ECLI:NL:RBGEL:2023:2695

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5782
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake aanmaningskosten gemeentelijke heffingen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 oktober 2022. Deze uitspraak op bezwaar is pas genomen nadat eiseres beroep had ingesteld op 26 september 2022 tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft met dagtekening 28 mei 2022 een aanmaning gestuurd in verband met het uitblijven van de betaling van de aanslag gemeentelijke belastingen van de gemeente Renkum voor het jaar 2021 en heeft daarbij € 8 aanmaningskosten in rekening gebracht. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Eiseres heeft de beroepsgronden aangevuld na ontvangst van de uitspraak op bezwaar hangende het beroep. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 13 februari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres de gemachtigde (digitaal) en namens verweerder [naam 1] (gemeente Arnhem) en [naam 2]. De rechtbank oordeelt dat verweerder nog wel uitspraak op bezwaar moest doen, omdat eiseres het bezwaar niet had ingetrokken. Na de ingebrekestelling had verweerder dit tijdig moeten doen, hetgeen hij heeft nagelaten. Het ingediende beroepschrift van 26 september 2022 is dus terecht ingediend. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar. Eiseres krijgt een kostenvergoeding van € 418,50 en het griffierecht terug. De rechtbank stelt vast dat de aanmaning en de aanmaningskosten vernietigd zijn, zodat hierover geen onduidelijkheid meer kan bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5782

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de ontvanger van De Connectie (gemeente Renkum).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 oktober 2022. Deze uitspraak op bezwaar is pas genomen nadat eiseres beroep had ingesteld op 26 september 2022 tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft met dagtekening 28 mei 2022 een aanmaning gestuurd in verband met het uitblijven van de betaling van de aanslag gemeentelijke belastingen van de gemeente Renkum voor het jaar 2021 en heeft daarbij € 8 aanmaningskosten in rekening gebracht.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft de beroepsgronden aangevuld na ontvangst van de uitspraak op bezwaar hangende het beroep.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 13 februari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres de gemachtigde (digitaal) en namens verweerder [naam 1] (gemeente Arnhem) en [naam 2].

