ECLI:NL:RBGEL:2023:2514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
05-287016-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 1 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier mannen uit Doetinchem, die zijn veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 mei 2020 op het Schouwburgplein in Doetinchem, waar de verdachten in vereniging geweld hebben gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, betrokken waren bij een gewelddadige aanval waarbij een van de slachtoffers, [benadeelde partij 2], zwaar lichamelijk letsel opliep door een koevoet. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt, ondanks enige inconsistenties in hun verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de rol van de hoofdverdachte in de geweldpleging voldoende bewezen was, ook al was hij niet direct betrokken bij het geweld tegen het andere slachtoffer, [benadeelde partij 1]. De rechtbank heeft de hoofdverdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 220 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die ook immateriële schade hebben geleden door het geweld. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.287016.20
Datum uitspraak : 1 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Doetinchem, op of aan de openbare
weg, te weten op/aan het Schouwburgplein, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , door (met
veel kracht) (meermalen) te
- slaan/stompen en/of schoppen trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of
het lichaam van voorgenoemde [benadeelde partij 2] , al dan niet met een
koevoet/stang/staaf althans een hard en/of zwaar voorwerp, en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd
en/of het lichaam en/of het (met kracht) duwen van die [benadeelde partij 1]
terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld lichamelijk letsel voor die
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , te weten blauwe plekken en schaafwonden, en
zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel te weten diverse
breuklijnen in het kaakbeen, een breuk in het jukbeen en/of beschadigingen
aan de aangezichtszenuwen voor die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rol van [verdachte] in de openlijke geweldpleging niet duidelijk is geworden. [verdachte] zat niet in één van de auto’s die kwamen aanrijden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] met behoedzaamheid te beoordelen, omdat de verklaringen bij de rechter-commissaris afwijken van die bij de politie. Ook komen de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] onderling niet overeen. Uit het dossier komt niet naar voren dat [verdachte] geweld heeft gebruikt richting [benadeelde partij 1] , waardoor hij in elk geval daarvan moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag wat er nu op 22 mei 2020 is gebeurd. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij het beantwoorden van die vraag de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] buiten beschouwing te laten. Dat er verschillen te vinden zijn tussen de verklaringen is op zichzelf genomen geen reden om de verklaringen ter zijde te schuiven, ook niet omdat openlijk geweldzaken zich in de regel kenmerken door hectische situaties en (mede daardoor) min of meer uiteenlopende verklaringen.
De verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] bevestigen elkaar en komen daarnaast in grote lijnen overeen met de verklaring van getuige [getuige] . Daaruit is in ieder geval duidelijk geworden dat een groep jongens in een aanvalsgolf op [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] af kwamen, dat er is geslagen, geschopt en geduwd en dat er ook is geslagen met een koevoet of ijzeren voorwerp. Bovendien past het door [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] opgelopen letsel (onder meer diverse breuklijnen in het gezicht in het geval van [benadeelde partij 2] en schaafwonden en blauwe plekken bij [benadeelde partij 1] ) bij de door hen omschreven geweldshandelingen. De rechtbank ziet geen reden om de verklaringen van beide aangevers buiten beschouwing te laten.
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2020 rond 21.30 uur op het Schouwburgplein in Doetinchem was met [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] had daarvoor eten besteld bij Metin’s Place en vertelde aan [benadeelde partij 2] dat hij daar ruzie had gehad met [medeverdachte 1] . Kort daarna kwam er een groep van zes personen op hen aflopen, onder wie [medeverdachte 1] . [benadeelde partij 2] herkende een jongen uit die groep als [verdachte] . De groep omsingelde [benadeelde partij 1] en begon hem te slaan en te schoppen. [benadeelde partij 2] voelde een duw van [verdachte] , waarna [benadeelde partij 2] zag dat [verdachte] een koevoet in de mouw van zijn jas had. De twee jongens die [benadeelde partij 1] mishandelden, kwamen daarna op [benadeelde partij 2] aflopen. Toen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor hem stonden, zag [benadeelde partij 2] dat [verdachte] de koevoet uit de mouw van zijn jas haalde en ermee zwaaide. [benadeelde partij 2] voelde dat [verdachte] met de koevoet tegen zijn gezicht sloeg, waarna [benadeelde partij 2] op de grond viel. Terwijl [benadeelde partij 2] op de grond lag, werd hij door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geslagen en geschopt. [benadeelde partij 2] kwam na het incident via een vriend van hem, [naam vriend] , achter de namen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [2]
