ECLI:NL:GHAMS:2022:3189

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
000589 (530 Sv) en 000588-22 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand eiste in verband met zijn voorlopige hechtenis en de strafzaak met parketnummer 23-002926-20. Het verzoekschrift is op 20 juli 2022 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 6 september 2022 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 25 oktober 2022 was de verzoeker niet aanwezig.

De verzoeker vorderde een schadevergoeding van € 4.990,00 voor de schade die hij zou hebben geleden door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, alsook € 21.957,46 voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 680,00 voor kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de schadevergoeding van € 4.990,00.

Wat betreft de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak, oordeelde het hof dat een bedrag van € 14.165,06 was gefactureerd aan een B.V. en niet aan de verzoeker zelf, waardoor deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Echter, de kosten van € 7.792,40 voor rechtsbijstand in hoger beroep werden wel toegewezen, omdat deze ten laste van de verzoeker waren gekomen. Daarnaast werd een vergoeding van € 680,00 voor de kosten in de verzoekschriftprocedure toegewezen.

De totale vergoeding die aan de verzoeker werd toegekend, bedraagt € 13.462,40, welke onmiddellijk moet worden overgemaakt op een door het hof aangegeven bankrekening. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000589 (530 Sv) en 000588-22 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002926-20
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1959,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. T.W.B. Gijsberts,
Herengracht 478, 1017 CB te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 20 juli 2022 ingekomen.
Op 6 september 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 oktober 2022 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.990,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 21.957,46;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 23 mei 2022 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
De verzoeker is op 8 juni 2019 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 11 juni 2019 de voorlopige hechtenis van de verzoeker bevolen. De verzoeker is op 26 juli 2019 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door de verzoeker de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 4.990,00.
Ad b
Het hof merkt op dat een bedrag van € 14.165,06 voor de kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in eerste aanleg is gefactureerd aan ‘ [bedrijf01] B.V.’ en dus niet aan de verzoeker. Naar het oordeel van het hof komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking, nu noch uit het verzoekschrift noch tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk ten laste zijn gekomen van de verzoeker dan wel dat de B.V. een vordering heeft of heeft gehad op de verzoeker ten aanzien van die kosten.
De gevraagde vergoeding van € 7.792,40 voor de kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in hoger beroep komt naar het oordeel van het hof wel voor vergoeding in aanmerking, nu ten aanzien van deze kosten wel is gebleken dat deze ten laste zijn gekomen van de verzoeker.
Ad c
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 4.990,00 (vierduizend negenhonderdnegentig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 8.472,40 (achtduizend vierhonderdtweeënzeventig euro en veertig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, P.F.E. Geerlings en R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 8 november 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 13.462,40 (dertienduizend vierhonderdtweeënzestig euro en veertig cent) op bankrekeningnummer [iban_nummer01] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Meijers Canatan advocaten o.v.v. [bedrijf01] / schade.
Amsterdam, 8 november 2022,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter.