ECLI:NL:RBGEL:2023:1934

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
05.135335.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van aanranding van de eerbaarheid door een dansdocent tegen meerdere vrouwelijke cursisten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een dansdocent die beschuldigd werd van het aanranding van zes vrouwelijke cursisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende verschillende periodes tussen 2011 en 2021, zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen. De feiten omvatten het betasten van borsten en billen, het geven van ongewenste kussen en het drukken van zijn erectie tegen de lichamen van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van beïnvloeding en groepsdruk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als dansleraar en dat de handelingen seksueel van aard waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een verbod op het geven van een-op-een danslessen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.135335.22
Datum uitspraak : 6 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] .
Raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
- [Slachtoffer 1]
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 november 2017 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst(en) en/of haar billen te betasten en/of zijn (stijve) penis tegen haar lichaam te drukken//houden;
- [Slachtoffer 2] :
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst(en) en/of haar billen te betasten en/of zijn (stijve) penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen;
- [Slachtoffer 3] :
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 juli 2013 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst(en) te betasten en/of zijn (stijve) penis tegen haar
lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen;
- [Slachtoffer 4] :
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst(en) te betasten en/of zijn (stijve) penis tegen haar lichaam te drukken/houden;
- [Slachtoffer 5] :
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 november 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door zijn (stijve) penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen en/of zijn hand onder haar shirt te brengen en/of (hierbij) haar borststreek te betasten;
- [Slachtoffer 6] :
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 november 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door haar billen te betasten en/of zijn (stijve) penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen en/of haar hoofd in zijn, verdachtes, schaamstreek te drukken/houden;
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
dat/die erin heeft/hebben bestaan dat verdachte, een of meerdere malen, tijdens groepslessen en/of privélessen, terwijl hij met voornoemde vrouwen aan het dansen en/of oefenen was in zijn, verdachtes, dansschool,
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en/of voornoemde vrouwen hiermee heeft overrompeld en/of
- tegen voornoemde vrouwen heeft gezegd dat voornoemde ontuchtige handelingen onderdeel uitmaakten van en/of hoorden bij een dans en/of een oefening en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen heeft verricht tijdens het maken van een (liggende) bodyroll en/of een koprol, waardoor voornoemde vrouwen beperkte bewegingsvrijheid hadden en/of
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin voornoemde vrouwen zich ten opzichte van hem bevonden, immers was verdachte de dansdocent en/of eigenaar van de dansschool waar voornoemde vrouwen dansles volgden en/of
- zich dwingend en/of dominant en/of directief heeft opgesteld, waardoor voornoemde vrouwen zich niet, althans onvoldoende aan voornoemde ontuchtige handelingen konden en/of durfden te onttrekken en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van voornoemde vrouwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters onbetrouwbaar zijn vanwege onderlinge beïnvloeding en afstemming. De raadsvrouw betwist dat verdachte gezegd zou hebben dat de ten laste gelegde handelingen deel uitmaakten van een dans of oefening. Naar de mening van de raadsvrouw blijkt uit het dossier verder niet van een ondergeschikte en/of afhankelijke positie van de aangeefsters. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat, indien het tenlastegelegde op waarheid zou berusten, het onbegrijpelijk zou zijn dat aangeefsters bij de dansschool van verdachte zijn blijven dansen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangiftes
Aangeefster [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in 2015 is begonnen met danslessen bij [Dansschool] in het centrum van Arnhem. Verdachte was de enige dansleraar op deze dansschool. Hij gaf lessen in Zouk, Salsa, Bachata, Kizomba en West Coast Swing. [Slachtoffer 1] haalde plezier en zelfvertrouwen uit het dansen in een moeilijke en kwetsbare periode in haar leven. Ze had verdachte verteld van de moeilijkheden in haar leven. [Slachtoffer 1] danste in het begin
Salsa. Ongeveer een jaar nadat [Slachtoffer 1] begonnen was met danslessen, heeft verdachte haar gevraagd om Zouk te dansen en hem te assisteren bij beginnerslessen. Verdachte heeft [Slachtoffer 1] gratis privélessen aangeboden om hiervoor te oefenen. Na een keer of vijf namen de privélessen geleidelijk een vervelende wending. [Slachtoffer 1] voelde tijdens het een-op-een dansen verschillende keren de erectie van verdachte. Verdachte legde tijdens het een-op-een dansen bij herhaling zijn hand tegen de zijkant van [Slachtoffer 1] borsten. Verdachte deed dat ‘in één keer en best geniepig vanuit een danscombinatie’. Ook pakte verdachte [Slachtoffer 1] herhaaldelijk bij haar billen. [Slachtoffer 1] heeft meermalen aangegeven dat ze dat niet wilde door de hand van verdachte weg te halen of er iets van te zeggen. Verdachte haalde dan zijn hand weg, maar raakte [Slachtoffer 1] vervolgens weer aan op een andere plek op haar lichaam. Elke les zat verdachte meer aan de billen en de borsten van [Slachtoffer 1] . Verdachte heeft [Slachtoffer 1] oefeningen laten doen, waarbij ze heupbewegingen moest maken terwijl verdachte bovenop haar of in lepeltje-lepeltje-houding met haar lag. Verdachte heeft over die oefeningen tegen haar gezegd dat ze bij de les hoorden, dat het niets seksueels was en dat andere assistenten die oefeningen ook deden. Wanneer [Slachtoffer 1] verdachte tegensprak, negeerde of kleineerde hij haar. De dansschool betekende alles voor [Slachtoffer 1] en verdachte was de persoon die kon bepalen of zij daar kon blijven dansen. Volgens [Slachtoffer 1] hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden in de periode van maart 2017 tot en met november 2017. [2]
Aangeefster [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in september/oktober 2020 assistent is geworden in de dansschool van verdachte. Ze is tot juli/augustus 2021 assistent geweest. In ruil voor het assisteren kreeg ze privélessen van verdachte. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar tegen haar wil op verschillende plekken heeft aangeraakt. Zo heeft verdachte haar twee keer bij haar rechterborst aangeraakt en erin gekneed, heeft hij meerdere keren haar borsten aangeraakt tijdens het dansen en haar betast onder haar hemd en bh. Ook heeft verdachte haar billen aangeraakt, haar billen met beide handen vastgepakt en hard op haar billen geslagen. Verdachte heeft [Slachtoffer 2] meerdere kussen gegeven, ook op de mond, waarbij [Slachtoffer 2] verdachtes tong op haar gesloten lippen voelde. Tijdens oefeningen op de grond of de bank ging verdachte op [Slachtoffer 2] liggen. Zij moest dan een soort rijbewegingen met haar heupen maken. Zij voelde daarbij de erectie van verdachte tegen haar billen. Het leek op ‘droogneuken’, zo heeft [Slachtoffer 2] verklaard. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat die oefeningen dienden om de onderrug los te maken. Ook heeft verdachte [Slachtoffer 2] volgbewegingen op de grond (bodyroll bewegingen, behorend bij de dans Zouk) laten maken, waarbij haar billen tegen de erectie van verdachte aankwamen. Verdachte heeft zijn erectie tegen haar billen geduwd, terwijl zij voor een oefening tegen de zijkant van de bank leunde.