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij op 22 mei 2020 bij Metin’s Place in Doetinchem was, waar hij [medeverdachte 1] heeft geslagen. Daarna is hij wat gaan eten met [benadeelde partij 2] op het Schouwburgplein. [benadeelde partij 1] werd gebeld door [medeverdachte 1] , waarop [benadeelde partij 1] vertelde dat hij op het plein zat. Kort daarna kwamen er zes jongens als een groep op [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] afgelopen, onder wie [medeverdachte 1] . [benadeelde partij 1] herkende twee andere jongens uit de groep als [medeverdachte 2] en [verdachte] . [benadeelde partij 1] werd omsingeld door de groep en zei tegen [medeverdachte 1] dat hij het wilde uitpraten. Daarop zei [medeverdachte 1] dat hij [benadeelde partij 1] wilde slaan, omdat het probleem anders niet opgelost zou zijn. Vlak daarna voelde [benadeelde partij 1] dat [medeverdachte 1] hem een vuistslag in het gezicht gaf, waarna [benadeelde partij 1] op de grond viel. [benadeelde partij 1] probeerde in een foetushouding zijn hoofd te beschermen, maar voelde ook daarna overal klappen en schoppen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [benadeelde partij 1] zag dat [verdachte] een ijzeren staaf vast had en dat hij [benadeelde partij 2] sloeg en schopte met de ijzeren staaf. Ook [medeverdachte 1] schopte [benadeelde partij 2] terwijl [benadeelde partij 2] op de grond lag. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij na het incident bij Metin’s Place met [benadeelde partij 1] naar [benadeelde partij 2] op het Schouwburgplein is gegaan. Toen ze daar waren aangekomen, werd [benadeelde partij 1] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] bedreigde [benadeelde partij 1] aan de telefoon en wilde 10 tegen 10 vechten. [medeverdachte 1] kwam naar het plein met vijf andere personen, waarvan [getuige] er naast [medeverdachte 1] drie kende: [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . De zes jongens omsingelden [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [getuige] . [benadeelde partij 1] werd geslagen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ; [benadeelde partij 2] werd geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] . Daarbij werd [benadeelde partij 2] geraakt met een koevoet en viel hij op de grond. [getuige] heeft later de koevoet van [medeverdachte 2] afgepakt. [4]
[verdachte] heeft verklaard dat hij werd gebeld door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] . Er werd aan hem gevraagd of hij naar het Aldiplein (de rechtbank begrijpt: het Schouwburgplein) kon komen. [verdachte] wist op dat moment nog niet wat er aan de hand was, maar hij is er samen met vier of vijf andere jongens, waaronder [medeverdachte 1] , naartoe gelopen. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [benadeelde partij 1] elkaar begonnen te duwen en te vechten. [5]
Openlijke geweldpleging
Openlijke geweldpleging is een misdrijf tegen de openbare orde, waarbij in vereniging geweld wordt gepleegd tegen (in dit geval) personen. Voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld is niet vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt” (zie onder meer: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209).
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] openlijk geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . [verdachte] is daarbij bewust meegegaan in de aanvalsgolf richting [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Hij werd gebeld en is met een groep van vier of vijf jongens naar het Schouwburgplein gegaan. Daarbij werd direct de confrontatie opgezocht en werden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] omsingeld door de groep. Er is door meerdere leden van de groep in een voortdurende opeenvolging geweld gebruikt. [verdachte] heeft daarbij in ieder geval geweld gebruikt tegen [benadeelde partij 2] , waarbij [benadeelde partij 2] met een koevoet op zijn gezicht is geslagen. Toen [benadeelde partij 2] door het geweld op de grond viel, werd hij geslagen en geschopt door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ook tegen [benadeelde partij 1] is er door de groep geweld gebruikt bestaande uit slaan en schoppen. De significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld van [verdachte] kan uit het voorgaande worden afgeleid.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, zal [verdachte] niet worden vrijgesproken van het geweld tegen [benadeelde partij 1] , omdat voor een veroordeling voor het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat [verdachte] ook zelf geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] . Openlijk geweld is immers een misdrijf tegen de openbare orde. In onderhavige situatie is sprake van één schending van die openbare orde, bestaande uit geweld jegens meerdere personen. Voldoende is daarom dat vaststaat dat er door één of meer leden van de groep waartoe [verdachte] behoorde, geweld is gebruikt tegen [benadeelde partij 1] . Dat kan, gelet op de bewijsmiddelen, worden aangenomen.
