RECHTBANK GELDERLAND
zaaknummer: ARN 22/233
uitspraak van de meervoudige kamer van in de zaak tussen
[A] ,
[B] ,
[C] ,
[D] ,
[E] ,
[F] ,
[G] ,
[H] ,
[I] , en,
Stichting [J] allen te [plaats K] ,eisers
(gemachtigde: mr. J. van Groningen)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, het college
(gemachtigden: G.H. Landeweerd en A.G.J. Polman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[L] B.V.uit [plaats M] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. P.P.A. Bodden).
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college op 21 juni 2021 aan de vergunninghouder heeft verleend. Met het bestreden besluit van 29 november 2021 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college, vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.
Totstandkoming van het besluit
2.1. De vergunninghouder heeft een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend om de inrichting aan [het adres N] in [plaats O] te veranderen van een rundveehouderij naar een biologische pluimveehouderij voor 27.000 legkippen.
De aanwezige bebouwing zal worden gesloopt en er zal op het perceel een nieuwe pluimveestal met wintergartens en een buitenuitloop worden gebouwd.
2.2. Het college heeft hiervoor op 21 juni 2021 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten:
- bouwen van een pluimveestal met wintergartens en buitenuitloop (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wabo);
- het afwijken van het bestemmingsplan, voor overschrijding van de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo samen met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo, en artikel 3.4.6 van de planregels van het bestemmingsplan); en
- een beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo en artikel 2.2a, eerste lid, onder e, van het Besluit omgevingsrecht, Bor. Hieraan ligt het MER-beoordelingsbesluit van 6 mei 2021 ten grondslag).
2.3. Later heeft het college op 18 januari 2022 nog een besluit maatwerkvoorschriften genomen waarin maatregelen zijn voorgeschreven om
“milieuoverlast vanwege het in werking zijn van het bedrijf verder te beperken”.
Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De rechtbank zal eerst ingaan op de omvang van het geding; ten tweede op de afwijking van het bestemmingsplan; ten derde op de OBM en tot slot op de proceskosten in bezwaar.