Op 28 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend op 11 maart 2022 door de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van den Brink, advocaat te Barneveld. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 90.027,36, ter dekking van kosten voor rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 14 oktober 2022 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De advocaat stelde dat het volledige bedrag toegewezen moest worden, omdat alle kosten voor rekening van de B.V. van de verzoeker waren gekomen en de verzoeker zelf geen schade had geleden.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker inderdaad geen schade heeft geleden, aangezien de kosten in een andere verzoekschriftprocedure al waren beoordeeld en grotendeels toegewezen. Hierdoor had de verzoeker geen belang meer bij de behandeling van het huidige verzoekschrift. De rechtbank heeft daarom de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De beslissing is genomen door de raadkamer, bestaande uit de rechters R.P. Broeders (voorzitter), J.C.A.M. Los en R.J.H. de Brouwer, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022. De griffier, mr. J. van Eekelen, was ook aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeker en het Openbaar Ministerie geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen respectievelijk een maand en veertien dagen hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.