ECLI:NL:RBGEL:2023:1989

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/05/414928 / JE RK 23-137 en C/05/414620 / FA RK 23-316
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van de gecertificeerde instelling en omgangsregeling in voogdijzaken

In deze zaak heeft de vader verzocht om de vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) als voogdes van zijn minderjarige kind en om uitbreiding van de omgangsregeling. De rechtbank Gelderland heeft op 24 maart 2023 uitspraak gedaan. De vader, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat de huidige omgangsregeling niet in het belang van het kind is en dat hij niet gehoord wordt door de GI. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI geen bereidverklaring heeft afgegeven om de voogdij te aanvaarden, wat een vereiste is volgens de wet. Hierdoor heeft de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vervanging van de GI. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de omgangsregeling uit te breiden afgewezen, omdat de huidige regeling het hoogst haalbare is voor het kind, dat al bijna tien jaar bij de pleegouders woont. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de huidige situatie niet onveilig is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de communicatie tussen de vader en de GI verbeterd moet worden voor het welzijn van het kind. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/414928 / JE RK 23-137 (vervanging voogdij) en
C/05/414620 / FA RK 23-316 (omgangsregeling)
Datum uitspraak: 24 maart 2023
beschikking voogdij en omgangsregeling
in de zaak van
[verzoeker]
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.J.W. van Kesteren te Amsterdam,
betreffende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
de kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
[naam instelling],
hierna te noemen: de GI,
[plaats] ,
[naam pleegouders]
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats] ,
de kinderrechter merkt als informant aan:
[naam moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 27 januari 2023;
- het verweerschrift van de GI ingekomen bij de griffie op 22 februari 2023.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 17 maart 2023 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. L.J.W. van Kesteren;
- de moeder;
- de pleegouders;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
[de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening over het verzoek aan de rechtbank te geven. Zij heeft op 13 februari 2023 een e-mail gestuurd en daarmee haar mening kenbaar gemaakt.
1.4.
De vader heeft gevraagd om bijzondere toegang te verlenen aan zijn partner. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er al veel verschillende betrokkenen zijn in deze zaak en de partner niet als belanghebbende of informant kan worden aangemerkt.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna
te noemen [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont sinds mei 2013 bij de pleegouders (tevens zijnde de moeder en de stiefvader vaderszijde).
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 12 juli 2017 is de voogdij over [de minderjarige] toegewezen aan de GI.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt, om bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, kosten rechtens:
  • de omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader te wijzigen zoals omschreven in sub 2.4 van dit verzoekschrift, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
  • de GI te vervangen en de nieuwe GI als voogdes aan te stellen, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht.
Omgangsregeling
3.2.
In sub 2.4. van het verzoekschrift staat het navolgende. De vader heeft recht en belang bij een uitbreiding van de omgangsregeling en ziet graag dat de navolgende omgangsregeling tussen hem en de minderjarige wordt vastgesteld, waarbij de minderjarige bij hem verblijft gedurende:
  • eenmaal in de veertien dagen gedurende de even weken van vrijdag uit school tot en met zondag 21:00 uur;
  • de helft van de zomervakanties, te weten in de even jaren tijdens de laatste drie weken en in de oneven jaren tijdens de eerste drie weken;
  • de voorjaarsvakantie in de oneven jaren;
  • de helft van de meivakanties, te weten in de even jaren tijdens de eerste week en in de oneven jaren tijdens de tweede week;
  • de herfstvakantie in de even jaren;
  • de helft van de kerstvakantie, te weten in de even jaren in de eerste week en in de oneven jaren tijdens de tweede week, met uitzondering van de kerstdagen, waarbij de minderjarige bij de vader is in de even jaren vanaf Kerstavond 19:00 uur tot en met Eerste Kerstdag 19.00 uur en in de oneven jaren vanaf Eerste Kerstdag 19:00 uur tot en met de dag na Tweede Kerstdag om 10.00 uur;
  • vaderdag, vanaf zaterdagavond 18:00 uur tot en met zondag (vaderdag) om 18:00 uur;
  • op de verjaardag van de vader (15 februari), de verjaardag van zijn echtgenote (8 juli) en hun trouwdag (16 augustus), vanaf de avond daarvoor om 18:00 uur tot en met de volgende dag naar school / 10:00 uur;
  • Pinksteren en Pasen vanaf de eerste dag (zondag) 19.00 uur tot de tweede dag om 19.00 uur.
3.3.
De vader licht zijn verzoeken als volgt toe. Voor het contact tussen [de minderjarige] en de vader is een omgangsschema opgesteld. Dit schema is gemaakt zonder overleg met de vader. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader zou worden uitgebreid, nadat de vader het hulpverleningstraject zou hebben afgesloten. [de minderjarige] heeft een goede band met de stiefmoeder. De vader en de moeder hebben goed contact met elkaar. [de minderjarige] wil meer omgang met de vader. De vader denkt dat [de minderjarige] wel meer contact met hem aankan. [de minderjarige] vraagt altijd om langer te blijven en ze wil het liefste bij de vader wonen. Zowel de vader als de GI kunnen een verzoek doen om uitbreiding van de omgang op basis van artikelen 1:377a en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de uitspraak van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:943). De GI had het schema aan de rechtbank moeten voorleggen en dat hebben zij niet gedaan. Het had ook op de weg van de GI gelegen om met de ouders te overleggen welke dagen voor hen belangrijk zijn. Het is jammer dat [de minderjarige] moest kiezen tussen belangrijke data en niet op meerdere belangrijke dagen bij de vader kan zijn.
Vervanging voogd3.4. De vader voelt zich niet gehoord. Hij krijgt geen duidelijk antwoord op vragen. De GI heeft alleen contact met de vader middels een tussenpersoon. Er is een gebrek aan communicatie, waardoor er geen constructieve samenwerking meer mogelijk is. De GI voert de taken niet goed uit, aldus de vader. [de minderjarige] is niet op haar gemak en voelt zich niet veilig bij de GI, omdat er informatie van haar aan de pleegouders wordt doorgespeeld. Er is geen bereidverklaring van een GI noodzakelijk om de voogdij uit te voeren, omdat deze verklaring niet van een natuurlijk persoon kan worden verwacht. Dit blijkt uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2023 (ECLI:NL:RBROT:2020:1710) en uit artikel 1:259 van het BW. Het is mogelijk helpend om iemand met een frisse blik naar het dossier te laten kijken.

4.Het verweer van de GI

4.1.
De GI verzoekt om de verzoeken van de vader af te wijzen. De GI motiveert de afwijzing als volgt.
Omgangsregeling
4.2.
De GI heeft in 2022 de belangrijke data aan de vader gevraagd. In 2023 is het omgangsrooster gemaakt in overleg met [de minderjarige] . Zij is immers vijftien jaar. De vader en stiefmoeder hadden als voorwaarden gekregen dat zij individuele hulp moeten zoeken, maar dat hebben zij nagelaten. In februari 2023 is de omgang noodgedwongen stopgezet.
De huidige regeling is het hoogst haalbare. De vader kan spontane bezoekjes afstemmen met de GI. De vader heeft daar geen gebruik van gemaakt.
Vervanging voogd
4.3.
[de minderjarige] ontwikkelt zich positief en ze ontwikkelt zich niet onveilig. Er is geen constructieve samenwerking met de ouders mogelijk, vanwege de felle boosheid van de ouders en de onheuse bejegening van de ouders richting de GI. Daarom is er een andere contactpersoon betrokken om de communicatie met de ouders op zich te nemen. [de minderjarige] en de voogd kunnen het goed met elkaar vinden. Er is een prettige samenwerking. Er is al zes jaar intensief contact. De vader heeft niet aangevoerd welke andere GI de voogdij moet uitvoeren en ook is er geen bereidverklaring van een andere GI. Een zitting brengt onrust voor [de minderjarige] . [de minderjarige] wordt jaarlijks belast met zittingen, omdat de ouders jaarlijks een procedure starten. De problemen ten aanzien van de loyaliteit moeten worden voorkomen. De ouders stellen eigen behoeften voor op de behoeften van [de minderjarige] .

5.Het standpunt van de pleegouders

5.1.
De pleegouders vinden de procedures zeer schadelijk voor [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zelf gekozen welke dagen zij naar haar ouders wil. De pleegouders hebben hier geen invloed op gehad.

6.Het standpunt van de Raad

6.1.
De Raad geeft aan dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict is beland. Het zou voor haar fijn zijn als alle betrokkenen in de situatie zouden berusten. Het zou mooi zijn als de betrokkenen met zijn allen in gesprek kunnen over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft goed contact met de voogd en er is dan ook geen reden om de voogd te wijzigen. Dit is niet in haar belang.

7.De beoordeling

Omgangsregeling
7.1.
Op grond van artikel 1:377a BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
7.2.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat [de minderjarige] inmiddels al bijna tien jaar bij de pleegouders woont. [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een laag intelligentieniveau. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader bestaat nu uit ongeveer één dag per drie weken. Door de GI is bewust voor de huidige frequentie van de omgang gekozen, omdat [de minderjarige] op dit moment niet meer aankan. De huidige omgangsregeling met de vader is de hoogst haalbare, aldus de GI. De rechtbank vindt het verzoek van de vader om de omgangsregeling aanzienlijk uit te breiden dan ook niet in het belang van [de minderjarige] en wijst daarom het verzoek van de vader af. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om de omgangsregeling met een overnachting uit te breiden, laat staan met een weekend met twee overnachtingen, zoals de vader heeft verzocht. De Raad heeft aangegeven dat [de minderjarige] last heeft van de slechte verstandhouding tussen de vader en de pleegouders. Net als de Raad, vindt de rechtbank het wenselijk dat de vader met de GI (middels de tussenpersoon) in gesprek gaat over hoe een en ander voor [de minderjarige] is. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de vader via de huisarts hulp gaat zoeken om een coach te verkrijgen, zodat hij hulp krijgt bij het voeren van gesprekken en het leren omgaan met zijn emoties. De rechtbank geeft de vader verder in overweging te onderzoeken of en hoe de relatie met de pleegouders kan worden verbeterd. Wanneer de samenwerking tussen de vader aan de ene kant en de GI en pleegouders aan de andere kant zal verbeteren staat het belang van [de minderjarige] voorop. Zij heeft er nu last van dat die relatie niet goed is en het zou [de minderjarige] enorm helpen als die relatie zou verbeteren.
Vervanging voogd
7.3.
Ingevolge artikel 1:302 lid 1 BW kan de rechter de voogdij opdragen aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Uit het bepaalde in artikel 1:280 sub b BW in samenhang met artikel 1:302 lid 1 BW volgt dat vóór aanvang van de voogdij, de gecertificeerde instelling moet verklaren de voogdij te willen aanvaarden. De gecertificeerde instelling verklaart zich hiermee aan de rechter bereid om de voogdij op zich te willen nemen. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring ontbreekt. De GI heeft hier in haar verweerschrift op gewezen. De vader neemt hierover een ander standpunt in en verwijst naar de voornoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2023 en artikel 1:259 BW. Deze uitspraak en het artikel zien echter op de vervanging van de GI bij de uitvoering van een ondertoezichtstelling en is dan ook niet van toepassing in deze situatie, aangezien er een andere wettelijke grondslag geldend is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat er geen GI is die zich bereid heeft verklaard de voogdij over [de minderjarige] te aanvaarden, is niet aan de wettelijke vereisten voldaan, zodat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.
7.4.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Ook in het geval dat de vader wel een GI had gevonden die zich bereid had verklaard de voogdij over [de minderjarige] te aanvaarden, had de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank is in overeenstemming met de Raad van oordeel dat de vervanging van de GI niet in het belang is van [de minderjarige] . Uit wat de vader heeft aangevoerd is niet gebleken dat de GI haar taken als voogdes op een niet verantwoorde wijze uitoefent. Dat de ouders ‘geen klik’ met de uitvoerende voogdes hebben en zich niet gehoord voelen, is daarvoor niet voldoende. Daarbij komt dat er eerder al een andere uitvoerende voogd was en daar hadden de ouders ook geen goede band mee. Het belangrijkste argument echter waarom de rechtbank het verzoek zou afwijzen is dat [de minderjarige] en de uitvoerend voogd juist wel een goede band hebben en de rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat deze band, na zoveel jaren van intensieve begeleiding, niet verbroken wordt.
Proceskosten
7.5.
Gelet op de relatie tussen partijen bepaalt de rechtbank dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van de vervanging van de voogdij;
8.2.
wijst het verzoek van de vader ten aanzien van de omgangsregeling af;
8.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Bruin, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.P.A.J.H. van den Hoogen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.