201800872/1/R3.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Oldekerk, gemeente Grootegast,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Grootegast,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk Partiële herziening bijgebouwenregeling en locatie Matsloot" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2018, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door F. Haan en G.H. Poort-van Drempt, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plangebied was juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016", vastgesteld door de raad bij besluit van 17 mei 2016. In het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016" is de gevellijn van de woonbestemming van de woningen Matsloot 2, 4, 6 en 20 en van de kavels Matsloot 8, 10 en 12, 3 m in westelijke richting verschoven. Als gevolg hiervan lag de desbetreffende gevellijn niet langer op 8 m maar op 5 m van de Matsloot. Op grond van het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016" is voor Matsloot 8 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Deze omgevingsvergunning is in rechte onaantastbaar geworden.
2. Met het plan wordt voor de woningen Matsloot 2, 4, 6 en 20 en de kavel Matsloot 12 de volgens de raad abusievelijke verschuiving van de gevellijn in het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016", hersteld. Voor de woning Matsloot 8 en de kavel Matsloot 10, die grenst aan de noordzijde van Matsloot 8, is evenwel de gevellijn zoals opgenomen in het plan "Niekerk en Oldekerk 2016" gehandhaafd.
3. [appellant] en anderen wonen aan de Matsloot. Zij komen op tegen de beslissing van de raad om voor Matsloot 10 de in westelijke richting verschoven gevellijn te handhaven.
Ontvankelijkheid
4. De raad betoogt dat [appellant] en anderen geen procesbelang hebben en hun beroep derhalve niet-ontvankelijk is. Hiervoor acht de raad van belang dat het college bij besluit van 29 december 2017 voor Matsloot 10 eveneens een omgevingsvergunning heeft verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Ook deze vergunning is in rechte onaantastbaar geworden.
Daarnaast leidt een eventuele vernietiging van het besluit voor zover het betreft de situering van de gevellijn volgens de raad niet tot het resultaat dat [appellant] en anderen beogen, te weten dat de gevellijn voor Matsloot 10 op 8 m van de Matsloot wordt gelegd. In dat geval herleeft immers het regime dat gold in het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016", als gevolg waarvan de gevellijn voor alle voornoemde woningen en kavels op 5 m in plaats van 8 m van de Matsloot zou komen te liggen.
4.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 2 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP6365, overweegt de Afdeling dat de door de raad genoemde omstandigheid van de in rechte onaantastbare omgevingsvergunning geen aanleiding geeft voor het oordeel dat [appellant] en anderen niet langer belang hebben bij de beoordeling van hun beroep tegen het plan, aangezien een bestemmingsplan zich leent voor herhaalde toepassing. Voorts leidt ook de situatie dat het plan voor bepaalde onderdelen mogelijk voor [appellant] en anderen een verbetering inhoudt ten opzichte van het voorgaande plan niet tot het oordeel dat procesbelang ontbreekt, aangezien de Afdeling bij een gegrondverklaring van het beroep en gehele of gedeeltelijke vernietiging ingevolge artikel 8:72 van de Algemene wet bestuursrecht verschillende mogelijkheden heeft om de zaak af te doen. Hierdoor leidt een vernietiging niet per definitie tot het uiteindelijke resultaat dat het voorheen geldende planologisch regime herleeft.
Gelet hierop is het beroep van [appellant] en anderen ontvankelijk.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Omvang van het geschil
6. Ter zitting hebben [appellant] en anderen te kennen gegeven dat het beroep zich eveneens richt tegen het handhaven van de per abuis verschoven gevellijn voor Matsloot 8.
6.1. De Afdeling constateert, mede gelet op het aan het slot van het beroepschrift gedane verzoek, dat [appellant] en anderen zich in het beroepschrift beperken tot de gevellijn voor Matsloot 10. [appellant] en anderen hebben beoogd de omvang van het geschil uit te breiden door na afloop van de beroepstermijn ook nog het besluitonderdeel dat ziet op de gevellijn die geldt voor Matsloot 8 aan te vechten. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere belanghebbenden, kan in het licht van de goede procesorde in een procedure tegen besluiten waarbij veel uiteenlopende belangen zijn betrokken, zoals een bestemmingsplan of andere besluiten op het gebied van het omgevingsrecht, niet worden aanvaard dat de omvang van het geschil na afloop van die termijn wordt uitgebreid door het aanvechten van een nieuw besluitonderdeel. De Afdeling verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1722, overweging 5.1. Hetgeen alsnog met betrekking tot voornoemd besluitonderdeel naar voren is gebracht, moet daarom in deze procedure buiten beschouwing worden gelaten. Provinciale Omgevingsverordening Groningen
7. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan wat betreft de gevellijn die geldt voor Matsloot 10 in strijd is met artikel 2.55.1 van de Provinciale Omgevingsverordening Groningen 2016 (hierna: de Pov). Daartoe voeren [appellant] en anderen aan dat niet alleen groenelementen maar tevens de situering van de bebouwing essentieel is voor het verkavelingspatroon. Een goede ruimtelijke ordening houdt in het licht van het gewenste verkavelingspatroon volgens [appellant] en anderen in dat de bebouwing ter plaatse in een rechte lijn ligt. Door de keuze van de raad om niet alleen de gewijzigde gevellijn voor Matsloot 8 te handhaven maar tevens de gevellijn voor Matsloot 10 hieraan gelijk te stellen, wordt de afwijking van het gewenste verkavelingspatroon ten onrechte nog verder vergroot, aldus [appellant] en anderen.