Feiten

1. De aanslag gemeentelijke heffingen is aan eiseres opgelegd op 27 februari 2021 voor een bedrag van € 307,91. Op 1 maart 2021 heeft zij een verzoek kwijtschelding ingediend, dat op 24 februari 2021 is afgewezen. Eiseres heeft ook een procedure bij de rechtbank aangespannen over een klein deel van deze aanslag. Die procedure, met zaaknummer 22/2472, is op dezelfde dag op zitting behandeld als deze zaak.
2. Op 16 april 2022 is een herinnering gestuurd voor het betalen van de aanslag. Op 28 mei 2022 is een aanmaning verstuurd, waarbij € 8 aan aanmaningskosten in rekening is gebracht.
3. Eiseres heeft op 30 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten.
4. Op 16 juni 2022 is een gesprek gevoerd tussen eiseres en haar gemachtigde en iemand die sprak namens de wethouder. Toen is afgesproken dat de aanmaningskosten terugbetaald zouden worden aan eiseres, wat op 23 juni 2022 ook daadwerkelijk is gebeurd.
5. Eiseres heeft tijdens of na het gesprek op 16 juni 2022 alsnog de gevraagde informatie voor het kwijtscheldingsverzoek aangeleverd, waarna dit verzoek opnieuw in behandeling is genomen.
6. Het kwijtscheldingsverzoek is op 31 augustus 2022 weer afgewezen, omdat zij volgens de gegevens van de inkomstenbelasting teveel inkomen heeft als ondernemer. Tegen deze afwijzing loopt administratief beroep.
7. In het afwijzingsbesluit van 31 augustus 2022 staat vermeld dat de aanslag is betaald en dat de verschuldigde invorderingskosten nihil bedragen, zodat niets meer hoeft te worden betaald.
8. Op 8 september 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld, omdat nog geen uitspraak op bezwaar was gedaan.
9. Op 26 september 2022 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat niet tijdig was beslist op het bezwaar.
10. Verweerder heeft op 7 oktober 2022 uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij het bezwaar uit coulance gegrond is verklaard. Hierbij is gewezen op het overleg van 16 juni 2022, het afboeken van de aanmaningskosten en het terugstorten van die kosten aan eiseres. Omdat volledig is tegemoetgekomen aan het bezwaar, is afgezien van horen, zo vermeldt de uitspraak op bezwaar.
11. Op 10 oktober 2022 heeft verweerder een dwangsombeschikking genomen en daarbij de dwangsom vastgesteld op € 322. Ook op die datum heeft verweerder de uitspraak op bezwaar aangevuld door per e-mail alsnog een kostenvergoeding voor het bezwaar toe te kennen van € 269, hetgeen in de uitspraak van 7 oktober 2022 was vergeten.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank beoordeelt of eiseres belang heeft bij het beroep en of zij recht heeft op kostenvergoeding voor het beroep. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
13. Eiseres heeft aangevoerd dat zij nog belang had bij het beroep, omdat verweerder nog uitspraak op bezwaar moest doen. Het bezwaar was namelijk niet ingetrokken en na de terugbetaling van de aanmaningskosten was ook niet duidelijk of de aanmaningskosten echt vernietigd waren. Verder stelt eiseres dat de hoorplicht is geschonden en dat verweerder onbevoegd uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Volgens eiseres moet verweerder worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, ter hoogte van 2,5 punt maal € 837 (2 beroepschriften voor 1,5 punt en een punt voor de zitting).
14. Verweerder heeft aangevoerd dat met het afboeken en terugbetalen van de aanmaningskosten deze kosten vernietigd zijn. Hij benadrukt ook dat gemachtigde niet eerder aan de orde heeft gesteld dat hij duidelijkheid wilde over de vernietiging. Ook wijst verweerder erop dat op de datum van de aanmaning, 28 mei 2022, geen sprake was van een lopend kwijtscheldingsverzoek, want hierop was op 24 februari 2022 al afwijzend beslist. Het nieuwe verzoek is pas gedaan na het gesprek met de wethouder op 16 juni 2022, omdat toen pas de gevraagde informatie was aangeleverd. Tijdens het gesprek van 16 juni is besloten dat eiseres de aanmaningskosten uit coulance niet hoefde te betalen en dat zij deze teruggestort zou krijgen. Terugbetalen is hetzelfde als vernietigen, aldus verweerder. Eiseres heeft niet gevraagd om een beslissing waarin stond dat de kosten vernietigd waren. Verweerder stelt dat geen sprake is van schending van de hoorplicht, omdat er geen zaak meer was na de terugbetaling van de aanmaningskosten. Er was immers geheel tegemoetgekomen aan het bezwaar. Tot slot heeft verweerder toegelicht waarom hij wel degelijk bevoegd is voor het doen van uitspraak op bezwaar. Hij ziet geen aanleiding om meer kostenvergoeding te betalen dan het bedrag dat al voor bezwaar is toegekend.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder nog wel uitspraak op bezwaar moest doen, omdat eiseres het bezwaar niet had ingetrokken. Na de ingebrekestelling had verweerder dit tijdig moeten doen, hetgeen hij heeft nagelaten. Het ingediende beroepschrift van 26 september 2022 is dus terecht ingediend. In zoverre had eiseres hierbij belang.
16. De volgende vraag is of eiseres ook nog belang had bij het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 7 oktober 2022, zoals aangevuld op 10 oktober 2022.
17. Verweerder is al voor het instellen van beroep volledig tegemoet gekomen aan het bezwaar. Het afboeken en terugbetalen van de aanmaningskosten na de afspraak daarover op 16 juni 2022 was daarvoor voldoende. Daarmee waren de aanmaningskosten vernietigd en dit hoefde niet in een schriftelijke beslissing met zoveel woorden te worden vastgelegd, zeker niet omdat gemachtigde van eiseres hierom niet had gevraagd. Bovendien bleek uit de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek van 31 augustus 2022 heel duidelijk dat er geen invorderingskosten meer waren en dat eiseres niets meer hoefde te betalen. Dit oordeel brengt mee dat de hoorplicht niet is geschonden. De hoorplicht geldt namelijk niet voor nevenbeschikkingen, zoals de kostenvergoeding. [1] Dit betekent dat de beroepsgrond over schending van de hoorplicht faalt.
18. Na het doen van de uitspraak op bezwaar had eiseres geen enkel belang meer bij het beroep, omdat volledig tegemoet gekomen was aan haar bezwaar, inmiddels ook voor wat betreft de kostenvergoeding voor bezwaar en de dwangsom. Tegen de vastgestelde dwangsom zijn geen beroepsgronden gericht, zodat kan worden aangenomen dat de dwangsombeschikking niet in geschil is. Omdat eiseres geen belang meer heeft bij het beroep, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. [2] De beroepsgrond over de bevoegdheid van verweerder hoeft daarom niet te worden behandeld.
19. Om te voorkomen dat eiseres in hoger beroep gaat, zal de rechtbank in het dictum van deze uitspraak vaststellen dat de aanmaning en de aanmaningskosten vernietigd zijn, zodat hierover geen enkele onduidelijkheid meer kan bestaan.

Conclusie en gevolgen

20. De uitspraak op bezwaar die hangende beroep is gedaan, is juist en blijft in stand. Omdat volledig tegemoet is gekomen, heeft eiseres geen belang meer bij het beroep en is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. Dat betekent dat eiseres alleen een kostenvergoeding krijgt voor het indienen van het eerste beroepschrift met een wegingsfactor 0,5, dus (€ 837 x 0,5 =) € 418,50. Eiseres krijgt ook het griffierecht terug. Omdat eiseres hierom heeft verzocht, dient verweerder de wettelijke rente te vergoeden als deze bedragen niet binnen vier weken na deze uitspraak aan eiseres zijn betaald.
21. Eiseres heeft ook verzocht om een vergoeding voor immateriële schade indien de redelijke termijn zou worden overschreden. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [3] Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres ontvangen op 30 mei 2022. De periode tussen deze datum en de uitspraak van de rechtbank is minder dan twee jaar. De rechtbank ziet geen redenen om de redelijke termijn in dit geval langer of korter vast te stellen dan twee jaar. De redelijke termijn is dus niet overschreden, zodat geen reden bestaat om het verzoek toe te wijzen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- stelt vast dat de aanmaning en de aanmaningskosten vernietigd zijn;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat alle in het dictum genoemde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van N. Habibi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is buiten staat om deze
uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn.
Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1619.
2.Hoge Raad 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988.