(Zwaar lichamelijk) letsel
[benadeelde partij 2] kreeg na de mishandeling in het ziekenhuis te horen dat hij meerdere breuklijnen had in zijn jukbeen en in de overgang naar het kaakbeen. Medisch ingrijpen door middel van een operatie was (uiteindelijk) noodzakelijk. Daarbij is de oogkasonderrand door middel van een metalen plaatje met schroefjes operatief vastgezet. Na een week konden de hechtingen van de operatie worden verwijderd. [benadeelde partij 2] heeft een litteken aan de operatie overgehouden. [6] Vanwege de combinatie en de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van het operatief medisch ingrijpen en de restschade in de vorm van een litteken, kwalificeert het letsel van [benadeelde partij 2] naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. Dit letsel is veroorzaakt door het slaan met een koevoet door [verdachte] .
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid van het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel aan [benadeelde partij 1] . Uit het dossier blijkt niet dat het door verdachte zelf gepleegde geweld heeft geleid tot het letsel dat [benadeelde partij 1] heeft opgelopen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2020 te Doetinchem, op of aan de openbare
weg, te weten op
/aanhet Schouwburgplein, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] , door (met
veel kracht) (meermalen) te
- slaan/stompen en
/ofschoppen trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en
/of
het lichaam van voorgenoemde [benadeelde partij 2] ,
al dan nietmet een
koevoet
/stang/staaf althans een hard en/of zwaar voorwerp, en
/of
- slaan/stompen en
/ofschoppen/trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd
en
/ofhet lichaam en
/ofhet (met kracht) duwen van die [benadeelde partij 1]
terwijl dit door hem, verdachte, gepleegde geweld
lichamelijk letsel voor die
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , te weten blauwe plekken en schaafwonden, en
zwaar lichamelijk letsel,
althans enig lichamelijk letselte weten diverse
breuklijnen in het kaakbeen, een breuk in het jukbeen
en/of beschadigingen
aan de aangezichtszenuwenvoor die [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren en een gevangenisstraf van 61 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan [verdachte] geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op het tijdsverloop van bijna drie jaar in de zaak, het blanco strafblad van [verdachte] , zijn jonge leeftijd ten tijde van het ten laste gelegde en de gevolgen van de strafrechtelijke vervolging, zoals het niet (kunnen) verkrijgen van een VOG.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
[verdachte] heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijke geweldpleging, waarbij is geslagen met een ijzeren voorwerp en is geschopt en geduwd. Dit geweld ging door toen de slachtoffers op de grond lagen. [benadeelde partij 2] is slachtoffer geworden van de geweldsuitbarsting van de groep, terwijl hij niets met het incident eerder op de avond bij Metin’s Place te maken had. [verdachte] is op de betreffende avond het geweld niet uit de weg gegaan en heeft zelfs een koevoet meegenomen naar de confrontatie. Na afloop van het geweld zijn de slachtoffers in hulpeloze toestand achtergelaten.
Het gaat om een ernstig en gewelddadig feit, waarmee een onaanvaardbare inbreuk is gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] . Het handelen van [verdachte] heeft voor [benadeelde partij 2] – zowel lichamelijk als geestelijk – langdurige gevolgen (gehad). Daarnaast heeft dit soort geweld ook een enorme invloed op de samenleving, waardoor gevoelens van onveiligheid steeds grotere vormen aannemen. De rechtbank rekent [verdachte] zijn handelwijze zwaar aan en wijst erop dat het voor beide slachtoffers veel erger had kunnen aflopen.
Met betrekking tot de persoon van [verdachte] is acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van [verdachte] ten tijde van het incident.
De redelijke termijn is aangevangen op 19 oktober 2020, op welke datum [verdachte] in verzekering is gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 1 mei 2023 en is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met een half jaar. Gezien het feit dat deze termijnoverschrijding verklaarbaar is doordat er getuigen zijn gehoord, kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een ernstig feit, waarbij door [verdachte] een koevoet is meegenomen naar een plein om daar verhaal te halen naar aanleiding van een eerder voorval, waar hij niet eens bij betrokken was. [verdachte] heeft die koevoet uiteindelijk ook gebruikt, waarbij van geluk mag worden gesproken dat daar niet nog meer letsel door is ontstaan. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie geen recht doen aan de ernst van dit feit, ook niet indien daarbij de jonge leeftijd, het blanco strafblad en de verstreken tijd wordt meegewogen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van inverzekeringstelling en met een proeftijd van twee jaren noodzakelijk is. Het voorwaardelijk strafdeel dient als stok achter de deur om te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer tot dergelijke gewelddadige daden komt. De door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling worden niet opgelegd. Het feit is inmiddels drie jaar oud en de reclassering heeft in de tussentijd geen instabiliteit of problemen geconstateerd, die erop duiden dat een meldplicht, behandeltraject en persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is. Het feit dat het een ernstig feit betreft maakt niet dat enkel daarom een bijzondere voorwaarde aan de orde zou moeten zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert vergoeding van € 13.411,84 aan materiële schade en € 3.250,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het totaalbedrag van de materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Samsung S9: € 125,00
  • Eigen risico: € 385,00
  • Kosten mr. Zeegers: € 198,63
  • Verlies van arbeidsvermogen: € 12.703,21
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert vergoeding van € 645,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
- Samsung S8: € 570,00
  • Jas: € 50,00
  • Broek: € 25,00
Standpunten
[benadeelde partij 2]
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering deels toe te wijzen met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade die ziet op de Samsung S9 en de kosten van mr. Zeegers is onvoldoende onderbouwd. De schade in de vorm van het verlies van arbeidsvermogen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. In deze posten moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De kosten voor het eigen risico kunnen wel worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt volledig voor toewijzing in aanmerking.