7.1. De raad stelt dat de zichtbaarheid van de verkaveling in het gebied is geborgd door middel van de groenbestemming in het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016". De verschuiving van de gevellijn die geldt voor Matsloot 10 vindt plaats binnen de woonbestemming en heeft geen impact op de bestemming "Groen". Er is dan ook geen sprake van strijd met artikel 2.55.1 van de Pov, aldus de raad.
7.2. Artikel 2.55.1 van de Pov luidt:
"Houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 7 aangegeven houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier bevat regels gericht op bescherming van de herkenbare verkaveling en de houtsingels. Ook bevat het in elk geval een verbod op het kappen of rooien van houtsingels, als dat niet gebeurt voor normaal onderhoud."
7.3. De Afdeling stelt vast dat het op kaart 7, behorende bij de Pov, aangegeven Houtsingelgebied Zuidelijk Westerkwartier niet is beperkt tot de Matsloot maar een ruimer gebied beslaat. De Afdeling overweegt dat de raad gelet op de situering van de groenbestemming in rechte lijnen in het bestemmingsplan "Niekerk en Oldekerk 2016" op goede gronden stelt dat de herkenbaarheid van de verkaveling met de daarbij horende rechte lijnen in het gebied voldoende wordt beschermd en het plan derhalve niet in strijd is met artikel 2.55.1 van de Pov. Het betoog faalt.
Landschapsstructuur
8. Onder verwijzing naar de toelichting behorende bij het bestemmingsplan "Kroonsfeld/Oldekerk-Niekerk", vastgesteld door de raad bij besluit van 14 februari 2006, betogen [appellant] en anderen dat de daarin genoemde fijnmazigheid met aangrenzende lintbebouwing langs de wegassen als belangrijke kenmerken in het gebied nog steeds gelden. Deze landschapsstructuur was volgens [appellant] en anderen de reden dat de gevellijn in het bestemmingsplan "Kroonsfeld/Oldekerk-Niekerk" bepalend was voor de situering van de bebouwing. Door niet alleen voor Matsloot 8 maar ook voor Matsloot 10 de per abuis verschoven gevellijn te handhaven, wijkt de raad volgens [appellant] en anderen ten onrechte nog verder af van het uitgangspunt van rijbebouwing.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij met betrekking tot de landschapsstructuur de situatie waarbij alleen Matsloot 8 ten opzichte van de woningen aan beide zijden 3 m verder in westelijke richting ligt onwenselijker vindt dan de situatie waarin zowel Matsloot 8 als Matsloot 10 verder naar voren liggen. De gekozen oplossing sluit volgens de raad het beste aan bij het bestaande straat- en bebouwingsbeeld.
8.2. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling, gelet op de toelichting van de raad hierop, aanleiding voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare afbreuk doet aan de bestaande landschapsstructuur. Hierbij is van belang dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat één woning die meer naar voren ligt, een meer opvallende verstoring van de structuur oplevert dan twee woningen die meer naar voren liggen. Het betoog faalt.
Vertrouwensbeginsel
9. Onder verwijzing naar de koopovereenkomsten tussen [appellant] en anderen en de gemeente Grootegast betogen [appellant] en anderen dat zij hieraan de verwachting mochten ontlenen dat het gemeentelijk beleid ten aanzien van de stedenbouwkundige opzet zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Kroonsfeld/Oldekerk-Niekerk" ook in de daarop volgende bestemmingsplannen zou worden overgenomen. Ter zitting hebben [appellant] en anderen toegelicht dat er in de voor de verloting van de desbetreffende bouwkavels geldende spelregels nadrukkelijk is gewezen op het bestemmingsplan "Kroonsfeld/Oldekerk-Niekerk". De keuze van de raad om voor Matsloot 10 de gevellijn, in afwijking van de oorspronkelijke gevellijn, op 5 m van de Matsloot in het plan te handhaven is volgens [appellant] en anderen in strijd met het vertrouwensbeginsel.
