niet moeilijk om. Al moeten we alles af delen, doe ik ook niet moeilijk over, interesseert me niet. Maar ik ga niet naar zijn poppen lopen te dansen omdat meneer binnen zit.
[medeverdachte 3] : Nee, dat hoeft ook niet.
[medeverdachte 1] : Ik rij morgen wel even langs, ik kijk wel even bij die garages, gewoon effe kijken. Ntv kweekspullen ntv
(…)
[verdachte] : [medeverdachte 1] , je weet zelf als je het in 5 jaar of 4 jaar binnen en we delen alles op (stv), dat interesseert me niet, maar hij moet niet denken dat ik zijn personeel ben en dat ik even zijn garageboxen ga opruimen, effe dit ga regelen.
[medeverdachte 1] : ik rij er morgen even langs, ik kijk even
(…)
[verdachte] : maar gewoon vanuit de bajes, hele gesprekken van ja broer ik weet dat je achter me staat, rot op kerel, ntv al die taps mee kerel, wat een mongool joh echt.
[medeverdachte 1] : zei ie ook tegen mij, maar ik vind dat niet zo erg, luister es
[verdachte] : Nee ik weet [medeverdachte 1] , maar ik ben wel hele tijd aan het werk voor ons, jij bent ook aan het werk, maar hij vergeet 1 ding, als wij straks allebei binnen zitten, hoe gaat het dan straks.Komt ie buiten, heeft ie helemaal niks meer. Want die 50 rooien heb zij wel op in die 5 jaar, of die 4 jaar dat hij binnen zit.
[medeverdachte 1] : ntv dus dat geeft je stress
[verdachte] : Maar is toch normaal dat ik zeg de eerste 6 weken even rustig aan? Ik wil eerst weten hoe die zaak allemaal afloopt.
[medeverdachte 1] : Ja maar hij pakt die telefoon niet meer aan (opmerking verbalisant: [medeverdachte 1] bedoelt dat [medeverdachte 2] dit zegt), ik zeg ja luister es ik zie hem ( [verdachte] ) ook weinig.
[verdachte] : Gek, ik heb die telefoon er niet voor niets eruit gegooid. Ik werd door hem gebeld, door [medeverdachte 4] gebeld, uit de bajes, ga weg kerel (…)” [85]
Uit deze gesprekken leidt de rechtbank af dat [verdachte] de werkzaamheden ten behoeve van de hennepkwekerijen die [medeverdachte 2] aanstuurde overnam nadat [medeverdachte 2] was aangehouden en hij dit met [medeverdachte 1] besprak. Ook wordt besproken om een tijdje rustig aan te doen, nu [medeverdachte 2] was aangehouden. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het samenwerkingsverband tussen het drietal erop gericht was voort te blijven bestaan en het dus een bepaalde bestendigheid had.
Verschillende rollen
Uit het dossier komt naar voren dat ieder zijn eigen rol had binnen het samenwerkingsverband. De rechtbank leidt uit de hiervoor aangehaalde gesprekken en hetgeen met betrekking tot de verschillende hennepkwekerijen reeds is overwogen af dat [verdachte] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk waren voor de dagelijkse aansturing van de hennepkwekerijen, waarbij sommige kwekerijen kennelijk (voornamelijk) werden aangestuurd door [verdachte] en andere door [medeverdachte 2] . Ook hielpen zij mee in de uitvoering en stuurden zij anderen aan.
Ten aanzien van [medeverdachte 1] volgt uit de bewijsmiddelen dat zijn woning werd gebruikt als een plek voor de organisatie om samen te komen en in een veilige omgeving zaken te bespreken. [medeverdachte 1] werd zelf niet op de locaties van de hennepkwekerijen gezien, maar werd wel door [verdachte] en [medeverdachte 2] op de hoogte gehouden van de voortgang en mogelijke opbrengsten van de kwekerijen. Hij hield zich bezig met de algemene aansturing vanuit zijn woning en daarmee was zijn bijdrage voornamelijk van intellectuele en financiële aard.
De rechtbank betrekt bij dit oordeel onder meer de volgende feiten en omstandigheden.
Gesprek op 16 januari 2021 tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] , de bewoner van het [adres] , waar op 11 februari 2021 een hennepkwekerij werd aangetroffen:
“(…)
[betrokkene 1] : Ja ik heb altijd wel mazzel met jullie. Heh, zou je geen mazzel hebben. Alles goed?
[medeverdachte 1] : Ja ... (ntv) rustig aan. Ja bij mij's rustig ja
[betrokkene 1] : Alles rustig.
(…)
[betrokkene 1] : Hoeveel is dit?
[medeverdachte 1] : 2 duizend.
[betrokkene 1] : Dat zijn ... (ntv) Wak zeggen wou ... eh Daar kwam ik daar kwam ik niet voor
[medeverdachte 1] : Nee, dat snap ik ook maar is wel... (ntv)
[betrokkene 1] : Maar wat ik zeggen wou eh ... ntv.. De rakkers zijn al weg
(…)
[betrokkene 1] : Nu heb je een kilo of 8. ... (nty) ... 60... 60
[medeverdachte 1] : We hebben d'r over 44. Luister. De plantjes d.. (ntv). 12 honderd ofzo.. (ntv) 23. Knip je ze na 15 meier, luister s, dan krijg je (ntv) 700, dan krijg je bepaalde dingetjes die stuk ntv... regelen..(ntv) Luister nou s, laten we nou eens 19 duizend euro over hebben. Het drogen moeten we betalen. Als dat 30 kilo is is dat 7,5 meier. Luister, dan moet ik die weg kunnen zetten, die stash kost een halve meier per kilo.
[betrokkene 1] : De?
[medeverdachte 1] : De stash (fon)
[betrokkene 1] : Wat is dat de smash? (fon)
[medeverdachte 1] : Achje weet ook niet ... (ntv) Dat is nu op dit moment ... (ntv) [medeverdachte 2] heeft ntv ook wel eens liggen, wat doe je nou?
[betrokkene 1] : Ik ken het elke keer ki.. (ntv).
[medeverdachte 1] : ... (ntv) er zijn ook periodes datje het helemaal effe niet kwijt kunt. Maar zo is het gewoon. Reken (fon) nou 18 duizend, 18 duizend delen door 3, [betrokkene 1] : dus je houdt er minder ... (ntv)
(…)
[betrokkene 1] : Ik moest verdomme mijn dikke winterjas aan om onder de douche te staan. Zo koud is het daar.
[medeverdachte 3] : O wat een zeikerd ben je ook he.
[medeverdachte 1] : ... (ntv)
[betrokkene 1] : Ja maar nou. Zie dat is het nou, dat is respect voor je hebt anders had ik
allang de de de stekker eruit getrokken.
(…)
[betrokkene 1] : Voor de rest gaat het goed. Ik zie jou als een baas. Daarom werk ik met je. (…)” [86]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] de opbrengst van de hennepkwekerij met elkaar bespreken en de kosten die daarop in mindering moeten worden gebracht. Daarnaast geeft [betrokkene 1] aan respect te hebben voor [medeverdachte 1] , hem te zien als een baas en dat dit de reden is om met hem samen te werken.
Op 20 maart 2021 vond een gesprek plaats tussen onder meer [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ), een onbekende vrouw (NNV) en [betrokkene 5] (NNM), de bewoner van [adres] waar op 2 maart 2021 een hennepkwekerij werd ontdekt. In dit gesprek werd onder meer het volgende gezegd:
“(…) NNV heeft tegen iemand iets ntv gezegd. Ze heeft het over foto's die gemaakt zijn dat ze daar naar binnen gingen.
[medeverdachte 1] : stv en toen zeiden ze die tweede ntv [naam] was.
NNM: toen zegt die politieagent hetzelfde ze zegt nou die ene dat is [medeverdachte 2] oftewel
[medeverdachte 2] . en die tweede dat is [naam] . Misschien hadden ze wel gehoopt dat ik zijn naam zou zeggen maar dat heb ik niet gedaan. Weetje wel? Ze hebben heel veel strikvragen
[medeverdachte 1] : ja.
NNM: elke keer
[medeverdachte 1] : maar niet over mij?
NNM: ze wouden de grote vis vangen ntv klein ntv bang gemaakt
[medeverdachte 1] : ja ik snap het
(…)
NNV: ze hadden dat busje aan de kant van de weg gezet, bij hem in de straat en vanaf dat
busje hebben ze foto's gemaakt ntv ik gelijk
[medeverdachte 1] : was het een zwart busje?
NNM en NNV tegelijk: ja
NNM: een donkere auto?
NNV: ja
NNM: ja, hij kon dat zien
NNM: ze hebben een zwart busje, maar normaal ntv donker bruine busjes
[medeverdachte 3] : ja maar hebben ze niet langs gereden en toen de foto 's gemaakt?
NNV: nee vanaf de zijkant ntv
NNV: want het was een foto van een afstand en ik kan van de hoek zien het vanaf de grote
weg af genomen is. Die vanaf tegenover ntv
(…)
NNM: ze zijn twee keer geweest. Vijftien januari ntv en eenentwintig januari met het
Beuningen (fon) ntv (…)”
[betrokkene 5] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 2] , die hij kent als [medeverdachte 2] , is benaderd om een hennepkwekerij op zolder te zetten. [medeverdachte 2] regelde alles. Hij is bij [medeverdachte 1] thuis geweest om te zeggen dat hij ermee zou stoppen. [medeverdachte 2] had namelijk gezegd dat [betrokkene 5] dit met [medeverdachte 1] moest bespreken, omdat [medeverdachte 1] hierover ging. Op 20 maart 2021 is [betrokkene 5] bij [medeverdachte 1] geweest om verslag uit te brengen van zijn aanhouding. Dit deed hij bij [medeverdachte 1] en niet bij [medeverdachte 2] , omdat [medeverdachte 2] altijd zei dat hij naar [medeverdachte 1] moest als er iets was. [87]
Uit voorgaand gesprek en de verklaring van [betrokkene 5] leidt de rechtbank af dat het met [medeverdachte 1] besproken moest worden als men wilde stoppen met de hennepkwekerij en men na ontdekking van de kwekerij op audiëntie moest komen om verslag uit te brengen van het politieverhoor.
Conclusie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gedurende het onderzoek vrijwel dagelijks intensief bezig waren met de exploitatie van hennepkwekerijen door met elkaar te overleggen. Samen werd gesproken over het aantrekken van nieuwe locaties voor kwekerijen en het inrichten daarvan, de voortgang van deze kwekerijen, de handel en de (verdeling van de) inkomsten hieruit. Uit de aangehaalde gesprekken blijkt dat zij daarbij georganiseerd te werk gingen. Ze maakten afspraken met elkaar, hielden elkaar op de hoogte van de planning en namen gezamenlijk beslissingen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] sprake was van een op het plegen van Opiumwet-feiten gericht samenwerkingsverband met voldoende structuur en duurzaamheid. Daarnaast is zij van oordeel dat [verdachte] een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Daarom is bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet. De rechtbank acht het feit bewezen.

3.Onderzoek Merwede (parketnummer 05-282569-21)

3.1
Vormverzuim
De verdediging heeft bepleit dat er sprake is van een vormverzuim op grond waarvan de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte dan wel het door het vormverzuim verkregen bewijs van het bewijs dient te worden uitgesloten. Hieraan heeft de verdediging het volgende verweer ten grondslag gelegd. In het dossier zijn historische verkeersgegevens van contacten tussen [verdachte] en zijn raadsman opgenomen. Dergelijke verkeersgegevens vallen onder het verschoningsrecht en daarmee ook onder de vernietigingsplicht van artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gebruik maken van deze gegevens voor het bewijs leidt tot schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), inhoudende de equality of arms. Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank verzocht te gelasten om de in het dossier opgenomen verkeersgegevens uit het dossier te verwijderen.
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat de verweren dienen te worden verworpen.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of er sprake is van een vormverzuim. Hiertoe stelt zij allereerst vast dat in het dossier melding wordt gemaakt van telefonisch contact tussen [verdachte] en zijn raadsman op 5 maart 2021. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze melding van het contact tussen verdachte en zijn advocaat in het dossier in strijd is met de in artikel 126aa Sv opgenomen vernietigingsplicht.
Artikel 126aa Sv bepaalt dat processen-verbaal en voorwerpen die mededelingen aan geheimhouders (zoals een raadsman) behelzen, dienen te worden vernietigd. De ratio van deze bepaling is dat kennisneming van dergelijke mededelingen strijd kan opleveren met het verschoningsrecht. In het dossier zijn alleen de historische verkeersgegevens van de contacten tussen [verdachte] en zijn raadsman opgenomen. Deze gegevens geven inzicht in de contacten die er tussen hen geweest zijn, maar hebben geen betrekking op de inhoud van wat zij met elkaar bespraken. Het dossier bevat dus geen mededelingen waarvan de wetenschap aan de raadsman als zodanig is toevertrouwd. De verkeersgegevens vallen derhalve niet onder de vernietigingsplicht van artikel 126aa Sv.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de melding van het telefonische contact tussen verdachte en zijn advocaat in het dossier geen schending van de vernietigingsplicht oplevert en er daarom geen sprake is van een vormverzuim. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een vormverzuim, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het geven van enig gevolg zoals door de verdediging is bepleit. In dit verlengde ziet de rechtbank ook geen aanleiding om, als daar al een wettelijke grondslag voor zou zijn, te gelasten om de betreffende mededeling uit het dossier te laten verwijderen.
3.2
Verzoeken/verweren met betrekking tot EncroChat- en SkyECC-data
3.2.1
Verzoek om aanhouding van de zaak
De verdediging heeft wederom verzocht de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de door de rechtbank Noord-Nederland aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen over de toepassing en reikwijdte van het vertrouwensbeginsel, dan wel aan te sluiten bij deze prejudiciële vragen.
De rechtbank overweegt dat het stellen van prejudiciële vragen door een rechtbank andere gerechten niet dwingt tot aanhouding van de inhoudelijke behandeling in een andere zaak, ook niet wanneer dat een soortgelijke zaak is of er min of meer zijdelings sprake is van een verband tussen deze zaken. Een vergelijking met lopende cassatieprocedures dringt zich hier op: zolang de Hoge Raad over een aan hem voorgelegde rechtsvraag nog niet gesproken heeft, plegen rechtbanken zaken waarin diezelfde rechtsvraag aan de orde is voort te zetten en zeker niet een inhoudelijke behandeling aan te houden. De rechtbank ziet ook geen aanleiding de behandeling van deze zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de gestelde prejudiciële vragen of zich bij deze vragen aan te sluiten. De rechtbank acht zich na de inhoudelijke behandeling, bestudering van de stukken en nadere bestudering van de jurisprudentie voldoende voorgelicht en in staat een beslissing te nemen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het herhaalde verzoek opnieuw af.
3.2.2
Verweren tot bewijsuitsluiting EncroChat- en SkyECC-data
De verdediging heeft bepleit dat de EncroChat- en SkyECC-data dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Hieraan heeft de verdediging verweren ten grondslag gelegd die zien op de verkrijging en het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-data. De verdediging heeft gesteld dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, nu sprake is geweest van de uitoefening van opsporingsbevoegdheden op Nederlands grondgebied. Daarnaast zijn de werking, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid van het opsporingsinstrument waarmee de cryptodata zijn verkregen niet te beoordelen, terwijl sprake is van een schending van artikel 8 EVRM. Er is sprake van algemene en ongedifferentieerde dataverzameling (bulkinterceptie), waarbij niet is voldaan aan de minimumwaarborgen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hieraan stelt. Bovendien was de verwerking van de cryptodata niet ‘necessary in a democratic society’. De EncroChat- en SkyECC-data zijn daarmee op onrechtmatige wijze verkregen. Verder dienen de cryptodata te worden uitgesloten van het bewijs, nu niet is voldaan aan de uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: het Handvest) voortvloeiende vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en daarmee sprake is van een schending van de artikelen, 7, 8, 11 en 52 van het Handvest. Dat de bepalingen uit het Handvest van toepassing zijn, volgt uit de omstandigheid dat het verwerken, bewaren en gebruiken van de cryptodata onder de werkingssfeer van EU-richtlijn 2016/680 valt. Er is sprake van een disproportionele manier van bewijsvergaring die niet toelaatbaar is. Deze vormverzuimen vallen binnen het toetsingsbereik van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in de zaak van verdachte en zouden tot bewijsuitsluiting moeten leiden.
De officier van justitie heeft schriftelijk gemotiveerd betoogd dat de verweren moeten worden verworpen.
Voordat de rechtbank overgaat tot het bespreken van voornoemde verweren merkt zij op dat er over dit onderwerp (al dan niet door andere rechtscolleges) reeds meerdere uitspraken en tussenbeslissingen zijn gewezen. Voor zover zij niet tot een ander oordeel is gekomen heeft de rechtbank, omwille van de rechtseenheid, in voorkomend geval delen uit die andere oordelen overgenomen. Daarbij zal de rechtbank, na een algemene inleiding (a), ingaan op (b) de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data, (c) de rechtmatigheid van het gebruik daarvan en (d) de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van deze data.
a. Algemene inleiding
EncroChat en SkyECC zijn bedrijven die een applicatie aanboden waarmee door gebruikers versleuteld met elkaar kon worden gecommuniceerd. De verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data heeft respectievelijk plaatsgevonden in de onderzoeken 26Lemont en 26Argus.
Het onderzoek 26Lemont richt zich op het bedrijf EncroChat, diens directeuren en resellers en op de NN-gebruikers van EncroChat-toestellen en de daarbij behorende accounts. De verdenking tegen EncroChat en diens directeuren en resellers betrof het deelnemen aan een criminele organisatie, (gewoonte)witwassen en medeplichtigheid aan de strafbare feiten die door (klanten van) EncroChat zouden zijn gepleegd.
Het onderzoek 26Argus richt zich op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van SkyECC. Het onderzoek heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruikmaken van cryptotelefoons van SkyECC in beeld te brengen en te analyseren door het identificeren van de gebruikers van de SkyECC-accounts.
Analyse van de informatie uit voornoemde onderzoeken heeft geleid tot het starten van meerdere strafrechtelijke onderzoeken in Nederland en het delen van genoemde informatie met reeds lopende strafrechtelijke onderzoeken in Nederland.
De officieren van justitie van onderzoeken 26Lemont en 26Argus hebben, na verkrijging van een machtiging daartoe van de rechter-commissaris, op grond van artikel 126dd Sv toestemming gegeven om relevante EncroChat- en SkyECC-gegevens te verstrekken aan onderzoek Merwede (en onderzoek Harder).
b. De rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data
Ten aanzien van de door de verdediging opgeworpen bezwaren omtrent de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data zijn de afgelopen periode door verschillende rechtbanken in Nederland beslissingen genomen. Op basis van de op dit moment geldende vaste lijn in de Rechtspraak heeft het volgende uitgangspunt te gelden (vgl. onder meer rechtbank Amsterdam 21 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6800).
De inzet van de methode waarmee de EncroChat- en SkyECC-data in Frankrijk zijn ondervangen, is geschied in een Frans opsporingsonderzoek en met toestemming van een Franse rechter op basis van Frans recht. Het vertrouwensbeginsel brengt met zich dat staten over en weer mogen vertrouwen op ieders rechtssysteem. Dat wederzijds vertrouwen vindt zijn grondslag in verdragen, waaronder het EU-verdrag, het EU-rechtshulpverdrag, maar ook het EVRM. Zowel Nederland als Frankrijk is een EU-lidstaat en is verdragspartij bij het EVRM. Het vertrouwensbeginsel brengt mee dat het niet tot de taak van de Nederlandse rechter behoort om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek in Frankrijk is uitgevoerd strookt met de dienaangaande in Frankrijk geldende rechtsregels. Dit betekent dat de inzet van de interceptietool door Frankrijk en de verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data niet wordt getoetst door de Nederlandse rechter.
Het plaatsen van de interceptietool is een uitoefening geweest van Franse opsporingsbevoegdheden die zijn getoetst door een Franse rechter. De enkele omstandigheid dat Nederlandse opsporingsambtenaren de interceptietool (mede) hebben ontwikkeld en technische bijstand hebben geleverd, brengt niet mee dat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid hiervoor (mede) bij Nederland is komen te liggen en dat het uitgangspunt van het vertrouwensbeginsel moet worden verlaten. Dit betekent immers niet dat sprake is van een uitoefening van Nederlandse opsporingsbevoegdheden op Nederlands grondgebied. Evenmin leidt de omstandigheid dat de Franse autoriteiten door middel van hun onderzoek ook bij Nederlandse telefoons zijn binnengedrongen tot de conclusie dat sprake is van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering (mede) onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten is geschied. De bedrijven EncroChat en SkyECC boden digitale diensten aan. Inherent aan digitale dienstverlening is dat deze over traditionele landsgrenzen heengaat. Het begrenzen van een strafrechtelijk onderzoek volgens die traditionele landsgrenzen is naar zijn aard onmogelijk. Het vertrouwensbeginsel is dus van toepassing.
Dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is, betekent dat de Nederlandse strafrechter niet toetst of voor de door de verrichte onderzoekshandelingen eventueel gemaakte inbreuk op het recht op respect voor het privéleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, een voldoende wettelijke grondslag bestond en of die inbreuk noodzakelijk was. Voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een dergelijke inbreuk is het in de Nederlandse strafzaak niet ten toets staande buitenlandse recht namelijk van doorslaggevende betekenis. De taak van de rechtbank is ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van het buitenlandse onderzoek in de strafzaak gebruik wordt gemaakt geen inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces van verdachte als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM (Hoge Raad 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629).