[Slachtoffer 2] heeft eerder vervelende seksuele ervaringen gehad en ten tijde van haar assistentschap was er ‘gedoe’ in de privésfeer met haar partner. Verdachte was hiervan op de hoogte. Hij heeft zich opgeworpen als vertrouwenspersoon en oefeningen voorgesteld die [Slachtoffer 2] zouden helpen in haar contact met mannen. Wanneer [Slachtoffer 2] tegen verdachte zei dat hij moest stoppen of wanneer zij zijn hand wegduwde, stopte verdachte. Een paar minuten later raakte hij haar echter op een andere manier aan op plekken die ze niet wilde. Het ging steeds in kleine stukjes, waardoor [Slachtoffer 2] haar grenzen verlegde. Wanneer [Slachtoffer 2] verdachte aansprak op zijn gedrag, kon het zo zijn dat hij haar tijdens de les lang aan de kant liet staan, waardoor ze soms maar een derde van de les effectief had kunnen dansen. [3]
Aangeefster [Slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij in januari 2011 is begonnen met Zouk- en Salsalessen bij de dansschool van verdachte. Na driekwart jaar, de rechtbank begrijpt in oktober 2011, werd ze gevraagd als assistent en kreeg in ruil één van de cursussen gratis. In 2012 heeft verdachte gevraagd of [Slachtoffer 3] op woensdagmorgen extra kon komen trainen. [Slachtoffer 3] heeft dit driekwart jaar tot een jaar lang gedaan. Tijdens de privélessen danste verdachte, zonder reden, heel intiem. Verdachte heeft een keer zijn hand geleidelijk richting de borst van [Slachtoffer 3] bewogen totdat hij zijn hand vol op haar borst had. Hij heeft vaker zijn hand aan de zijkant van haar borst gelegd. Verdachte heeft [Slachtoffer 3] kusjes op haar hoofd gegeven. [Slachtoffer 3] heeft oefeningen op de grond gedaan waarbij verdachte naast haar kwam liggen. Bij het oefenen van de bodyroll tijdens een-op-een lessen kwam [Slachtoffer 3] met haar billen tegen het geslachtsdeel van verdachte aan. Dat was anders dan bij de groepslessen. Bij de groepslessen kwam ze tegen zijn knie. [Slachtoffer 3] heeft aangegeven dat ze de intieme manier van dansen van verdachte niet prettig vond. Verdachte heeft daarop uitgelegd dat het bij het dansen hoorde. Verdachte zette [Slachtoffer 3] neer als iemand die moeilijk deed en zeurde. Hij heeft iets teweeg gebracht, waardoor [Slachtoffer 3] het normaal is gaan vinden dat hij haar op onwenselijke plaatsen aanraakte. Hij zocht continu de grenzen op. [Slachtoffer 3] voelde zich in zekere zin afhankelijk van verdachte. Hij had een bepaalde mate van overmacht waardoor niemand tegen hem in durfde te gaan. Er was een soort angst om afgeblaft te worden in een groep mensen. [4]
Aangeefster [Slachtoffer 4] heeft in haar aangifte verklaard dat zij twee en een half jaar bij verdachte heeft gedanst en in 2020 is gestopt. Tijdens de gewone danslessen heeft [Slachtoffer 4] tientallen keren de erectie van verdachte gevoeld. [Slachtoffer 4] is na de dansles een keer gebleven om verder te oefenen. Ze heeft toen de hand van verdachte op de zijkant van zowel haar linker- als haar rechterborst gevoeld. Terwijl verdachte en [Slachtoffer 4] op de grond lagen voor een oefening, is hij op haar gaan liggen en heeft hij rijbewegingen gemaakt. [Slachtoffer 4] heeft toen de erectie van verdachte bij haar billen gevoeld. Verdachte kon op een vervelende manier laten blijken dat hij de baas was. Hij was erg sturend in wie wat moest doen tijdens de danslessen. Hij was niet aardig als je hem weerwoord gaf. [5]
