ECLI:NL:RBGEL:2023:2159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
96-098828-21, 005075-22, 005181-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding afgewezen wegens misbruik van procesrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 maart 2023 een verzoekschrift tot schadevergoeding afgewezen. De verzoeker, wiens rijbewijs onterecht was ingevorderd, claimde een schadevergoeding van in totaal € 173.574,63, onder andere voor rechtsbijstand en omzetderving. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker misbruik van procesrecht had gemaakt door gefingeerde schadeposten op te voeren en deze te onderbouwen met valse documenten. De verzoeker had zijn rijbewijs van 11 april 2021 tot 24 juni 2021 moeten missen en was op 13 december 2021 vrijgesproken door de politierechter. Het verzoekschrift werd op 11 maart 2022 ingediend, en na verschillende zittingen en heropeningen van het onderzoek, concludeerde de rechtbank dat de verzoeker niet in staat was om zijn schadeposten adequaat te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de verzoeker had geprobeerd de Staat te bedriegen door valse claims in te dienen, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker zijn recht op vergoeding had verspeeld door zijn misleidende acties. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter Y.H.M. Marijs, en tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 96/098828-21
raadkamernummers : 22-005075, 22-005181
datum : 08 maart 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] ,
(opvolgend) raadsvrouw: mr. W.J.M. van Ophuizen, advocaat in Ochten,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Het rijbewijs van verzoeker is ingenomen geweest van 11 april 2021 tot en met 24 juni 2021. Verzoeker heeft in totaal 75 dagen zijn rijbewijs moeten missen.
Verzoeker is op 13 december 2021 door de politierechter in deze rechtbank vrijgesproken. Dit vonnis is dezelfde dag onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoek is op 11 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 mei 2022 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld en het onderzoek gesloten. Bij beslissing van de rechtbank van 08 juni 2022 is het onderzoek heropend en heeft de rechtbank aan verzoeker opdracht gegeven om aanvullende stukken ter onderbouwing over te leggen. De officier van justitie heeft op 12 augustus 2022 telefonisch aan de griffier enkele vragen gesteld naar aanleiding van de heropeningsbeslissing van de rechtbank, op welk bericht de rechtbank bij e-mailbericht van 31 augustus 2022 heeft gereageerd. De behandeling is vervolgens op de zittingen van 14 september 2022 en 9 november 2022 aangehouden en uiteindelijk hervat op de zitting van 08 februari 2023.
De rechtbank heeft de raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Tijdens de zitting is gebleken dat hij afstand heeft gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen.

Verzoek

Het verzoek, zoals ingediend op 11 maart 2022, strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 173.574,63, bestaande uit de volgende posten:
een forfaitaire vergoeding van € 10,- per dag voor de dagen waarop het rijbewijs is ingehouden, voor een totaalbedrag van € 750,-;
omzetderving van het bedrijf van verzoeker voor een totaalbedrag van
€ 169.000,-, bestaande uit:
a. € 130.000,- voor het verliezen van een opdracht in België;
b. € 34.000,- voor de extra kosten wegens vertraging van een opdracht in Utrecht, waaronder een post van € 19.000,- aan extra kosten voor steigerhuur;
c. € 5.000,- voor het inhuren van extra personeel;
de kosten van rechtsbijstand, voor een totaalbedrag van € 3.824,63, bestaande uit:
a. € 2.154,63 voor de beklagprocedure die zag op de invordering van het rijbewijs;
b. € 990,- voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak;
c. € 680,- als forfaitaire vergoeding voor de onderhavige procedure.
Ter zitting van 08 februari 2023 heeft de raadsvrouw de verzoeken betreffende de omzetderving wegens verlies van de opdracht in België (II-a) en de extra kosten voor steigerhuur (II-b) ingetrokken. Het ter zitting aangepaste verzoek strekt vervolgens tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 30.273,29, bestaande uit de volgende posten:
een forfaitaire vergoeding van € 10,- per dag voor de dagen waarop het rijbewijs is ingehouden, voor een totaalbedrag van € 750,-;
omzetderving van het bedrijf van verzoeker, voor een totaalbedrag van
€ 15.000, bestaande uit de gemaakte extra kosten voor een opdracht in Utrecht;
de kosten van rechtsbijstand, voor een totaalbedrag van € 14.523,29, bestaande uit:
a. € 13.843,29 voor de beklagprocedure die zag op de invordering van het rijbewijs en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak;
b. € 680,- als forfaitaire vergoeding voor de onderhavige procedure, met daarbij opgemerkt dat de omvang van deze specifieke verzoekschriftprocedure wellicht noopt tot een hogere vergoeding.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek in zijn geheel dient te worden afgewezen, nu sprake is van misbruik van procesrecht door in eerste instantie niet-bestaande schadeposten op te voeren en deze vervolgens te onderbouwen met valselijk opgemaakte stukken. Gelet op de ernst van deze gedragingen is geen ruimte meer voor enige vergoeding van schade, ook niet voor wat betreft de forfaitaire bedragen of kosten rechtsbijstand.
Subsidiair stelt de officier van justitie dat de onder II genoemde post dient te worden afgewezen, nu de stelling van verzoeker dat hij extra personeel heeft moeten inhuren onvoldoende is onderbouwd. De onder III-a genoemde post dient eveneens (deels) te worden afgewezen, aangezien deze bovenmatig en onvoldoende onderbouwd is, temeer nu in eerste instantie een lager bedrag van € 3.144,63 is gevorderd. Onduidelijk is waar de forse verhoging op is gebaseerd. Daarnaast zijn de kosten voor rechtsbijstand ten laste gekomen van de B.V. van verzoeker ( [bedrijf 1] ), waardoor volgens vaste jurisprudentie de B.V. een verzoek had moeten indienen en deze post niet kan worden toegewezen aan verzoeker als natuurlijk persoon. Indien de rechtbank beslist tot toewijzing van het verzoek op dit punt, dient te worden uitgegaan van het oorspronkelijk gevorderde bedrag van € 3.144,63.
Tot slot stelt de officier van justitie dat de forfaitaire vergoeding voor de verzoekschriftprocedure van € 680,- in geval van toewijzing van het verzoek volstaat.