De rechtbank constateert dat niet is gebleken van een begin van aannemelijkheid dat er binnen de onderzoeken 26Lemont en 26Argus onrechtmatige handelingen zijn begaan ter verkrijging van de EncroChat- en SkyECC-data, dan wel dat sprake is geweest van enig vormverzuim of enige andere onrechtmatigheid in die onderzoeken. De argumenten van de verdediging leiden niet tot een ander oordeel. De EncroChat- en SkyECC-data zijn dus rechtmatig verkregen.
c. De rechtmatigheid van het gebruik van de EncroChat- en SkyECC-data
Hoewel de rechtbank niet toetst of de cryptodata in Frankrijk rechtmatig zijn verkregen, dient de rechtbank wel te beoordelen of de wijze waarop van de resultaten van het Franse onderzoek in deze strafzaak gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Toepasselijkheid EU-recht en EVRM
De rechtbank is van oordeel dat EU-richtlijn 2016/680 van toepassing is. Het verwerken van de EncroChat- en SkyECC-data valt onder de werkingssfeer van deze EU-richtlijn en daarmee is dus het Handvest en het Unierecht van toepassing. Daarnaast is het EVRM van toepassing.
Was sprake van bulkdata-interceptie?
Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat verwerking van de dataset in strijd is met artikel 8 van het EVRM en niet voldoet aan de door het EHRM gestelde criteria in het arrest Big Brother Watch e.a. t. het Verenigd Koninkrijk, stelt de rechtbank voorop dat de feiten en omstandigheden in dit arrest niet gelijk te stellen zijn aan de feiten en omstandigheden van onderzoeken 26Lemont en 26Argus en de daaruit volgende onderzoeken. In voornoemd arrest ging het immers om bulkdata-interceptie, uitgevoerd door inlichtingendiensten ten behoeve van nationale veiligheidsbelangen. Bulkdata-interceptie kenmerkt zich door ongerichte interceptie van data, waarbij de data van een niet-afgebakende groep mensen wordt onderschept. In de onderhavige onderzoeken is echter sprake van een door de Franse opsporingsautoriteiten gerichte interceptie op de servers van respectievelijk EncroChat en SkyECC. Aan deze interceptie lagen concrete verdenkingen dat deze bedrijven betrokken waren bij (deelname aan) strafbare feiten ten grondslag. Die verdenkingen zijn onderbouwd met onder meer informatie uit strafrechtelijke onderzoeken tegen EncroChat- en SkyECC-gebruikers en zijn door de Franse rechter getoetst. De daadwerkelijk onderschepte data was afkomstig van een afgebakende groep, namelijk de gebruikers van EncroChat en SkyECC, terwijl ten aanzien van deze groep gebruikers het vermoeden bestond dat zij de toestellen gebruikten voor criminele doeleinden, gelet op de werking van en specifieke faciliteiten op deze toestellen. Voorts verdient opmerking dat de dataverzameling anoniem geschiedde. Pas na het plaatsvinden van nader opsporingsonderzoek kon (in sommige gevallen) een persoon gekoppeld worden aan een gebruikersaccount. Dat is een essentieel verschil met bijvoorbeeld het bewaren van de metadata van alle abonnees van een telecomprovider ten behoeve van eventuele toekomstige strafrechtelijke onderzoeken of screening in het kader van terrorismebestrijding. Er was dus geen sprake van bulkdata-interceptie als bedoeld in de aangehaalde jurisprudentie van het EHRM. Op deze vorm van interceptie kunnen de criteria zoals genoemd in deze jurisprudentie niet één op één worden toegepast.
Is inbreuk gemaakt op grondrechten?
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of inbreuk is gemaakt op de grondrechten uit het Handvest en het EVRM.
In artikel 7 Handvest is het grondrecht van de burger op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie neergelegd. In artikel 8 Handvest is het grondrecht op - kort gezegd - privacy van burgers neergelegd en in artikel 11 het recht op vrijheid van meningsuiting. Uit artikel 52 lid 1 Handvest volgt dat beperkingen op die grondrechten zijn toegelaten, mits die bij wet zijn gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld, indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De rechtbank overweegt dat niet gesteld of gebleken is op welke wijze inbreuk is gemaakt op het recht op vrijheid van meningsuiting van verdachte als opgenomen in artikel 11 van het Handvest. Zij passeert het verweer van verdachte daarom in zoverre.
In artikel 8 van het EVRM is het recht op privacy neergelegd. Uit het tweede lid volgt dat beperkingen op dit recht zijn toegestaan, mits die bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De rechtbank stelt vast dat er een inbreuk is gemaakt op de privacy van de gebruikers van EncroChat en SkyECC doordat de Nederlandse opsporingsdiensten kennis hebben kunnen nemen van de dataset en de inhoud van de berichten die de gebruikers via deze diensten gewisseld hebben. De rechtbank merkt op dat verdachte niet heeft aangegeven dat hij gebruik heeft gemaakt van deze diensten, noch gesteld heeft dat inbreuk is gemaakt op zijn privacy. Omdat de rechtbank later in het vonnis vast zal stellen dat verdachte wel gebruik heeft gemaakt van deze diensten, zal zij toch uitgaan van een inbreuk op de privacy van verdachte. Overigens kan worden betwijfeld hoe groot deze inbreuk is, aangezien het nog maar de vraag is in hoeverre hier rechtens te respecteren belangen spelen en of met de inhoud van de data een behoorlijk beeld kon worden verkregen van het privéleven van verdachte.
Is de inbreuk bij wet voorzien?
De rechtbank is van oordeel dat de mogelijkheid van de opslag van de serverdata bij wet is voorzien. De wettelijke basis is gegeven in artikel 126uba Sv. Hierin wordt aan de officier van justitie de bevoegdheid verleend om (na machtiging van de rechter-commissaris) een bevel te geven aan een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar om in een geautomatiseerd werk binnen te dringen en vervolgens onderzoek te doen met het oog op onder meer bepaalde kenmerken van de gebruiker, zoals de identiteit of de locatie, en de vastlegging daarvan, maar ook met het oog op de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126t Sv, oftewel het afluisteren, en met het oog op de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn of worden opgeslagen. Het feit dat in dit geval het binnendringen in het geautomatiseerde werk door de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarmee artikel 126uba Sv niet meer van toepassing is op hetgeen na die hack is gebeurd, namelijk het afluisteren en onderzoeken. De rechtbank oordeelt daarom dat artikel 126uba Sv een wettelijke grondslag biedt voor het ontvangen, opslaan en onderzoeken van de EncroChat- en SkyECC-data.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat beperkingen op de grondrechten als bedoeld in de artikelen 7 en 8 Handvest alsmede artikel 8 EVRM bij wet zijn voorzien.
Vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of is voldaan aan de uit artikel 52 lid 1 Handvest en artikel 8 lid 2 EVRM voortvloeiende eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Zoals blijkt uit de overwegingen van de rechters-commissarissen in de onderzoeken 26Lemont en 26Argus, is uit de onderzoeken naar EncroChat en SkyECC naar voren gekomen dat een groot deel van de gebruikers deze diensten met name gebruikte voor het voorbereiden en plegen van ernstige, de rechtsorde verstorende vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Verder bleek dat de gevoerde - versleutelde - communicatie veelal betrekking had op strafbare feiten en niet of nauwelijks op het privéleven van de gebruikers. Er is dus geen sprake geweest van algemene en ongedifferentieerde dataverzameling. Er was sprake van een afgebakende groep.