Aangeefster [Slachtoffer 5] heeft in haar aangifte verklaard dat ze begin 2019 is begonnen met dansen bij de dansschool van verdachte. Na ongeveer een jaar, de rechtbank begrijpt begin 2020, werd zij verdachtes assistent. Ze is vier of vijf maanden assistent gebleven. De oefeningen die verdachte tijdens de privélessen met [Slachtoffer 5] had geoefend kwamen niet altijd terug tijdens de groepslessen. Tijdens de privélessen danste verdachte closer dan tijdens de groepslessen. Het ging tijdens de privélessen steeds verder en verdachte kwam steeds dichterbij. [Slachtoffer 5] heeft meermalen gevoeld dat verdachte een beetje opgewonden was tijdens het dansen. Tijdens oefeningen aan de bar heeft verdachte haar naar voren laten buigen (bodyroll) zodat ze met haar billen tegen zijn geslachtsdeel kwam. Verdachte heeft haar één of twee keer gekust tijdens het dansen. Hij heeft ook zijn hand op haar blote rug onder haar T-shirt gelegd. Toen [Slachtoffer 5] verdachte daarop aansprak, heeft verdachte haar gezegd dat zij verkeerde signalen had afgegeven. Uiteindelijk heeft hij haar zo gemanipuleerd dat zij zelf ‘sorry’ heeft gezegd. [6]
Aangeefster [Slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij begin 2019 is begonnen met danslessen bij de dansschool van verdachte. Na een paar lessen werd zij gevraagd om te assisteren bij proeflessen en om een uur van tevoren te komen om alleen met hem te oefenen. Verdachte presenteerde het assistentschap als een ereplek. Verdachte deed tijdens de groepslessen niet de oefeningen die zij daarvoor hadden geoefend. Tijdens de privélessen kwam verdachte erg dichtbij. Zij dansten dan met de voorkanten tegen elkaar. Verdachte liet zijn hand soms op haar billen rusten en wreef dan heel subtiel over haar billen. Hij heeft haar wel eens een kus op haar voorhoofd gegeven. [Slachtoffer 6] heeft gevoeld dat verdachte zijn geslachtsdeel tegen haar buik heen en weer [Getuige 7] . Ze heeft het geslachtsdeel van verdachte ook tijdens de groepslessen gevoeld. Tijdens de bodyrolls heeft ze gevoeld dat verdachte zich stil hield, zodat zijn geslachtsdeel heel bewust tegen haar billen kwam. Tijdens de lifts, waarbij verdachte de controle over de bewegingen uitoefende, heeft verdachte haar hoofd tegen zijn geslachtsdeel geduwd. Wanneer [Slachtoffer 6] verdachte aansprak op zijn gedrag deed hij alsof zijn gedrag heel normaal was. In november 2020 is [Slachtoffer 6] gestopt met de een-op-een lessen. [7]
Getuigen
Getuige [Getuige 1] heeft in een eerder stadium, te weten op 30 maart 2004, aangifte gedaan van aanranding door verdachte. Volgens de destijds aangemaakte mutatie in het politiesysteem zou verdachte tijdens een een-op-een les de borsten van [Getuige 1] hebben vastgepakt en zodanig opgewonden zijn geweest dat [Getuige 1] een erectie voelde. [8] In 2022 is [Getuige 1] opnieuw gehoord over haar aangifte in 2004. [Getuige 1] heeft verklaard dat verdachte soms heel close danste. Ze kreeg het idee ‘dat het niet klopte’, maar omdat niemand er iets van zei, ging ze mee met de groep en de sfeer. Toen [Getuige 1] in het demo-team kon komen, kreeg ze gratis lessen van verdachte. Ze heeft één keer alleen met verdachte geoefend. Toen ze alleen met hem was, heeft hij zich ‘absoluut’ grensoverschrijdend gedragen. Hij danste heel close en de aanrakingen duurden te lang en hadden ‘te veel pressure’. Verdachte deed alsof hij verbeteringen wilde aanbrengen. Het werd ongemakkelijk. Op een gegeven moment is verdachte achter [Getuige 1] gaan staan, heeft haar heupen vastgepakt en haar hoofd naar beneden geduwd. [Getuige 1] heeft tijdens deze bodyroll de erectie van verdachte tegen haar billen gevoeld. [9]