De raadsman meent primair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt hij dat de schadepost voor het verlies van arbeidsvermogen onvoldoende is onderbouwd, omdat niet duidelijk is waarom en op welke manier het incident eraan in de weg heeft gestaan dat [benadeelde partij 2] kon werken. Voor dit deel moet [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering tot vergoeding van immateriële schade moet sterk worden gematigd, afhankelijk van wat de rechtbank ten aanzien van het letsel bewezen verklaart. Ten aanzien van de rest van de vordering heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
[benadeelde partij 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij 1] in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade kan deels worden toegewezen, omdat er een forse inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 1] . Voor de hoogte van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft gevraagd de vordering benadeelde partij deels toe te wijzen met toekenning van de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de schadevordering van [benadeelde partij 1] .
Overweging van de rechtbank
[benadeelde partij 2]
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade komen de kosten voor het eigen risico (€ 385,00) en de beschadigde Samsung S9 (€ 125,00) de rechtbank redelijk voor en zij zijn een rechtstreeks gevolg van het openlijk geweld. Wat deze posten betreft, zal de vordering worden toegewezen. De kosten van rechtsbijstand van mr. Zeegers zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sr. In dit deel van de vordering zal [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.7.2). Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen is niet duidelijk geworden of [benadeelde partij 2] een jaar niet heeft gewerkt en wat hier precies de oorzaak van was noch welke inkomsten hij hierdoor is misgelopen. In dit deel van de vordering zal [benadeelde partij 2] eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, staat op grond van het voorgaande vast. In dit geval acht de rechtbank een schadevergoeding van € 3.250,- billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
Wettelijke rente
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schade van in totaal € 510,00 en de immateriële schade van € 3.250,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 mei 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan [benadeelde partij 2] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank overweegt verder dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ieder voor het in totaal toegewezen schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] de schade hebben vergoed.
[benadeelde partij 1]
Ten aanzien van de materiële schade, voor zover die ziet op de Samsung S8 (€ 570,00), is gebleken dat [benadeelde partij 1] naar aanleiding van het geweldsincident een nieuwe telefoon heeft gekocht. Niet is gebleken dat de oude telefoon geheel verloren is gegaan en daarnaast is niet duidelijk geworden hoe oud deze telefoon was. Nu wel vaststaat dat de voor- en achterzijde van de oude telefoon van [benadeelde partij 1] zijn beschadigd, zal de rechtbank de schade schatten op € 125,00. Voor het resterende deel van deze vordering zal [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk worden verklaard. Van de jas (€ 50,00) en broek (€ 25,00) is niet komen vast te staan of en, zo ja, in hoeverre deze door het geweld zijn beschadigd of onbruikbaar zijn geworden. Deze schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd en [benadeelde partij 1] zal hierin dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval heeft [benadeelde partij 1] onder meer letsel in de vorm van blauwe plekken en schaafwonden opgelopen. De stelling dat [benadeelde partij 1] een gebroken rib heeft opgelopen als gevolg van het incident, is onvoldoende onderbouwd. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.000,- billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Voor het overige zal [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Wettelijke rente
De rechtbank zal het toegewezen bedrag voor de materiële schade van in totaal € 125,00 en de immateriële schade van € 1.000,00 vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 22 mei 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank overweegt verder dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ieder voor het in totaal toegewezen schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] de schade hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , van een bedrag van
€ 3.760,00 bestaande uit:
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , een bedrag te betalen van
€ 510,00aan materiële schade en
€ 3.250,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 47 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , van een bedrag van
€ 1.125,00 bestaande uit:
  • de materiële schade ad
  • de immateriële schade ad
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , een bedrag te betalen van
€ 125,00aan materiële schade en
€ 1.000,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 21 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.D. van Egdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, nummer 202011011200, gesloten op 2 november 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 59-63.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 87-91.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 99-101.
5.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2023.
6.De geneeskundige verklaringen bij het proces-verbaal van aangifte, p. 80-86.