De verdediging heeft in dit kader aangevoerd dat uit het arrest van het EHRM van 20 juli 2021 in de zaak Akgün tegen Turkije volgt dat het enkele gebruik van een cryptotelefoon geen redelijk vermoeden van schuld oplevert dat iemand zich bezighoudt met criminaliteit. Uit dit arrest volgt dat het enkele downloaden van een applicatie voor het versturen van versleutelde berichten onvoldoende is voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld voor deelneming aan een terroristische organisatie. Echter, uit dit arrest volgt niet dat de gebruikers van een dure, niet op de vrije markt verkrijgbare telefoon die enkel gebruikt kan worden voor cryptocommunicatie met andere gebruikers van eenzelfde soort telefoon, zoals het geval is bij telefoons van EncroChat en SkyECC, geen afgebakende groep zijn en dat dus sprake is geweest van algemene en ongedifferentieerde dataverzameling. Dat standpunt berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste lezing van dit arrest. De rechtbank volgt de verdediging dus niet in dit betoog.
Verder hebben de rechters-commissarissen in beide onderzoeken overwogen dat de informatie niet op een andere, effectieve en minder ingrijpende wijze kon worden verkregen en worden gebruikt. Zij hebben vervolgens voorwaarden geformuleerd teneinde de privacy schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat de door de rechters-commissarissen gegeven machtigingen voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij de rechtbank een en ander overigens slechts marginaal toetst. Er is slechts gezocht met behulp van zoeksleutels die sterke aanwijzingen leveren voor ernstige georganiseerde criminaliteit, terwijl is vastgesteld dat de EncroChat- en SkyECC-diensten grotendeels werden gebruikt voor het voorbereiden en plegen van ernstige criminaliteit. De rechters-commissarissen hebben bovendien (beperkende/strenge) voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de data zouden/konden worden doorzocht.
De rechtbank komt op grond hiervan tot het oordeel dat is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer bij wet is voorzien met inachtneming van de in het Unierecht en het EVRM neergelegde waarborgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen vormverzuimen of andere onrechtmatigheden zijn gebleken bij het analyseren, verwerken en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-data. De rechtbank oordeelt dat het analyseren, verwerken en gebruiken van de EncroChat- en SkyECC-data rechtmatig is en dat dus ook geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
d. De betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de EncroChat- en SkyECC-berichten
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de werking, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid van het opsporingsinstrument waarmee de EncroChat- en SkyECC-data zijn verkregen niet te beoordelen zijn. Deze stelling is verder niet onderbouwd.
Voor zover de verdediging hiermee heeft willen betogen dat de cryptoberichten in het dossier niet volledig zijn, is die stelling juist. Het is juist dat er berichten zullen ontbreken en dat in sommige gesprekken alle berichten van één van de gesprekspartners ontbreken, zodat van bepaalde gesprekken geen volledig beeld ontstaat. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de berichten die wel in het dossier zijn opgenomen een duidelijk beeld van de inhoud van die gesprekken geven en op belangrijke punten bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen in het dossier, zoals later in dit vonnis verder naar voren zal komen. Daarnaast is de verdediging in de gelegenheid gesteld de volledige datasets van de relevante accounts in te zien. Dat in de onderschepte data berichten (kunnen) ontbreken, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de berichten die wel onderschept zijn daardoor onbetrouwbaar zijn. Gelet op de gesprekken die in het dossier zijn opgenomen, stelt de rechtbank vast dat de communicatie tussen de verschillende gebruikers niet onbegrijpelijk of in een onlogische volgorde is verlopen. De conversaties sluiten op elkaar aan. De verdediging heeft verder ook niet aangevoerd welke gesprekken of berichten niet volledig zouden zijn of waarom de verkregen data onbetrouwbaar zouden zijn. Verder merkt de rechtbank op dat verdachte is geconfronteerd met de EncroChat- en SkyECC-gesprekken die het Openbaar Ministerie belastend heeft uitgelegd, zodat hij de mogelijkheid heeft gehad om op deze informatie te reageren en/of de inhoud daarvan te betwisten. Hij heeft dit niet gedaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verkregen EncroChat- en SkyECC-data voldoende betrouwbaar zijn om te kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft bij pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan voor het geval de rechtbank zou oordelen dat de EncroChat-data voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Onder deze voorwaarde is verzocht als getuige te horen het tegencontact van het EncroChat-bericht op 2 april 2020.
Gelet op het moment waarop de verzoeken door de raadsman zijn gedaan, zal de rechtbank de verzoeken beoordelen aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Naar het oordeel van de rechtbank is een gespreksdeelnemer niet te beschouwen als een getuige die een belastende verklaring heeft afgelegd. De zogenoemde Keskin-jurisprudentie is op dit verzoek dan ook niet van toepassing. De raadsman heeft het verzoek tot het horen van deze gespreksdeelnemer verder niet, althans onvoldoende, gemotiveerd. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht en acht het horen van deze getuige niet relevant voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Nu de noodzaak van het gevraagde de rechtbank niet is gebleken, wijst de rechtbank ook dit voorwaardelijke verzoek af. Zij merkt daarbij nog op dat ook in dit geval eerder ruimschoots gelegenheid is geweest tot het doen van het verzoek.
De rechtbank komt daarmee tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [88]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 maart 2020 werd in een bedrijfspand aan de [adres] een drugslab aangetroffen. Het betrof een productielocatie voor synthetische drugs (amfetamine). In de bedrijfshal werden onder meer de volgende goederen, stoffen en chemicaliën, zijnde benodigdheden voor een synthetisch drugslab, aangetroffen:
  • caustic soda;
  • 17 jerrycans met een inhoud van 30 liter, gevuld met mierenzuur (totaal 510 liter);
  • 4 dopvaten met een inhoud van 200 liter, gevuld met formamide (totaal 800 liter);
  • een RVS ketel met een reflux koeler (een reactieketel) met daarin 145 liter benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon (BMK);
  • 17 jerrycans met een inhoud van 30 liter, gevuld met fosforzuur (totaal 660 liter);
  • 72 jerrycans met een inhoud van 30 liter, gevuld met zoutzuur (2160 liter);
  • natrium hydroxide;
  • ammoniumchloride;
  • 240 kilogram alfa-fenylacetoacetamide, 3-oxo-2-fenylbutanamide (APAA);
  • (gas)flessen;
  • gasbranders;
  • gasslangen;
  • gaswassers;
  • klemdekselvaten;
  • maatbekers;
  • pollepels;
  • handschoenen;
  • een koolstoffilter;
  • een afzuigslang;
  • au bain-marie-bakken;
  • (water)slangen;
  • emmers,
  • een scheitrechter;
  • een driehals-rondbodemkolf;
  • dopvaten;
  • een roermotor;
  • (vloeistof)pompen;
  • trechters;
  • koppelstukken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, in die zin dat [verdachte] anderen behulpzaam is geweest en gelegenheid en middelen heeft geboden voor de productie van synthetische drugs door een loods te regelen en daar diverse chemicaliën en goederen aanwezig te laten zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het enkele EncroChat-bericht dat door [verdachte] zou zijn gestuurd, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, nu steunbewijs voor de interpretatie van dit bericht ontbreekt. Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat het onderzoek volledig op [verdachte] was gericht en er geen onderzoek is verricht naar de eventuele betrokkenheid van andere in het dossier genoemde personen.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank dient te beoordelen is of [verdachte] betrokkenheid had bij het aangetroffen drugslab. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 2 april 2020 werd door het EncroChat-account [accountnaam] de volgende conversatie gevoerd met het account [accountnaam] .com:
Tijdstip Account Inhoud bericht
20:27:24 uur [accountnaam] En als je ruimte heb voor lap kan ik ook he maat
moet ke aan min denken werk met goede koks al maat
20:27:46 uur [accountnaam] Als virus voorbij is, moet je opletten
20:28:09 uur [accountnaam] Heb ik veel om af te draaien.. Zowel Apaan. Als p
poeder.. En ice poeder ;) ;) ;)
20:28:14 uur [accountnaam] Heb nu ook een lap een kleintje pas hebben ze n
een groot lap gepakt van mij in Winterswijk kijk m op internet [90]
Naar aanleiding van deze conversatie heeft de politie op internet gezocht naar publicaties die zien op een drugslab in Winterswijk. Op diverse websites waren publicaties zichtbaar die betrekking hadden op het op 5 maart 2020 ontdekte drugslab aan de [adres] . [91]
Door de politie is vervolgens een zoekslag gemaakt naar het aantreffen van drugslaboratoria in Winterswijk en omgeving. Uit dit onderzoek bleek dat er door de politie de afgelopen vier jaren geen amfetamine laboratorium was aangetroffen in Winterswijk of omliggende plaatsen. [92]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het drugslab waarover ‘ [accountnaam] ’ spreekt, het drugslab is dat op 5 maart 2020 in Winterswijk is aangetroffen.