Getuige [Getuige 2] heeft verklaard dat verdachte zijn handen vaak liet gaan naar plaatsen waar je ze niet wilde hebben, bijvoorbeeld je billen. [Getuige 2] deed zijn handen telkens weer omhoog. Verdachte stopte dan, lachte erbij en probeerde het telkens opnieuw. Op deze momenten was [Getuige 2] alleen met verdachte. [10]
Getuige [Getuige 3] heeft verklaard dat ze assistent is geweest bij verdachte. Ze voelde zich vereerd dat ze mocht assisteren. Tijdens de privélessen, ten behoeve van het assisteren, dansten [Getuige 3] en verdachte close tegen elkaar. Ze oefenden dan ook de bodyrolls. Tijdens het close dansen en de bodyrolls voelde [Getuige 3] de erectie van verdachte. Er was sprake van een subtiele opbouw waarop moeilijk nee te zeggen was. [11]
Getuige [Getuige 4] heeft verklaard dat ze als assistent vijf een-op-een lessen van verdachte heeft gehad. Verdachte liet tijdens het dansen hun lichamen te dicht bij elkaar komen door een beetje druk uit te oefenen. [12]
Getuige [Getuige 5] heeft verklaard dat verdachte tijdens een privéles zijn hand op haar rug heeft gelegd en naar beneden heeft laten gaan richting haar billen. [Getuige 5] heeft toen de hand van verdachte weggeslagen en gezegd dat hij dat niet moest doen. [13]
Getuige [Getuige 6] heeft verklaard dat hij vond dat verdachte tijdens het dansen met vrouwen vaak te ver ging. Hij ging met zijn handen te ver richting de billen van de vrouwen en hij sloeg vrouwen wel eens op de billen. [Getuige 6] heeft verdachte hierop aangesproken. Verdachte is toen heel boos geworden en heeft [Getuige 6] weggestuurd. [14]
Getuige [Getuige 7] , de partner van [Slachtoffer 2] , heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte heel intens en heel close danste. [Getuige 7] heeft gezien dat verdachte ‘zijn piemel bij zijn danspartner op plaatsen krijgt waarvoor hij echt zijn best moet doen’. [Slachtoffer 2] heeft hem vrijwel meteen verteld dat ze elke keer de piemel van verdachte voelde en dat ze dat niet prettig vond. [15]
Getuige [Getuige 8] , de partner van [Slachtoffer 6] , heeft verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte tijdens de lessen met een erectie danste. [16]
Overweging
In zaken als deze waarin het in de kern gaat om het woord van aangeefsters tegenover dat van verdachte zal de rechtbank allereerst moeten beoordelen of de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en zo ja, of het dossier voldoende steunbewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters.
De raadsvrouw heeft – kort samengevat – betoogd dat de rechtbank niet uit kan gaan van de verklaringen van aangeefsters, nu deze in de kern onbetrouwbaar zijn. Aangeefsters zijn de handelingen van verdachte, die zij aanvankelijk passend leken te vinden, pas na een uitzending van BOOS of na onderlinge gesprekken gaan interpreteren als grensoverschrijdend. Aangeefsters hebben via WhatsApp, fysiek en telefonisch met elkaar in contact gestaan, waardoor de verklaringen van aangeefsters op elkaar zijn afgestemd of de aangeefsters tenminste over en weer zijn beïnvloed. De inhoud van de onderlinge gespreken is grotendeels onbekend gebleven en niet terug te vinden in het dossier. Bij aangeefsters is tevens een proces van groepsdruk ontstaan, waarbij verschillende aangeefsters zijn overgehaald om aangifte te gaan doen.
De rechtbank overweegt dat zes aangeefsters in detail hebben verklaard over hetgeen is gebeurd tijdens de (privé)lessen bij de dansschool van verdachte. De verklaringen van aangeefsters komen in grote lijnen overeen, maar verschillen juist op specifieke details. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefsters ieder hun eigen verhaal hebben verteld, hetgeen bijdraagt aan de authenticiteit en de geloofwaardigheid van hun verklaringen.
De verklaringen van aangeefsters laten bovendien overeenkomsten zien met de getuigenverklaringen van cursisten die eveneens bij verdachtes dansschool hebben gedanst. Daarbij komt dat [Getuige 1] reeds in 2004 aangifte heeft gedaan van aanranding door verdachte. In de mutatie die daarvan in het politiesysteem is vastgelegd is weergegeven dat [Getuige 1] heeft verklaard dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten en dat ze een erectie bij hem heeft gevoeld. De inhoud van die mutatie en de latere verklaring van [Getuige 1] vertonen grote overeenkomsten met de verklaringen van aangeefsters. De rechtbank stelt daarbij vast dat [Getuige 1] in een andere periode bij verdachte heeft gedanst dan aangeefsters. Niet is gebleken dat zij contact met hen heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de vele overeenkomsten, zowel in grote lijnen als op detailniveau, bijdragen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters.
Het enkele feit dat aangeefsters voorafgaand aan hun aangifte met elkaar hebben gesproken over hun ervaringen met verdachte, hun dansleraar, brengt bovendien niet zonder meer met zich dat hun verklaringen daarmee als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te stellen dat tussen aangeefster sprake is geweest van afstemming en beïnvloeding in die mate dat niet meer vastgesteld zou kunnen worden wat aangeefsters nog uit eigen wetenschap verklaren en wat niet. Het dossier geeft eerder blijk van terughoudendheid bij aangeefsters om inhoudelijke informatie met elkaar te delen om te voorkomen dat het politieonderzoek wordt geschaad.
De rechtbank overweegt in dat kader dat uit de stukken blijkt dat aangeefsters niet pas sinds de aangifte van [Slachtoffer 1] voor het eerst met hun negatieve ervaringen naar buiten zijn gekomen. Enkele aangeefsters hebben al eerder derden ingelicht over het gedrag van verdachte. Zo heeft [Slachtoffer 3] , ver voor haar aangifte, de vrouw van verdachte, [Vrouw van verdachte] , gewezen op de intieme manier van dansen van verdachte tijdens de privélessen. [17] [Slachtoffer 2] heeft haar partner, [Getuige 7] , al voor haar aangifte verteld dat ze tijdens het dansen telkens de erectie van verdachte voelde. [18]
Uit het dossier komen voorts verschillende beweegredenen naar voren waarom aangeefsters pas in een later stadium aangifte hebben gedaan. Zo hebben het idee dat een aangifte nergens toe zou leiden, alsmede gevoelens van schuld of schaamte aangeefsters ervan weerhouden om direct aangifte te doen. Daarnaast zijn maatschappelijke bewustwording en het besef dat mogelijk meerdere slachtoffers bestonden van invloed geweest op de aangiftebereidheid van aangeefsters.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat het onbegrijpelijk is dat aangeefsters na de ten laste gelegde handelingen zijn doorgegaan met danslessen bij de dansschool van verdachte. De rechtbank overweegt hieromtrent dat het feit dat aangeefsters zijn doorgegaan met dansen geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Alle aangeefsters hebben verklaard dat ze erg veel plezier ervaarden bij het dansen. [Slachtoffer 6] heeft de dansgemeenschap in haar slachtofferverklaring een kleine cultgemeenschap genoemd, waarbinnen mensen volledig opgingen in dans en muziek. Dansen deed haar hart opbloeien. Ze nam de negatieve eigenschappen van verdachte voor lief. [Slachtoffer 1] heeft het dansen in haar slachtofferverklaring ‘meer dan een hobby’ genoemd. Dansen gaf haar zelfvertrouwen. Ze heeft eveneens in haar slachtofferverklaring verklaard dat ze in een instabiele periode in haar leven vatbaar was voor het manipulatieve gedrag van verdachte. Voor [Slachtoffer 2] was het dansen ‘een escape in een zeer kwetsbare periode in haar leven’. Bovendien wilde ze haar partner [Getuige 7] het dansen niet ontnemen, zo blijkt uit haar slachtofferverklaring. Door te dansen groeiden aangeefsters als persoon en als danseres. Meerdere aangeefsters hebben zich meermalen voorgenomen zich te wapenen tegen het grensoverschrijdende gedrag van verdachte. Allen zijn op een gegeven gestopt met het assistentschap of zijn het één op één contact met verdachte anderszins uit de weg gegaan.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters. De rechtbank acht de aangiftes voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen bezigen.
