5.1.Het college stelt zich op het standpunt dat in de vooraankondiging is aangegeven dat een controle heeft plaatsgevonden en dat tijdens de controle vier arbeidsmigranten zijn aangetroffen, die hebben verklaard in totaal met acht arbeidsmigranten te wonen in de woning. Het college stelt dat het controlerapport was bijgevoegd bij het voornemen. Daarnaast gaat het college ervan uit dat eiseres op de hoogte was van de illegale situatie, omdat zij een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Het college komt tot de slotsom dat eiseres op de hoogte kon zijn van de reden van het opleggen van de last onder dwangsom en dat de last daar zelf ook voldoende duidelijk over is.
6. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres arbeidsmigranten huisvest op het perceel. Wel in geschil is of dit een overtreding oplevert en of het college in het bestreden besluit voldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom er sprake is van een overtreding. De rechtbank overweegt dat op het perceel van eiseres op basis van het inpassingsplan de enkelbestemming Agrarisch – Tuinbouw rust. Artikel 4.5.1. sub f van het inpassingsplan bepaalt dat onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval wordt verstaan het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten. Nu eiseres niet betwist dat zij arbeidsmigranten huisvest op haar perceel en het inpassingsplan een expliciete bepaling bevat dat het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten in strijd is met het inpassingplan, heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding.
7. Voor zover eiseres betoogt dat er wel een overtreding is, maar dat deze onvoldoende aannemelijk gemaakt is in het bestreden besluit, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat het aan het college is om een overtreding aannemelijk te maken. De rechtbank overweegt dat zowel uit het voornemen, als uit de last zelf voldoende duidelijk blijkt waarom er tot handhaving is overgegaan; er worden arbeidsmigranten gehuisvest in strijd met het provinciaal inpassingplan zonder dat daar een omgevingsvergunning voor is verleend (strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Het college heeft tevens expliciet in de last genoemd waarom er in strijd is gehandeld met het provinciaal inpassingsplan: het huisvesten van arbeidsmigranten is in strijd met artikel 4.5.1. sub f van het inpassingsplan. In zoverre heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt waarom het huisvesten van arbeidsmigranten een overtreding oplevert.
8. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij het controlerapport niet heeft ontvangen en het bestreden besluit daarmee onzorgvuldig is, overweegt de rechtbank dat het controlerapport als bijlage staat vermeld bij de brief waarin het voornemen om handhavend op te treden is kenbaar gemaakt alsmede bij het besluit van 22 maart 2021 waarin de last onder dwangsom is opgelegd.
De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat eiseres wel het voornemen en de last heeft ontvangen, maar niet de daarbij bijbehorende bijlagen. Bovendien valt niet in te zien dat hierdoor het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Concreet zicht op legalisatie
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit de brief van 10 februari 2021 van het college kan worden opgemaakt dat de bedrijfswoning niet als zodanig gebruikt wordt, omdat er geen bedrijf meer aanwezig zou zijn. Namens eiseres wordt gesteld dat, voor de beantwoording van de vraag of bij een bedrijfswoning bedrijvigheid aanwezig is, gekeken moet worden naar de begrenzing van de betreffende inrichting. Aan de hand van de begrenzing dient vervolgens beoordeeld te worden of de bedrijfswoning planologisch bij het betreffende bedrijf hoort.