De vraag die vervolgens voorligt, is wie de gebruiker was van het account ‘ [accountnaam] ’.
Uit data is gebleken dat het account [accountnaam] voornamelijk actief was in het gebied Arnhem/Velp/Duiven. Daarnaast bleek dit account door tegencontacten onder meer te zijn opgeslagen als ‘ [verdachte] ’. Verder werd door dit account op 6 april 2020 een foto doorgestuurd naar voornoemd account [accountnaam] .com waarop het display van een auto zichtbaar is met daarop de tekst: ‘iPhone van [verdachte] ’. [93]
De rechtbank overweegt dat deze bevindingen passen bij de voornaam en woonplaats van [verdachte] en concludeert dat [verdachte] de gebruiker is van het EncroChat-account ‘ [accountnaam] ’. In het gesprek geeft [verdachte] aan dat het drugslab van hem was. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Dat is zijn goed recht, maar hij heeft daarmee voor dit bericht, dat redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Dat het bericht slechts grootspraak zou zijn, zoals door de verdediging gesteld, acht de rechtbank, nu enige verklaring ter onderbouwing van deze stelling ontbreekt, niet aannemelijk geworden.
De verdediging heeft gesteld dat uit het dossier namen naar voren komen van andere (mogelijk) betrokken personen bij het drugslab waarnaar onvoldoende onderzoek is verricht en dat het dossier daarnaast TCI-informatie bevat waaruit volgt dat het drugslab van iemand anders was. Naar het oordeel van de rechtbank doen deze omstandigheden niets af aan wat de rechtbank heeft geconstateerd over de betrokkenheid van [verdachte] bij het aan hem ten laste gelegde feit. Nog los van het feit dat TCI-informatie geen bewijsmiddel oplevert, overweegt de rechtbank dat deze informatie, inhoudende dat het drugslab van Peemen is, vanzelfsprekend niet betekent dat de betrokkenheid van [verdachte] daarmee is uitgesloten.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de eigenaar was van het drugslab in Winterswijk en hij de aldaar aangetroffen goederen, stoffen en chemicaliën voorhanden heeft gehad. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijs dat [verdachte] dit feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd en hij een ander heeft getracht te bewegen dit feit te (doen) plegen. Ook volgt uit het dossier niet dat [verdachte] de loods heeft geregeld en dat de voorbereidingshandelingen erop zagen amfetamine binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Deze onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank dan ook niet bewezen verklaren.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft bij pleidooi voorwaardelijke verzoeken gedaan voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen. Onder deze voorwaarde heeft de verdediging verzocht tot het horen van getuige [getuige 4] en het ontvangen van informatie over [getuige 4] uit onderzoek Elrits en nadere informatie over [naam] en [naam] .
Gelet op het moment waarop de verzoeken door de raadsman zijn gedaan, zal de rechtbank ook deze voorwaardelijke verzoeken beoordelen aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. De gevraagde getuige is niet te beschouwen als een getuige die een belastende verklaring heeft afgelegd. De zogenoemde Keskin-jurisprudentie is op dit verzoek dan ook niet toepasselijk. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht en acht het horen van deze getuige en het verstrekken van de nader gevraagde informatie niet relevant voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Nu de noodzaak van het gevraagde de rechtbank niet is gebleken, wijst de rechtbank ook deze verzoeken af.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
  • parketnummer 05-113007-21, feiten 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 (Harder);
  • parketnummer 05-282569-21 (Merwede);
ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05-113007-21 (Harder)
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode
21 juni8 juli2020 tot en met 11 februari 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld,
bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een
pand/woning aan het [adres]
)
(telkens
)een hoeveelheid van
(in totaal
(3x)ongeveer 268 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit
(mede) (telkens
)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van
bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
(telkens
(3x)ongeveer
)268 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode 13 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen stoffen en/ofvoorwerpen
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd ofvoorhanden
heeftgehad, te weten een of meerdere:
- afzuigslang
(en
)en
/ofelektriciteitsdra
(a)d
(en
)en
/oflamp
(en
)en
/oftransformator
(en
)en
/oftijdklok
(ken
)en
/offilter
(s
)en
/ofpot
(ten
),
al dan nietgevuld met grond, voor hennepplanten en
/ofeenaan- en afzuiginstallatie
(s) en/of(investerings)geld(en)
waarvan hij en zijn mededader
(s
)wist
(en
) of ernstige reden had(den) te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
4.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode 15 december 2020 tot en met 2 maart 2021 te Veenendaal
en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld,
bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand/woning aan [adres]
)
(telkens
)een hoeveelheid van
(in totaal ongeveer 255
)hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit
(mede) (telkens
)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
(telkens
)255 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
5.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode 1 januari 2018 tot en met 19 maart 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld,
bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een
pand/woning aan de [adres]
)
(telkens
)een hoeveelheid van
(in totaal
(12x)ongeveer 168
)hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (telkens (12x) ongeveer) 168 hennepplanten, althans (in totaal) meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
6.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode
15 december 20202 maart 2021tot en met 22 maart 2021 te Herwen, gemeente Zevenaar,
en/of Arnhem, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld,
bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een
pand/woning aan de [adres]
)
(telkens
)een hoeveelheid van
(in totaal
(3x)ongeveer 230
)hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit
(mede) (telkens
)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
(telkens
(3x)
ongeveer
)230 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
7.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode 1 oktober 2020 tot en met 8 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld,
bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een
pand/woning aan de [adres]
) (telkens
)een hoeveelheid van
(in totaal ongeveer
(3x)412
)hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit
(mede) (telkens
)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
(telkens
(3x))
412 hennepplanten
, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
8.
hij op
een of meer momenten inof omstreeks
de periode 05 maart 2021 tot en met15 maart 2021, te Arnhem en/of Gelsenkirchen tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
(telkens)opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
een hoeveelheid van wiet en/of hennep
(namelijk in totaal ongeveer 2 kilo gram wiet
(op 5 maart
)en
/ofeen hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram tot 3,5 kilogram hennep
(op 15 maart
)), althans een (grote) hoeveelheid wiet en/of hennep, zijnde wiet en/of hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit
(mede) (telkens)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten
(telkens)2 kilogram wiet en
/of3 kilogram tot 3,5 kilogram hennep
, althans meer dan 500 gram wiet en/of hennep;
9.
hij
op een of meer momentenin
of omstreeksde periode 16 september 2020 tot en met 22 maart 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere)[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in
(artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, artikel 10a eerste lid), artikel 11 derde, vierde, vijfde lid en
/ofartikel 11a Opiumwet.