Steunbewijs
Bij de waardering van het bewijs en de beoordeling van de tenlastelegging is van belang dat, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs dat niet alleen van dezelfde bron afkomstig mag zijn.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaringen van de aangeefsters op onderdelen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt voorts dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenoemd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegestaan. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten was betrokken. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheiden feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Niet is vereist dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval één van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit (ECLI:NL:HR:2017:3118 en ECLI:NL:HR:2019:552).
De ten laste gelegde feiten betreffen allemaal zedendelicten die zijn begaan in dezelfde specifieke context. Uit de bewijsmiddelen is de rechtbank gebleken dat verdachte in zijn contacten met de verschillende aangeefsters telkens nagenoeg hetzelfde gedragspatroon heeft laten zien. De rechtbank stelt daarover het volgende vast:
  • Verdachte promoveert aangeefsters op een gegeven moment tot assistent. In die hoedanigheid krijgen aangeefsters zonder betaling privélessen van verdachte.
  • Verdachte ‘oefent’ tijdens deze privélessen op een andere manier dan tijdens de groepslessen door zeer close te dansen en/of oefeningen te doen, daarbij de billen en/of borsten van de aangeefsters aan te raken of betasten en door met een erectie tegen aangeefsters aan te komen en/of te duwen.
  • Verdachte laat de assistenten geloven dat de bijzondere oefeningen tijdens de privélessen onderdeel zijn van het dansen of dat het dansen op een andere wijze ten goede komen.
  • Er zit een opbouw in de wijze waarop verdachte de assistenten betast. Verdachte gaat geleidelijk aan steeds verder. Aangeefsters geven een grens aan, waarna verdachte stopt, maar vervolgens later weer over de grens gaat.
  • Verdachte speelt in op de zwakheden van de assistenten door gebruik te maken van privé-informatie, die aangeefsters met hem als dansleraar deelden en/of maakt misbruik van zijn overwicht als dansleraar.
Op bovengenoemde punten vertonen de verklaringen van aangeefsters zodanig grote overeenkomsten op zodanig essentiële punten dat de rechtbank van oordeel is dat de afzonderlijke aangiften elkaar ondersteunen en als schakelbewijs hebben te gelden.
De verklaringen van aangeefsters vinden naar het oordeel van de rechtbank ook steun in de getuigenverklaringen (en in geval van [Getuige 1] ook tevens de aangifte) van oud-cursisten en oud-medewerkers, te weten [Getuige 1] , [Getuige 2] , [Getuige 3] , [Getuige 4] en [Getuige 5] . Al hebben deze verklaringen geen betrekking tot hiervoor genoemde voorvallen met aangeefsters, deze verklaringen ondersteunen de context: het benoemen van vrouwen tot assistent, aanrakingen tijdens de oefeningen en het dansen tijdens de privélessen en de opbouw van de aanrakingen.
Ontuchtige handelingen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de handelingen van verdachte te karakteriseren zijn als ontuchtige handelingen. Het aanraken van borsten en/of billen, het brengen van zijn hand onder het T-shirt, het geven van kusjes en het duwen van zijn (stijve) penis tegen het lichaam of hoofd van aangeefsters zijn, mede gelet op de context, seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische norm die verdachte als dansleraar ten opzichte van zijn cursisten in acht moet nemen. De gedragingen zijn daarmee te kwalificeren als ontuchtige handelingen.
Opzet/dwang
In de handelingen van verdachte, en in het bijzonder in de herhaling van de handelingen, ligt het opzet van verdachte besloten. Voor zover verdachte heeft verklaard dat de aanrakingen per ongeluk hebben plaatsgevonden tijdens het dansen, worden deze verklaringen weerlegd door de bovenstaande bewijsmiddelen.