Overwegingen

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
I.
Overwegingen ten aanzien van de forfaitaire vergoeding betreffende de inhouding van het rijbewijs
Het verzoek ziet op het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor elke dag waarop het rijbewijs – naar nu blijkt onterecht – ingehouden is geweest. In dit geval betreft het een bedrag van € 10,- per dag. Nu het rijbewijs van verzoeker 75 dagen ingehouden is geweest, zou dit neerkomen op een totaalbedrag van € 750,-.
Op grond van artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft de toekenning van deze vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Gelet op het primair ingenomen standpunt van de officier van justitie en het navolgende zal de rechtbank hieraan later enkele overwegingen wijden.
Overwegingen ten aanzien van de omzetderving van het bedrijf van verzoeker
a.
Opdracht België ‘ [naam 1] ’
In het verzoekschrift van 11 maart 2022 is door verzoeker gesteld dat zijn bedrijf, [bedrijf 1] , een mondeling overeengekomen opdracht in België is misgelopen door de inhouding van het rijbewijs. Hiertoe is gesteld dat verzoeker als enige met groot materieel kon rijden op de bouwplaats in Antwerpen en zijn rijbewijs nodig had om deze bouwplaats dagelijks te bereiken. Nu hij in de betreffende periode niet beschikte over een rijbewijs, is de opdracht naar een ander bedrijf gegaan. Dit zou verzoeker in totaal € 135.000,- hebben gekost. Ter onderbouwing van deze stelling werd hierbij een e-mailbericht van 19 april 2021 overgelegd. Dit betrof een e-mailbericht, gedateerd 19 april 2021, afkomstig van de heer [naam 2] (
[e-mailadres 1]) en gericht aan het e-mailadres van verzoeker (
[e-mailadres 2]). Dit e-mailbericht bevat de volgende tekst:
“[…]
Na aanleiding van uw bericht wat we vorige week ontvingen dat u niet in de gelegenheid was op de werf te komen vanwege invordering van uw rijbewijs kunnen wij u het volgende mede delen. De werkzaamheden lopen door uw toe doen een fikse vertraging op aangezien u iedere dag aanwezig moet zijn in verband de veiligheidseisen van de aannemer kunnen we dit werk bijna niet meer binnen de gestelde termijn op starten en zal hier een eventuele boete aan vast zitten van de aannemer. Nu doen wij al geruime tijd zaken met uw onderneming maar indien u vanaf maandag 3 mei niet dagelijks op het werk kunt verschijnen ten tijde van de opstart zullen wij helaas genoodzaakt zijn de werken bij een andere partij te gaan onder brengen en komt ons akkoord te vervallen op de goed gekeurde mondelinge aanneemsom van €135.000,00 ex btw en zullen we de eventuele kosten die de aannemer aan ons door berekend zonder enige korting aan uw door berekenen van de eventuele vertragingen die dit bouwwerk gaan opleveren.
Wij hebben de datum van 3 mei aangehouden als maximale start datum gezien de periode die we nodig hebben om een eventuele andere partij te gaan vinden die de werkzaamheden dan kan gaan uitvoeren omdat u in gebreke blijft.
[…]”
Ter zitting van 25 mei 2022 stelde de officier van justitie zich op het standpunt dat deze post onvoldoende was onderbouwd, nu uit de destijds overgelegde stukken onvoldoende bleek dat het mislopen van de opdracht het directe gevolg was van de inhouding van het rijbewijs van verzoeker.
Bij heropeningsbeslissing van 8 juni 2022 overwoog de rechtbank als volgt:
“Nog los van de vraag of dit soort opdrachten tegen dit soort bedragen mondeling worden gesloten, is uit de thans beschikbare gegevens onvoldoende komen vast te staan dat de misgelopen inkomsten van het project in België direct – en uitsluitend – te linken zijn aan de invordering van het rijbewijs van verzoeker. Nergens blijkt immers uit dat de opdrachtgever daadwerkelijk aan verzoeker heeft bevestigd of bericht dat het project aan een ander is verstrekt om – uitsluitend – de reden dat verzoeker niet over een rijbewijs beschikte. Het als bijlage 11 overgelegde e-mailbericht van 19 april 2021 en de ter zitting pas overgelegde administratie zijn in dit verband onvoldoende. Verzoeker zal met objectief verifieerbare gegevens moeten aantonen dat de opdracht ’ [naam 1] ’ hem is ontnomen, omdat hij tot 24 juni 2021 niet over een rijbewijs beschikte. De rechtbank betrekt daarbij dat in bedoelde e-mail wordt gesproken over een maximale startdatum van 3 mei 2021, omdat die tijd nodig was om een andere uitvoerder te vinden, zodat het voor de hand ligt dat rond die periode zulks met verzoeker zal zijn gecommuniceerd.
Het onderzoek is in die zin niet volledig geweest dat verzoeker de gelegenheid dient te krijgen zijn stelling op dit punt alsnog te laten onderbouwen, zodat de rechtbank het onderzoek op de navolgende wijze zal heropenen.

Beslissing

De rechtbank:

  • heropenthet onderzoek;
  • verzoektverzoeker binnenvier wekenna heden objectief verifieerbare bescheiden over te leggen uit de periode van 19 april 2021 tot en met 24 juni 2021 waaruit volgt dat de opdracht in België daadwerkelijk niet aan het bedrijf van verzoeker is gegeven, eventueel met de toevoeging dat de in de e-mail van 19 april 2021 [1] genoemde kosten van de opgelopen vertraging en/of een eventuele boete aan het bedrijf van verzoeker zijn doorberekend […]”
Op 27 juni 2022 heeft de toenmalige raadsvrouw van verzoeker, mr. C.A.C. Nagel, de rechtbank een aanvullend stuk gestuurd. Dit betrof een e-mailbericht, gedateerd 17 juni 2022, wederom afkomstig van de heer [naam 2] (
[e-mailadres 1]) en gericht aan het e-mailadres van verzoeker (
[e-mailadres 2]). Het e-mailbericht bevat de volgende tekst:
“[…]
Nu even met betrekking tot jouw gestelde vraag kan ik daar heel kort in zijn met mijn antwoord. Aangezien jij vorig jaar in gebreke bent gebleven met de overeengekomen werkzaamheden in verband met een ingevorderd rijbewijs.
Daarom zijn wij genoodzaakt geweest de opdracht door [naam 3] ( [bedrijf 2] ) te laten uitvoeren. Gezien dit voor jou behoorlijke consequenties heeft gehad ben ik bereid om de (mondelinge) overeengekomen werkzaamheden uitgebreid op de mail te zetten. En het antwoord op de vraagstelling of wij nog opdrachten aan u verstrekken kan ik op dit moment geen antwoord op geven aangezien wij momenteel tevreden zijn over de werkzaamheden van [naam 3] aangezien hij ons flink geholpen heeft al was [bedrijf 2] wel bijna €20.000,00 duurder als jou [verzoeker] . Wij hebben deze kosten niet aan jou doorberekend al waren wij daar wel zeker rechtmatig in geweest, maar gezien ons verleden hebben wij de extra kosten laten vervallen.
De reden waarom jij dagelijks aanwezig moest zijn in [plaats] had te maken met de veiligheidseisen van de hoofdaannemer [bedrijf 3] die staan daar heel scherp in en bij ons in België staan er hoge boetes op het niet na leven van de door de architect opgelegde bouw regelementen.

Waarom was het van belang dat jij zelf aanwezig moest zijn,

1. Het rijdend materiaal moest dagelijks verplaatst worden en soms meerdere malen per dag.

2. Gezien de chemie eisen is in het bestek opgenomen dat als er met meer dan 10% chemie per liter wordt gewerkt moet de eindverantwoordelijke dagelijks in persoon het logboek invullen bij de portier en de hoeveelheid chemie vermelden met ondertekening.

3. Iedere maandagmiddag en vrijdagochtend vond er bouwoverleg plaats waarbij alle verantwoordelijke personen aanwezig moesten zijn.

Het bedrag waarvoor wij jou de werkzaamheden gegund hadden betrof een bedrag van €135.000,00 uiteindelijk hebben de werkzaamheden ons €155.000,00 aan de uitvoerende partij ( [bedrijf 2] ) de meer kosten van €20.000,00 hebben wij niet aan u doorberekend gezien onze eerdere samenwerkingen die altijd goed zijn verlopen.

De prijsopbouw was als volgt,

1. U leverde de werknemer(s) dagelijks van 7.30 tot 15.30. (Meegenomen in vastgestelde prijs €135.000)

2. U leverde de reinigingsmachine (Meegenomen in vastgestelde prijs €135.000, exclusief brandstof deze konden jullie los factureren met overleggen van tankbonnen)

3. Het leveren van chemieproducten voor de reiniging. (Niet meegenomen in de aanneemsom van €135.000,00 gezien de grote prijs verschillen wegens de corona tijd, deze konden los gefactureerd worden met een betaaltermijn 30 dagen einde maand met de inkoopnota aan de factuur gekoppeld. Een globale raming van deze kosten zou ongeveer €10.000,00 bedragen.)

4. Wij zouden u voorzien van de hoogtewerker en andere materialen voor de bereikbaarheid. (Onze kosten)

5. Wij zouden u voorzien van waterpunt. (Onze kosten)

6. Wij zouden zorgdragen voor een sanitaire voorziening. (Onze kosten)

7. De doorloop van de werkzaamheden zou ongeveer 4 weken in beslag nemen.

Alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW in de hierboven vernoemde prijsopbouw.
[…]”
In de door de toenmalige raadsvrouw opgestelde bijlage bij dit e-mailbericht werd gesteld dat de opdrachtgever uit België de opdracht ook telefonisch heeft ingetrokken, maar dat hiervan geen opname voorhanden is.
Op 12 september 2022 heeft de officier van justitie een e-mailbericht aan de rechtbank gestuurd. Hieruit blijkt dat verzoeker inmiddels wordt verdacht van een aantal ernstige strafbare feiten, waarnaar door de politie onderzoek is verricht, te weten brandstichting in verband met verzekeringsfraude en het geven van opdracht tot een moordaanslag op zijn vrouw. In het e-mailbericht wordt voor zover van belang voor de onderhavige procedure gesteld:
“[…]
Bij het uitwerken van de telefoontap viel het de politie op dat verzoeker sprak over geld van de officier van justitie dat hem was toegekend. Uit de gesprekken kwam een beeld naar voren dat hij justitie een loer aan het draaien was. Omdat de telefoon van verzoeker ook inbeslaggenomen werd, kon de politie toegang krijgen tot verzoekers e-mailaccount om daarin onderzoek naar de in de onderhavige procedure opgevoerde schadeposten.
Het resultaat van de zoektocht naar de door verzoeker gestelde omzetderving wegens het verlies van een opdracht in België treft u aan in het –nog niet ondertekende-
proces-verbaal 730 van verbalisant [naam 4] met bijlagen.
De conclusie in dit proces-verbaal is dat verzoeker de mailberichten waarvan hij stelt dat deze van de opdrachtgever [naam 2] afkomstig zijn, grotendeels door hemzelf opgesteld zijn en vervolgens op zijn verzoek zijn teruggestuurd, waarbij [naam 2] zelf een project mocht verzinnen. Het sterke vermoeden is bovendien dat het e-mailbericht van [naam 2] d.d. 17 juni 2022 in het geheel niet door [naam 2] gemaild is, maar door verzoeker zelf waarna hij de naam van de verzender handmatig heeft aangepast met de naam van [naam 2] om het daarna door te sturen naar mr. Nagel (zie htm-bestand [naam 1] ).
Dat hiervan sprake is, wordt ondersteund door de tapgesprekken, waarin hij bv. spreekt over dat hij ‘die van België nog in elkaar moet flansen’ (zie gesprek tussen [verzoeker] en [naam 5] 14-6-2022).
Het standpunt van het openbaar ministerie is dat de gestelde omzetderving van € 135.000,- vanwege het verlies van het project in België dient te worden afgewezen nu deze in het licht van vorenstaande onvoldoende is onderbouwd.
[…]
In het e-mailbericht van de officier van justitie wordt verwezen naar enkele processen-verbaal, die als losse stukken bij het e-mailbericht zijn gevoegd. Op 06 februari 2023 ontving de rechtbank een proces-verbaal met betrekking tot een verdenking van poging tot oplichting van de Staat der Nederlanden [2] , hetgeen ziet op het handelen van verzoeker in de onderhavige procedure. De door de officier van justitie in het e-mailbericht van 12 september 2022 bijgevoegde stukken zijn hierin verwerkt, waardoor de rechtbank verder zal verwijzen naar de vindplaats van de stukken in het laatst genoemde proces-verbaal.
Tijdens het onderzoek aan de telefoon van verzoeker zijn enkele e-mailberichten opgevallen. Zo is vanaf het e-mailadres van verzoeker (
[e-mailadres 2]) op maandag 19 april 2021 om 11:23 uur het volgende bericht gestuurd aan het e-mailadres
[e-mailadres 1]:

Beste [naam 2] ,
Ongeveer zoiets:
Beste [verzoeker] ,
Na aanleiding van uw bericht wat we vorige week ontvingen dat u niet in de gelegenheid was op de werf te komen vanwege invordering van uw rijbewijs kunnen wij u het volgende mede delen.
De werkzaamheden lopen door uw toe doen een fikse vertraging op aangezien u iedere dag aanwezig moet zijn in verband de veiligheidseisen van de aannemer kunnen we dit werk bijna niet meer binnen de gestelde termijn op starten en zal hier een eventuele boete aan vast zitten van de aannemer. Nu doen wij al geruime tijd zaken met uw onderneming maar indien u vanaf maandag 3 mei niet dagelijks op het werk kunt verschijnen ten tijde van de opstart zullen wij helaas genoodzaakt zijn de werken bij een andere partij te gaan onder brengen en komt ons akkoord te vervallen op de goed gekeurde mondelinge aanneemsom van €135.000,00 ex btw en zullen we de eventuele kosten die de aannemer aan ons door berekend zonder enige korting aan uw door berekenen van de eventuele vertragingen die dit bouwwerk gaan opleveren.
Wij hebben de datum van 3 mei aangehouden als maximale start datum gezien de periode die we nodig hebben om een eventuele andere partij te gaan vinden die de werkzaamheden dan kan gaan uitvoeren omdat u in gebreke blijft.
Betreft werf: Locatie (zelf wat verzinnen)
Draai er zelf maar een punt aan zodat het een beetje goed in elkaar zit, alvast bedankt!!
[…]
Vervolgens is op maandag 19 april 2021 om 13:05 uur het e-mailbericht, zoals opgenomen op pagina 3 van deze beslissing, vanaf het e-mailadres
[e-mailadres 1]naar het e-mailadres van verzoeker (
[e-mailadres 2]) verstuurd.
Daarnaast is vanaf het e-mailadres van verzoeker (
[e-mailadres 2]) op vrijdag 17 juni 2022 om 17:36 uur het e-mailbericht, zoals opgenomen op pagina’s 4 en 5 van deze beslissing, gestuurd aan
[e-mailadres 2](dus aan zichzelf).
Hieruit trekt de politie de conclusie dat de e-mail van 19 april 2021 door verzoeker is voorbesproken met en opgesteld voor de heer [naam 2] in België, en dat de e-mail van 17 juni 2022 door verzoeker is vervalst en als zodanig naar zijn toenmalige raadsvrouw is verstuurd. [3]
Tevens zijn enkele opgenomen telefoongesprekken uitgewerkt. Hieruit komt onder andere het volgende naar voren:

[…]
Op 14-06-2022 09:10:33 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 5] […]
NNV vraagt of [verzoeker] iets gehoord heeft van het rijbewijs.
[verzoeker] heeft daar een brief van gehad en zegt dat dat geld van de Officier toegekend is, behalve die van België maar dat moet hij in elkaar flansen, maar dat dat wel goed komt.
Van Belgie moet [verzoeker] binnen 2 weken aanleveren…(ntv) geprocedeerd
[…] [4]

[…]
Op 21-06-2022 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 6] […]
[verzoeker] zegt dat hij de zaak met zijn rijbewijs heeft gewonnen en 170.000 euro van justitie krijgt. [verzoeker] zegt wij zijn heel correct en en ik heb heel veel klanten mailtjes laten sturen dat het werk is ingetrokken. Nu heeft hij een schadeclaim liggen van 173.000 euro liggen. [verzoeker] zegt dat hij zich kapot heeft gelachen. [verzoeker] is van plan het geld, omdat dit prive is , uit te lenen aan zijn bedrijf en dan met dikke rente terug te halen.
[…] [5]

[…]
Op 24-06-2022 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 5] […]
[verzoeker] verwacht 173.000 euro te krijgen voor rijbewijs zaak. Hij heeft de mail uit België helemaal aangepast en daardoor de bewijsvoering rond. […] [6]
Op 12 december 2022 is [naam 2] , de contactpersoon van verzoeker bij het vermeende project in België, door de politie gehoord. Uit zijn verhoor komt het volgende naar voren:

[…]
V: Waarom kon [verzoeker] in april 2021 niet beginnen aan het project [naam 1] ?
A: Hij moest hier helemaal niet aan beginnen. Op dit project was geen probleem. Ik heb geen idee hoe hij hier bij komt. […] De opdrachtgever heeft contact met hem hierover gehad. Maar heeft nooit werkzaamheden verricht.
V: Wanneer was dit precies?
A: Dit was ergens in april 2021.
O: Wij verbalisanten tonen de mail van [verzoeker] die hij verstuurd heeft op maandag 19 april 2021. […]
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ik heb dat ontvangen. Ik heb dat gelezen.
V: Wat hadden jullie precies afgesproken wat er in de mail moest komen te staan?
A: Hij heeft gezegd dat hij het rijbewijs af moesten geven. Hij heeft daarbij gezegd dat hij daarvoor grote kosten zou krijgen en vroeg mij om een mail te maken, zodat hij deze kosten niet zou krijgen. Ik heb in goede trouw opgemaakt. […] Op het moment dat ik de mail ontving, wist ik nog niet dat [verzoeker] het werk voor de derde partij, niet ging verrichten. […]
[verzoeker] heeft mij dit persoonlijk gevraagd toen hij bij mij op het werk was. Hij heeft gevraagd of ik deze mail wilde maken, omdat hij anders het werk zou verliezen. Ik heb dat toen gedaan. […]
O: Wij verbalisanten tonen de aangepaste mail van [verzoeker] . […]
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Die man moet boeken schrijven. Wat moet ik daarvan zeggen. Dat die man een fantast is. Dat heeft hij dus allemaal vervalst. […]
V: Met jullie naam en jullie logo?
A: Dat is mooi gedaan. Ik wist niet dat hij zo slim was. Ik weet zeker dat ik dat niet geschreven heb.
V: Wist u wat [verzoeker] met de mail ging doen?
A: Nee. Ik wist niet dat deze naar justitie ging. Als ik dat zou weten, dan had ik dat zeker niet gedaan. Dan had ik daar niet aan mee gewerkt.
[…] [7]
Ten slotte is verzoeker op 20 december 2022 als verdachte gehoord. In dit verhoor heeft hij verklaard:

[…]
V: In het verzoekschrift is te lezen dat je doordat je rijbewijs was ingevorderd een project in België hebt misgelopen en dat er hierdoor een schadepost is ontstaan van 135.000 euro. Wat kun je hierover verklaren?
A: Klopt. Ik heb gewoon de heer [naam 2] gebeld. Ik heb tegen hem gezegd dat ik werk heb gemist. Ik vroeg of hij dit zwart op wit wilde zetten en ik heb gezegd wat daarin moest komen te staan. Hij heeft dit opgeschreven en met zijn briefpapier terug gestuurd. De mail ik van hem heb gekregen is ook de mail die naar het Openbaar Ministerie is gestuurd.
V: Waarom als het over zoveel geld gaat heb je geen chauffeur ingehuurd. Dat kost minder dan de schade die nu geleden is?
A: Ik heb hem gebeld dat ik mijn rijbewijs kwijt was. Ik heb hem gevraagd om het een en ander op papier te zetten. Ik hoef hier niet over te liegen ik heb hem gevraagd dit te doen. wat ik heb gevraagd hem te sturen was omdat mijn rijbewijs onterecht is ingevorderd. Ik was over de zeik en dit was een actie reactie.
Ik heb die claim ingediend omdat ik heel boos was op de politie. […] Ik voelde mij in de zeik gezet. Ik had het niet mogen doen en daar herken ik mijn fout ook echt wel in.
V: Ben je van mening dat de bewijsstukken in combinatie met het verzoekschrift naar eerlijkheid zijn opgemaakt en ingediend?
A: Dat werk van België niet. […]
V: Je hebt een tijdje onder de tap gestaan in een ander onderzoek. Hierin is een tapgesprek vastgelegd onder ON5R022041, TA008 en sessie 1631. Dit is een gesprek met het bedrijf [bedrijf 4] oftewel [naam 5] op 14-6-2022 om 09:10 uur.
In dit gesprek zeg jij tegen [naam 5] dat het geldbedrag door de officier van justitie is toegekend behalve dat van België. Je zegt dat je hiervoor 2 weken uitstel hebt gekregen en dan je dan nog iets in elkaar moet flansen maar dat dit wel goed komt. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat is Belgie. Ik het begin van het gesprek heb ik dit ook al gezegd. Dit moest ik niet doen maar dit heb ik gedaan. Ik was boos over hoe het over de rechtszaak was verlopen en wat ze over mij zeiden. Er klopte niets van wat de politieagent over mij zei. De officier lachte mij ook uit tijdens de rechtszaak. Ik was hier ook boos over. Ik heb dit gedaan en daar hoef ik niet over te liegen.
[…]
V: Er is nog een ander tapgesprek vastgelegd onder ON5R002041, TA006 en sessie 15741. Dit is een gesprek met [bedrijf 4] oftewel [naam 5] op 24-6-2022 om 08:12 uur.
In dit gesprek zeg jij dat je verwacht 173.000,- euro te krijgen voor een rijbewijs zaak. Je zegt dat je de mail uit België helemaal hebt aangepast en daardoor de bewijsvoering rond hebt.
Wat kun je hierover verklaren.
A: Dat klopt zie mijn eerder antwoord.
V: Heb je de mail van België doorgestuurd toen je deze hebt gekregen toen zei je ja. Nu zeg je dat je deze hebt aangepast.
A: In eerste mail die ik van hem heb gekregen heb ik doorgestuurd. De tweede mail die is gestuurd heb ik zelf in elkaar gezet omdat de eerste mail niet voldoende bleek te zijn.
V: Wij gaan er vanuit dat de mail waar je hierover spreekt in tap gaat over de mail wisseling tussen jou en [naam 2] . Klopt dat?
A: Klopt gaat over die mails.
V: Wat heb je aangepast in deze mail?
A: Ik heb de onderbouwing erin gezet hoe de prijs werd opgebouwd. De eerste heb ik ook voor geciteerd aan [naam 2] .
V: In het andere lopende onderzoek is de inhoud van jou telefoon tactisch bekeken. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bron: ON5R022041-730. In jou telefoon hebben we 3 mailtjes gevonden welke verband houden tot [naam 2] .

1 mail waarin je zelf een voorstel stuurt wat [naam 2] ongeveer moet maken.

1 mail waarin [naam 2] antwoord geeft met een soortgelijke tekst als dat door jou naar hem verstuurd is.

en vervolgens 1 mail welke heel erg uitgebreid is, wat hierin opvalt is dat zowel de verzendende mail als de ontvangende mail[e-mailadres 2]betreft. Deze mail verstuur je dus aan jezelf.
Wat kun je hierover verklaren?
A: Wat ik zeg die heb ik zelf gemaakt.
[…]
V: Wij hebben in deze zaak [naam 2] benaderd en hij is bereid geweest een getuigenverklaring af te leggen.
Hij heeft aan ons verklaart dat er helemaal geen werk in België was. Volgens [naam 2] is er contact geweest maar is het nooit tot een opdracht gekomen. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dit klopt er was geen werk.
[…]
O: Op basis van bovenstaande zijn wij van mening dat jij gepoogd hebt om het openbaar ministerie op te lichten en de Staat onrechtmatig geld afhandig te maken.
V: Wat vind je daarvan als ik het zo stel?
A: Enerzijds ben ik daar mee eens […] [8]
Deze schadepost is in het aangepaste verzoekschrift van 08 februari 2023 niet langer gehandhaafd.
Op grond van het vorengaande overweegt de rechtbank dat verzoeker de in het oorspronkelijke verzoekschrift onder II-a genoemde schade niet heeft geleden en met valselijk opgemaakte stukken geprobeerd heeft deze schade vergoed te krijgen. Op de gevolgen hiervan met betrekking tot de beoordeling van het verzoekschrift komt de rechtbank later terug.
Opdracht Utrecht
In het verzoekschrift van 11 maart 2022 is door verzoeker gesteld dat zijn bedrijf, [bedrijf 1] , vanwege de inhouding van zijn rijbewijs aanvullende kosten heeft moeten maken voor een project in Utrecht. Deze bestonden volgens hem uit € 19.000,- voor het verlengen van de huurperiode van enkele steigers en € 15.000,- voor het inhuren van extra personeel.
Ter onderbouwing zijn onder andere enkele facturen van het bedrijf ‘ [bedrijf 5] ’ overgelegd, alsmede een zogeheten ‘mandagenregister’ [9] .
In het e-mailbericht van de officier van justitie van 12 september 2022 wordt hierover het volgende opgemerkt:

Verder viel de politie op dat verzoeker ook over de andere 2 gestelde posten van omzetderving leek te spreken. Zo deelde hij mede in het gesprek met een onbekend gebleven persoon op 15-6-2022 dat hij vanwege zijn rijbewijs een aantal claims had ingediend ‘die hij had verzonnen natuurlijk’. Verzoeker noemde in dit kader ‘de job in Utrecht waarover hi had gezegd daar 6 weken mee bezig te zijn geweest en een steiger had moeten huren à € 35.000.’ Hij leek er zelf verbaasd van te zijn dat deze post ‘zo’ was goedgekeurd (zie gesprek tussen [verzoeker] en [telefoonnummer] 15-6-2022).
Over laatstgenoemde 2 posten was in het verzoekschrift opgenomen dat schade was ontstaan door vertraging in een project in Utrecht aan de [straat] . Reden voor die vertraging was dat verzoeker als enige bevoegd en beschikbaar was om ‘groot materieel’ te verplaatsen langs de openbare weg. Er moesten extra steigers worden gehuurd en er moest extra personeel worden ingehuurd.
[…]
De politie heeft vandaag, aan het eind van de middag, het als bijlage meegezonden e-mailbericht van [naam 7] van [bedrijf 6] aan verzoeker d.d. 1 juni 2021 in de telefoon van verzoeker aangetroffen. Gezien de strekking en het tijdstip kan de conclusie worden getrokken dat dit bericht betrekking heeft op de door verzoeker gestelde vertraging in het project in Utrecht aan de [straat] . Echter, wat opvalt is dat de reden voor de vertraging -volgens dit bericht- te maken had met ‘het ontbreken van een machine’, die het bedrijf [bedrijf 6] uiteindelijk zelf had gevonden. En niet dat er niemand beschikbaar zou zijn om ‘groot materieel’ te besturen vanwege de inhouding van verzoekers rijbewijs, zoals verzoeker stelde.
In dit verband merkt de rechtbank tevens het volgende op naar aanleiding van de in het proces-verbaal ten behoeve van de verdenking van poging tot oplichting van de Staat der Nederlanden [10] opgenomen stukken.
Uit de opgenomen telefoongesprekken komt het volgende naar voren:

[…]
Op 15-06-2022 vindt er een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 8] [telefoonnummer] […]
[verzoeker] zegt 117.883,- euro te krijgen van OM ivm zijn rijbewijs. [verzoeker] had daarvan een aantal claims ingediend die hij had verzonnen natuurlijk. Zijn advocaat had gezegd dat hem dit nooit zou lukken maar toch gelukt. Zelfs die job in Utrecht had hij gezegd 6 weken daarmee bezig te zijn geweest en een steiger had moeten huren a 35.000 euro. De officier had dit zo goedgekeurd, zo heeft hij alles ingediend en gekregen. [verzoeker] vond het wel prima. NN zegt dat de mensen met de grootste bek, alles voor elkaar krijgen. [verzoeker] is altijd kei netjes geweest. Ze kennen alles toe, de rechter viel daarbij bijna zelfs van zijn stoel dat de officier alles toe kende. […] [11]
Bovendien blijkt uit het verhoor van verzoeker als verdachte op 20 december 2022 het volgende:

[…]
V: Er is nog een ander tapgesprek vastgelegd onder ON5R022041, TA008 en sessie 4186. Dit is een gesprek met tenaamgestelde [naam 8] op 15-06-2022 om 16:38 uur.
In dit gesprek zeg jij dat je van het OM 117.683,- euro krijgt in verband met je rijbewijs. Je verteld in dit tapgesprek dat je een aantal claims hebt ingediend die verzonnen zijn. Je verteld dat je advocaat jou had verteld dat je dit nooit zou lukken. Zelfs de job in Utrecht had je gezegd 6 weken daarmee bezig te zijn geweest en een steiger te hebben moeten huren van 35.000,- euro.
Wat kun je hierover verklaren?
[…]
A: […]
Ik heb geen steiger hoeven te huren want die stond er al. Ik heb het geld wel misgelopen maar ik heb geen steiger gehuurd voor 35.000 euro. […]
O: Op basis van bovenstaande zijn wij van mening dat jij gepoogd hebt om het openbaar ministerie op te lichten en de Staat onrechtmatig geld afhandig te maken.
V: Wat vind je daarvan als ik het zo stel?
A: Enerzijds ben ik daar mee eens […] [12]
De gedeelten van deze schadepost die zien op € 19.000,- voor een langere huurperiode van de steigers en de aanvullende personeelskosten van € 5.000,- zijn in het aangepaste verzoekschrift van 08 februari 2023 niet gehandhaafd. Het gedeelte dat ziet op de extra personeelskosten in Utrecht van € 15.000,- is wel gehandhaafd.
De rechtbank overweegt dat in de later toegevoegde bijlage 13 bij het door de toenmalige raadsvrouw ingediende oorspronkelijke verzoekschrift een overzicht van (een deel van) de boekhouding van het bedrijf van verzoeker, [bedrijf 1] , is opgenomen. [13] Deze ziet op de periode van januari 2020 tot en met december 2021. In het overzicht van debiteuren en crediteuren komt in mei 2021 de naam ‘ [bedrijf 6] ’ voor, hetgeen overeenkomt met de periode waarnaar de officier van justitie in zijn e-mailbericht van 12 september 2022 verwijst. Uit de facturen van [bedrijf 5] volgt dat op 05 juli 2021 een bedrag van € 10.000,- is gefactureerd en op 26 juli 2021 een bedrag van
€ 5.000,-, maar dit bedrijf komt niet voor in de maandrapportage juli 2021 waar de facturen wel op zien. Weliswaar komt een kostenpost van € 15.000,- o.v.v. [bedrijf 5] voor in de maandrapportage november 2021, maar geenszins valt te verifiëren dat die ziet op de facturen van juli 2021. Overigens is de rechtbank van oordeel dat, zoals de officier van justitie in zijn e-mailbericht van 12 september 2022 ook opmerkt, uit het bericht van [bedrijf 6] van 01 juni 2021 volgt dat de vertraging gelegen was in het ontbreken van een machine en niet in een tekort aan personeel.
Aldus is niet onderbouwd dat de facturen van [bedrijf 5] zien op een door verzoeker gemiste klus in Utrecht ( [naam 9] ) als gevolg van het niet kunnen beschikken over zijn rijbewijs.
Op grond van het voorgaande overweegt de rechtbank dat er sterke aanwijzingen zijn dat verzoeker de in het oorspronkelijke verzoekschrift onder II-b en II-c genoemde schade niet heeft geleden, maar heeft gefingeerd. Op de gevolgen hiervan met betrekking tot de beoordeling van het verzoekschrift komt de rechtbank later terug.
Overwegingen ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand
a.
Kosten ten behoeve van de beklagprocedure met betrekking tot het rijbewijs en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak
Indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman. De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In het verzoekschrift van 11 maart 2022 is ten aanzien van de aan verzoeker verleende rechtsbijstand in de beklagprocedure die zag op het ingehouden rijbewijs een bedrag van € 2.154,63 verzocht. Ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak is een bedrag van € 990,- verzocht. Hiertoe is een totaaloverzicht van de gemaakte kosten overgelegd, dat het in het petitum opgenomen bedrag overstijgt [14] .
Blijkens het gewijzigde verzoekschrift van 08 februari 2023 is het onder deze post verzochte bedrag verhoogd naar € 13.843,29, omdat dat de werkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand betreft.
De rechtbank merkt in dit verband op dat in het aangepaste verzoekschrift ongeveer € 10.000,- meer wordt verzocht dan in het oorspronkelijke verzoekschrift. De raadsvrouw heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van de beweegredenen van de toenmalige raadsvrouw om slechts een aantal specifieke posten te declareren in plaats van alle in het totaaloverzicht genoemde kosten. Er is wellicht sprake van een omissie, maar het uitgangspunt van verzoeker is om alle gemaakte kosten vergoed te krijgen.
Daarnaast valt op dat in paragraaf 25 van het oorspronkelijke verzoekschrift wordt gesteld dat verzoeker ‘de volledige advocaatkosten’ vergoed wenst te zien, terwijl nu blijkt dat in het petitum dus slechts een deel van de kosten wordt gevorderd.
Kosten ten behoeve van de onderhavige verzoekschriftprocedure
De rechtbank overweegt dat het standpunt van de raadsvrouw ten aanzien van de forfaitaire vergoeding van € 680,-, namelijk dat de omvang van de verrichte werkzaamheden in de huidige procedure aanmerkelijk groter is dan gebruikelijk en derhalve noopt tot een hogere forfaitaire vergoeding, weliswaar begrijpelijk is, maar dat de ratio van een forfaitaire vergoeding mede daarin ligt om discussie over de financiële waardering van de verrichte werkzaamheden te voorkomen. De omvang van de werkzaamheden en de ten behoeve daarvan gemaakte kosten zullen per procedure verschillen, maar dit maakt niet dat de rechtbank redenen ziet om in dit specifieke geval af te wijken van het standaard voorgeschreven bedrag. Bovendien is de reden dat de omvang van de verrichte werkzaamheden groter is dan gebruikelijk te wijten aan de opstelling van verzoeker zelf.
Wat van het voorgaande ook zij, voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de onder III) genoemde schadeposten toekomt, dient deze de vraag te beantwoorden of het verzoekschrift ten aanzien van deze posten ontvankelijk is.
Er zijn redenen om aan te nemen dat de proceskosten niet daadwerkelijk ten laste van verzoeker zijn gekomen, aangezien de facturen die zien op de kosten van rechtsbijstand zijn verzonden aan het bedrijf van verzoeker, [bedrijf 1] , en niet aan verzoeker als natuurlijk persoon. Gegeven de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 oktober 2022 [15] en het gerechtshof Amsterdam van 08 november 2022 [16] zou dit kunnen strekken tot de niet-ontvankelijkheid van verzoeker in zijn verzoek om schadevergoeding, in ieder geval waar het ziet op de gevorderde kosten van rechtsbijstand.
Anderzijds is door verzoeker expliciet gesteld dat de facturen weliswaar zijn verzonden aan [bedrijf 1] , maar dat hij als directeur van dit bedrijf de kosten daadwerkelijk zelf heeft gemaakt. In het kader van de verzoekschriftprocedure is de rechtbank van oordeel dat, marginaal toetsend, verwevenheid tussen verzoeker en zijn onderneming dient te worden aangenomen. In dit verband wordt verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2020. [17] Hierom ziet de rechtbank alsnog reden voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoekschrift op alle punten.

Beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is misbruik van procesrecht en of – als daarvan sprake is – dit al dan niet betekent dat het verzoek integraal dient te worden afgewezen.
Op grond van hetgeen hiervoor onder II is overwogen, blijkt dat gaande de onderhavige verzoekschriftprocedure informatie bekend is geworden waaruit mag worden aangenomen dat verzoeker ten aanzien van diverse schadeposten vanaf indiening van het verzoekschrift heeft getracht de Staat der Nederlanden op te lichten met gebruikmaking van vervalste gegevens.
Ten aanzien van het project in België heeft verzoeker in zijn verdachtenverhoor van 20 december 2022 bij de politie bekend dat hij uit woede en frustratie over de in zijn ogen onterechte rechtsgang met betrekking tot de vermeende snelheidsovertreding een schadepost van € 135.000,- aan omzetderving wegens een verloren project in België heeft verzonnen. Hij heeft hiertoe tweemaal, op verschillende data vóór en ná de heropening van het onderzoek ter zitting, valse e-mailberichten opgesteld respectievelijk laten opstellen met de strekking dat het – onterecht – ingehouden rijbewijs de grondslag vormde voor het kwijtraken van de mondeling overeengekomen opdracht en derhalve het mislopen van het genoemde bedrag aan inkomsten voor zijn onderneming. Dit blijkt niet louter uit zijn bekennende verklaring, maar ook uit de getuigenverklaring van de heer [naam 2] en het onderzoek aan zijn telefoon (de tapgesprekken).
Ten aanzien van het project in Utrecht heeft verzoeker in zijn verdachtenverhoor van 20 december 2022 bij de politie verklaard dat hij geen aanvullende kosten voor steigerhuur heeft gemaakt. Ook deze schadepost, ter grootte van € 19.000,-, zou dus zijn verzonnen.
Voor wat betreft het resterende bedrag van € 15.000,-, te weten voor het inhuren van extra personeel, heeft verzoeker onvoldoende onderbouwing gegeven. Uit het e-mailbericht van [bedrijf 6] van 01 juni 2021 volgt namelijk dat de vertraging aan het project gelegen is het ontbreken van machines, en niet in een tekort aan personeel. Bovendien volgt uit het onderzoek aan de telefoon en de beluisterde telefoongesprekken dat verzoeker ‘een aantal’ posten valselijk heeft opgemaakt, en wordt in dit verband door verzoeker zelf gerefereerd aan het project in Utrecht. Ten slotte verklaart verzoeker in zijn verdachtenverhoor expliciet dat hij de kosten voor steigerhuur, te weten € 19.000,-, niet heeft gemaakt.
Gelet op het bovenstaande kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat er sprake is geweest van een van meet af aan vooropgezet plan van verzoeker om zijn legale ingang tot het verkrijgen van schadevergoeding, via de onderhavige verzoekschriftprocedure, te misbruiken voor het verkrijgen van vergoedingen voor niet bestaande – gefingeerde – schadeposten. Bovendien heeft verzoeker hiertoe kennelijk valse stukken opgemaakt of laten opmaken en deze als ware deze echt en onvervalst aan de rechtbank overgelegd. Daarbij heeft hij zijn plan gecontinueerd, ook nadat de rechtbank het onderzoek heeft heropend om verzoeker gelegenheid te bieden zijn initieel gestelde schadepost nader te onderbouwen. Het heeft er vooralsnog dan ook alles van weg dat verzoeker met zijn slinkse werkwijze via onderhavige verzoekschriftprocedure moedwillig heeft getracht de Staat der Nederlanden voor ruim anderhalve ton ‘te tillen’, omdat hij vond dat hij in de procedure rond de inhouding van zijn rijbewijs onheus is bejegend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker aldus misbruik gemaakt van de hem ter beschikking staande legale processuele mogelijkheden tot schadevergoeding van (eventuele)
werkelijkgeleden schade. Hieraan doet niet af dat de schadeposten die zagen op de opdracht in België en de extra kosten voor steigerhuur op de zitting van 08 februari 2023 zijn ingetrokken en strikt genomen niet meer ter beoordeling voorliggen. Het opvoeren van die gefingeerde schadeposten alsook de – in de visie van de rechtbank – gefingeerde opdracht ‘project Utrecht’ in de onderhavige verzoekschriftprocedure en het voortzetten van het vooropgezet plan na de heropening van het onderzoek onder de hiervoor omschreven omstandigheden, dient naar het oordeel van de rechtbank door te werken in de beoordeling van de overige wel gehandhaafde schadeposten. Omdat aldus sprake is van misbruik van procesrecht heeft verzoeker in de visie van de rechtbank zijn recht op vergoeding van de niet-ingetrokken schadeposten verspeeld, omdat gronden van billijkheid zich tegen (beoordeling en eventuele) vergoeding (daarvan) verzetten. Dit betekent dat het verzoek in zijn geheel wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
-
wijst afhet verzoek tot schadevergoeding.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y.H.M. Marijs, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 08 maart 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte (de verzoeker) of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Voetnoten

1.
2.Dossiernummer PL0600-2022556649, opgemaakt door verbalisant [naam 10] van de politie Eenheid Oost-Nederland, en gesloten op 23 december 2022
3.Proces-verbaal van bevindingen, nr. 730, opgemaakt door verbalisant [naam 4] , pag. 48 – 51
4.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, nr. 730, opgemaakt door verbalisant [naam 4] , pag. 54
5.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, nr. 730, opgemaakt door verbalisant [naam 4] , pag. 56
6.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, nr. 730, opgemaakt door verbalisant [naam 4] , pag. 59
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , nummer PL0600-2022556649-3, pag. 62 – 63
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verzoeker] , nummer PL0600-2022556649-4, pag. 66 – 69
9.Deze zijn later toegevoegd als losse bijlage nr. 12 bij het verzoekschrift, en zijn opgenomen op pag. 18 – 23 van het proces-verbaal met dossiernummer PL0600-2022556649.
10.Dossiernummer PL0600-2022556649, opgemaakt door verbalisant [naam 10] van de politie Eenheid Oost-Nederland, en gesloten op 23 december 2022
11.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, nr. 730, opgemaakt door verbalisant [naam 4] , pag. 55
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verzoeker] , nummer PL0600-2022556649-4, pag. 68 – 69
13.Dit overzicht is opgenomen op pag. 24 – 47 van het procesdossier met dossiernummer PL0600-2022556649
14.Deze zijn gevoegd als bijlagen nrs. 14 en 15 bij het verzoekschrift