9.1. De raad stelt dat de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10 niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Een koopovereenkomst staat volgens de raad in beginsel los van het bestemmingsplan. Er kan volgens de raad in dit verband dan ook geen beroep worden gedaan op het vertrouwensbeginsel.
9.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. Dat er bij de verkoop van de bouwkavels is gewezen op het toen geldende bestemmingsplan maakt dit niet anders, nu [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat destijds dan wel op enig moment vóór de vaststelling van het plan door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat alle daaropvolgende plannen in een overeenkomstige gevellijn zouden voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. Het betoog faalt.
Gelijkheidsbeginsel
10. [appellant] en anderen betogen dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. In dat kader voeren [appellant] en anderen aan dat de gevellijn die geldt voor Matsloot 10 ten onrechte niet is gelijkgetrokken met de gevellijn die voor hun woningen geldt. Anders dan voor Matsloot 8 is er voor Matsloot 10 geen sprake van een in rechte onaantastbare omgevingsvergunning en derhalve voor de raad geen belemmering om de gevellijn terug te brengen naar de oorspronkelijke afstand op 8 m van de Matsloot, aldus [appellant] en anderen. Hierdoor is volgens hen ten onrechte sprake van een ongelijke behandeling tussen hun woningen en Matsloot 10. Als gevolg van deze ongelijke behandeling heeft Matsloot 10 onder andere meer mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen op het achtererfgebied, aldus [appellant] en anderen.
10.1. De omgevingsvergunning voor Matsloot 10 is verleend na vaststelling van het plan. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing om ten aanzien van Matsloot 10 de gevellijn in afwijking van de gevellijn die geldt voor de woningen van [appellant] en anderen 3 m in westelijke richting te situeren, moet worden bezien in samenhang met de in rechte onaantastbare omgevingsvergunning voor Matsloot 8. De raad heeft ervoor gekozen om de gevellijn die geldt voor Matsloot 10 gelijk te trekken met de gevellijn die geldt voor Matsloot 8 omdat op die manier wordt voorkomen dat Matsloot 8 als enige woning afwijkt van de oorspronkelijke gevellijn. Vanwege de ligging naast Matsloot 8 en de omstandigheid dat voor Matsloot 10 op het moment van vaststelling van het plan nog geen omgevingsvergunning was verleend, heeft de raad zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de situatie met betrekking tot Matsloot 10 niet overeenkomt met de situatie met betrekking tot de woningen van [appellant] en anderen. Het betoog faalt.
Belangenafweging
11. [appellant] en anderen betogen dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. In dat kader hebben [appellant] en anderen er ter zitting op gewezen dat de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10 wat betreft zonlichtinval, privacy en verkeersveiligheid leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor hun woon- en leefklimaat. Voorts hebben [appellant] en anderen ter zitting aangevoerd dat zij als gevolg van de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10 financiële schade lijden in de vorm van waardedaling van de woningen.
11.1. De raad stelt dat hij de betrokken belangen in het kader van een goede ruimtelijke ordening heeft afgewogen. Omdat de raad de situatie waarin alleen Matsloot 8 afwijkt van de bestaande gevellijn onwenselijk vindt, heeft de raad ervoor gekozen deze afwijkende gevellijn eveneens te hanteren voor de locatie Matsloot 10.
11.2. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zowel de gevolgen voor het woon- en leefklimaat als de financiële gevolgen van de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10, voor [appellant] en anderen aanvaardbaar zijn. Daarbij betrekt de Afdeling de omstandigheden dat het ten opzichte van de woningen van [appellant] en anderen een verschuiving van de gevellijn van 3 m betreft en de percelen van [appellant] en anderen niet direct grenzen aan het perceel Matsloot 10. Aan de noordkant grenst het perceel Matsloot 10 immers aan de nog onbebouwde kavel Matsloot 12, waarvoor de gevellijn is teruggelegd op 8 m van de Matsloot, terwijl het perceel Matsloot 10 aan de zuidkant grenst aan het perceel Matsloot 8, waarvoor eenzelfde gevellijn op 5 m van de Matsloot is vastgelegd in het plan. Dat de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10 wat betreft zonlichtinval, privacy en verkeersveiligheid desondanks leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor hun woon- en leefklimaat, hebben [appellant] en anderen niet onderbouwd. Wat de eventueel nadelige invloed van de in het plan vastgelegde gevellijn voor Matsloot 10 op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Kramer w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
288-896.