ten aanzien van parketnummer 05-282569-21 (Merwede)
hij op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode 1 januari 2020 tot en met 5 maart 2020 te Winterswijk,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te

plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen,
vervoermiddelen,stoffen,
gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte,
en/of diens mededaders,wist
(en) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door (telkens)
- een loods en/of gebouw, althans locatie te regelen ( [adres] ) (alwaar men synthetische drugs en/of precursoren voor de productie van synthetische drugs kon produceren) en/of
-
een ofmeerdere stoffen en/of chemicaliën waaronder caustic soda en
/ofmierenzuur (ongeveer 510 liter) en
/offormamide (800 liter) en
/ofBMK (benzylmethylketon, 1-fenyl-2-propanon) (ongeveer 145 liter) en
/of N-formylalamfetamineen
/offosforzuur (ongeveer 660 liter) en
/ofzoutzuur (2160 liter) en
/ofnatrium hydroxide en
/ofammoniumchloride en
/of
alfa-fenylacetoacetamide, 3-oxo-2-fenylbutanamide) (ongeveer 240 kilogram) en
/of
-
een ofmeerdere ketel
(s
)voorhanden te hebben, waaronder
een(RVS
) (druk)reactieketel
(s) al dan niet met roerwerk en/of al dan nietmet
een(reflux
)buis/koeler voorhanden te hebben en
/of
-
een of meer (andere
)benodigdheden voor een synthetisch drugslab voorhanden te hebben, waaronder
één ofmeerdere gasfles
(sen
)en
/ofgasbrander
(s
)en
/ofvat
(en
) en/ofen
/ofmaatbeker
(s
)en
/ofpollepel
(s
)en
/ofhandschoen
(en
)en
/ofjerrycan
(s
)en
/ofeenkoolstoffilter
(s)en
/ofeenafzuigslang
(en)en
/ofgasslang
(en
)en
/ofAu bain mariebak
(ken
)en
/of(water)slangen en
/ofgaswasser
(s
)en
/ofklemdekselvat
(en
)en
/ofemmer
(s
) en/ofen
/ofeenscheitrechter
(s)en
/of
eendriehals-rondbodemkolf en
/ofdopvat
(en
)en
/ofeenroermotor en
/of(vloeistof)pompen en
/oftrechter
(s
)en
/ofkoppelstuk
k(en
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05-113007-21 (Harder)
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in de artikelen 11, derde, vierde en vijfde lid, en 11a van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 5:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 7:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 8:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 9:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 11, derde, vierde en vijfde lid en 11a van de Opiumwet.
ten aanzien van parketnummer 05-282569-21 (Merwede)
een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de geëiste straf niet passend is, gelet op de straffen die door rechtbanken in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De raadsman heeft daarnaast primair verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Subsidiair is verzocht de schorsingsvoorwaarden te wijzigen door de voorwaarde van elektronisch toezicht te schrappen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, die hennepteelt tot oogmerk had. Binnen deze organisatie had [verdachte] een aansturende rol. Hij was verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van verschillende hennepkwekerijen. Samen met anderen heeft verdachte zich in dit georganiseerde verband schuldig gemaakt aan het meerdere malen telen van grote hoeveelheden hennep in vijf hennepkwekerijen en voorbereidingshandelingen voor hennepteelt. Daarnaast was hij samen met anderen betrokken bij een drugstransport van ruim drie kilo hennep naar Duitsland.
[verdachte] heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Dat is kwalijk, omdat het gebruik van hennep gezondheidsrisico’ s met zich brengt en de handel in hennep vaak gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit. Hiervan ondervindt de samenleving de negatieve gevolgen.
Daarnaast was [verdachte] eigenaar van een drugslaboratorium dat was ingericht voor de vervaardiging van amfetamine. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de bereiding daarvan. Amfetamine is een harddrug die schadelijk is voor de volksgezondheid. Bovendien is het middel zeer verslavend. Het gebruik ervan levert niet alleen gezondheidsproblemen op, maar is ook ontwrichtend voor de samenleving. De productie van drugs in een laboratorium als het onderhavige brengt doorgaans gevaar voor de directe omgeving en het illegaal lozen van schadelijke stoffen met zich. De productie en verkoop van harddrugs gaat bovendien vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit, met ook hier alle negatieve gevolgen voor de samenleving van dien.
Verdachte heeft de gevolgen van zijn handelen op de koop toe genomen en zich enkel laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin. Hij heeft door zijn gedragingen een essentiële bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van en de handel in soft- en harddrugs, met alle hierboven beschreven, schadelijke gevolgen van dien.
Gelet op de grote hoeveelheid geproduceerde hennep, de omvang van het aangetroffen drugslaboratorium, de cruciale rol die verdachte speelde in de keten van hennepteelt, de periode waarover de feiten zich uitstrekken en de maatschappelijke gevolgen van die feiten, is in deze zaak geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. Daarbij heeft de rechtbank eveneens gelet op de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen.
[verdachte] heeft zich in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende bijna anderhalf jaar gehouden aan strikte voorwaarden, waaronder het dragen van een enkelband. Dit zou voor de rechtbank in beginsel een omstandigheid zijn die in zijn voordeel mee zou wegen. Gebleken is echter dat [verdachte] de schorsingsvoorwaarden in de laatste week voor het sluiten van het onderzoek op grove wijze geschonden heeft, door misbruik te maken van de vrijheid die de reclassering hem gunde om met zijn gezin kort op vakantie te gaan binnen Europa. Zijn elektronisch toezicht werd daartoe onderbroken. [verdachte] probeerde daarna zonder zijn gezin vanaf Schiphol met het vliegtuig naar Panama te gaan. Toen dat door de Koninklijke Marechaussee werd voorkomen, is hij vervolgens niet verschenen op de afspraak bij de reclassering om zijn enkelband weer aan te sluiten, en sindsdien is hij onvindbaar.
Alles afwegend legt de rechtbank aan [verdachte] een gevangenisstraf op voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Ten aanzien van de geschorste voorlopige hechtenis
Uit de bewezenverklaring en de veroordeling tot een gevangenisstraf van 6 jaar volgt dat de rechtbank nog immer de grondslag voor de voorlopige hechtenis aanwezig acht voor de in het vonnis van heden bewezenverklaarde feiten. Dit was ook ten tijde van het bevel tot schorsing het geval. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte leidde er toen echter toe dat de voorlopige hechtenis moest worden geschorst, omdat er nog geen datum bekend was waarop de inhoudelijke behandeling van de zaak zou kunnen plaatsvinden. Die situatie is nu niet langer aan de orde. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat aan de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom een einde moet komen.
De rechtbank heft de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 10 a, 11 en 11b van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05-113007-21 onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. J.M. Graat en
mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossier HARDER/ONRAA20120, gesloten op 18 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s en de betreffende map van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen stemidentificatie [medeverdachte 1] (AH004), p. 23-25 (map 31, bijlagendossier).
3.Proces-verbaal van bevindingen bijnaam [medeverdachte 1] (AH025), p. 67-68 (AD004).
4.Proces-verbaal van bevindingen stemidentificatie [verdachte] (AH012), p. 34-35 (map 31, bijlagendossier).
5.Proces-verbaal van bevindingen stemidentificatie [verdachte] (AH073), p. 226-227 (map 31, bijlagendossier).
6.Proces-verbaal van bevindingen stemidentificatie [medeverdachte 2] (AH006), p. 28-29 (map 31, bijlagendossier); proces-verbaal stemherkenning [medeverdachte 2] (AH183), p. 119-120 (AD004).
7.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling relaas ZD001 (ZD001.01), p. 9-10 (AD004).
8.Proces-verbaal van bevindingen stemidentificatie [medeverdachte 4] (AH020), p. 36 (map 31, bijlagendossier).
9.Proces-verbaal stemherkenning [medeverdachte 4] (AH182), p. 99-100 (AD004).
10.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH059), p. 57-60 (map 31, bijlagendossier).
11.Relaas, p. 9 (map 25, ZD001).
12.Proces-verbaal van bevindingen (AH140), p. 402-403 (map 31, bijlagendossier).
13.Proces-verbaal van observatie (OTE021), p. 860-861 (map 32, bijlagendossier).
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1] (VE003.02), p. 1683 (map 35, bijlagendossier).
15.OVC01-1314, p. 957-959 (map 33, bijlagendossier).
16.OVC01-1350, p. 960-961 (map 33, bijlagendossier).
17.OVC01-2731, p. 1097, 1099, 1103 (map 33, bijlagendossier).
18.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH068), p. 170-172 (map 31, bijlagendossier).
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 4] (VE002.02), p. 1639-1644 (map 35, bijlagendossier).
20.Proces-verbaal van observatie (OT029), p. 796, 799-804 (map 32, bijlagendossier).
21.Proces-verbaal van bevindingen OVC01-0084 (AH093), p. 875-878 (map 33, bijlagendossier).
22.Relaas, p. 9 (map 25, ZD003).
23.OVC01-0142, p. 882-884 (map 33, bijlagendossier).
24.OVC01-2731, p. 1097, 1099, 1103 (map 33, bijlagendossier).
25.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH065), p. 94-98 (map 31, bijlagendossier).
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] (VE001.02), p. 1548-1555 (map 35, bijlagendossier).
27.Proces-verbaal van observatie (OT025), p. 790-792 (map 32, bijlagendossier).
28.TA001-5661, p. 1218 (map 34, bijlagendossier).
29.TA001-5670, TA001-5671, TA001-5672, p. 1219-1221 (map 34, bijlagendossier).
30.Relaas, p. 7-8 (map 25, ZD004).
31.Tapgesprek TA004-59049, TA004-59067 en TA004-59086, p. 1338-1340 (map 34, bijlagendossier).
32.Tapgesprek TA004-59162, p. 1342 (map 34, bijlagendossier).
33.Tapgesprek TA004-59165, p. 1343 (map 34, bijlagendossier).
34.Proces-verbaal van observatie (OT029), p. 796-799 (map 32, bijlagendossier).
35.OVC01-142, p. 882-883 (map 33, bijlagendossier).
36.OVC01-2731, p. 1097, 1099, 1103 (map 33, bijlagendossier).
37.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH070), p. 181-184 (map 31, bijlagendossier).
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] (VE009.001), p. 2105-2111 (map 36, bijlagendossier).
39.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH077), p. 237-239 (map 31, bijlagendossier); relaas, p. 14 (map 25, ZD006).
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 7] (VE006.02), p. 1913, 1917 (map 35, bijlagendossier).
41.Proces-verbaal van bevindingen (AH141), p. 404-405 (map 31, bijlagendossier).
42.Proces-verbaal van bevindingen (AH142), p. 406 (map 31, bijlagendossier).
43.OVC01-2115, p. 1024-1025 (map 33, bijlagendossier).
44.Relaas, p. 11 (map 25, ZD006).
45.OVC01-2151, p. 1032 (map 33, bijlagendossier).
46.OVC01-2163, p. 1039-1040.
47.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (AH123), p. 337-340 (map 31, bijlagendossier).
48.Relaas, p. 11 (map 26, ZD011).
49.Tapgesprek TA014-15739, p. 1497 (map 34, bijlagendossier).
50.Tapgesprek TA014-15749, p. 1499 (map 34, bijlagendossier).
51.Tapgesprek TA014-15995, p. 1500 (map 34, bijlagendossier).
52.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] (VE015.02), p. 2719 (map 37, bijlagendossier).
53.Tapgesprek TA007-868, p. 1364 (map 34, bijlagendossier).
54.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] (VE015.02), p. 2720 (map 37, bijlagendossier).
55.Aangifte Duitsland (RHV001.01V), p. 1118-1127 (map 33, bijlagendossier).
56.Rapport, p. 1148-1149 (map 33, bijlagendossier).
57.Proces-verbaal van observatie (OT047), p. 831-836 (map 32, bijlagendossier).
58.Proces-verbaal herbeluisteren OVC01-2484, p. 1082-1085 (map 33, bijlagendossier).
59.Tapgesprek TA010-532, p. 1392 (map 34, bijlagendossier).
60.OVC01-2668, p. 1091-1093 (map 33, bijlagendossier).
61.Tapgesprek TA001-239, p. 1168 (map 33, bijlagendossier).
62.Proces-verbaal van observatie (OT001), p. 720, 724-725 (map 32, bijlagendossier).
63.Tapgesprek TA001-245, p. 1169 (map 34, bijlagendossier).
64.Proces-verbaal van observatie (OT001), p. 725 (map 32, bijlagendossier).
65.Tapgesprek TA001-314, p. 1171 (map 34, bijlagendossier).
66.Tapgesprek TA001-1180, p. 1181 (map 34, bijlagendossier).
67.Proces-verbaal van observatie (OT006), p. 741-742 (map 32, bijlagendossier).
68.Tapgesprek TA001-1718, p. 1189 (map 34, bijlagendossier).
69.Tapgesprek TA001-3493, p. 1205 (map 34, bijlagendossier).
70.Tapgesprek TA001-3495, p. 1206 (map 34, bijlagendossier).
71.Tapgesprek TA004-34814, p. 1323 (map 34, bijlagendossier).
72.Tapgesprek TA001-5849, p. 1223 (map 34, bijlagendossier).
73.Tapgesprek TA001-6188, p. 1226 (map 34, bijlagendossier).
74.Relaas ZD007, p. 30-31 (map 26, ZD007).
75.OVC01-179, p. 900-901 (map 33, bijlagendossier).
76.OVC01-409, p. 910 (map 33, bijlagendossier).
77.Proces-verbaal van bevindingen OVC01-084 (AH093), p. 875
78.OVC01-148, p. 887 (map 33, bijlagendossier).
79.OVC01-1497, p. 970 (map 33, bijlagendossier).
80.OVC01-1988, p. 998-1000 (map 33, bijlagendossier).
81.OVC01-1804, p. 985 (map 33, bijlagendossier).
82.Relaas ZD007, p. 12-13 (map 26, ZD007).
83.OVC01-2731, p. 1097, 1099, 1103 (map 33, bijlagendossier).
84.OVC01-2182, p. 1047 (map 33, bijlagendossier).
85.OVC01-2438, p. 1069
86.OVC01-0176, p. 896-898 (map 33, bijlagendossier).
87.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] (VE001.02), p. 1550-1553, 1559 (map 35, bijlagendossier).
88.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020100645 (MERWEDE/ON3R020021), gesloten op 14 oktober 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
89.Proces-verbaal van bevindingen LFO, p. 45-52; NFI-rapport, p. 121-126.
90.Proces-verbaal restinformatie, p. 269.
91.Proces-verbaal van bevindingen, p. 279.
92.Proces-verbaal van bevindingen, p. 288.
93.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [accountnaam] , p. 271-278.