Verdachte wist aangeefsters, door de nabijheid die dansen met zich brengt, telkens te overrompelen door hen op wisselende plaatsen en onverwachte momenten aan te raken. De aanrakingen namen geleidelijk in ernst toe, waardoor aangeefsters telkens opnieuw verrast werden. Verdachte heeft ook onconventionele oefeningen gedaan die hem de gelegenheid boden tot deze aanrakingen. Hij liet aangeefsters geloven dat deze oefeningen nodig waren om te kunnen assisteren bij groepslessen of om te kunnen groeien als danseres. Verdachte heeft aangeefsters onder meer betast tijdens het (intiem) dansen en tijdens het oefenen van de bodyroll, waarbij hij de volledige controle over de bewegingen van zijn danspartners had. Verdachte oefende de bodyroll eveneens liggend op de grond, terwijl hij zelf achter of op aangeefsters ging liggen. Aangeefsters werden zowel bij de staande als de liggende bodyroll in hun bewegingsvrijheid beperkt. Verdachte maakte misbruik van die beperkte bewegingsvrijheid door aangeefsters te betasten en zijn stijve penis tegen hen aan te duwen. Aangeefsters bevonden zich als leerlingen in een ondergeschikte positie en in een afhankelijke rol ten opzichte van verdachte, hun dansleraar. Vanwege het dominante en manipulatieve gedrag van verdachte wilden of durfden aangeefsters hem niet tegen te spreken. Wanneer aangeefsters wél aangaven het gedrag van verdachte onwenselijk te vinden, bijvoorbeeld door dat uit te spreken of een hand weg te duwen, ging verdachte daar telkens aan voorbij. Op een volgend moment probeerde hij het opnieuw of anderszins.
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
- [Slachtoffer 1]
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2016 tot en met 30 november 2017 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door
(de zijkant van
)haar borst
(en
)en/of haar billen te betasten en/of zijn
(stijve
)penis tegen haar lichaam te drukken/
/houden;
- [Slachtoffer 2] :
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door
(de zijkant van)haar borst
(en) en/of haar billen te betasten en/of zijn
(stijve
)penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen;
- [Slachtoffer 3] :
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 juli 2013 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst
(en)te betasten en/of zijn
(stijve)penis tegen haar
lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen;
- [Slachtoffer 4] :
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door (de zijkant van) haar borst
(en
)te betasten en/of zijn
(stijve
)penis tegen haar lichaam te drukken/houden;
- [Slachtoffer 5] :
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2020 tot en met 30 november 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door zijn
(stijve
)penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen en/of zijn hand onder haar shirt te brengen
en/of (hierbij) haar borststreek te betasten;
- [Slachtoffer 6] :
op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 30 november 2020 te Arnhem, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door haar billen te betasten en/of zijn
(stijve
)penis tegen haar lichaam te drukken/houden en/of haar te kussen en/of haar hoofd in zijn, verdachtes, schaamstreek te drukken
/houden;
door
geweld of een anderefeitelijkheden
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
dat/die erin
heeft/hebben bestaan dat verdachte,
een ofmeerdere malen, tijdens groepslessen en/of privélessen, terwijl hij met voornoemde vrouwen aan het dansen en/of oefenen was in zijn, verdachtes, dansschool,
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en
/ofvoornoemde vrouwen hiermee heeft overrompeld en
/of
- tegen voornoemde vrouwen heeft gezegd dat voornoemde ontuchtige handelingen onderdeel uitmaakten van en/of hoorden bij een dans en/of een oefening en
/of
- voornoemde ontuchtige handelingen heeft verricht tijdens het maken van een (liggende) bodyroll en/of een koprol, waardoor voornoemde vrouwen beperkte bewegingsvrijheid hadden en
/of
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke en/of ondergeschikte positie waarin voornoemde vrouwen zich ten opzichte van hem bevonden, immers was verdachte de dansdocent en/of eigenaar van de dansschool waar voornoemde vrouwen dansles volgden en
/of
- zich dwingend en/of dominant en/of directief heeft opgesteld, waardoor voornoemde vrouwen zich niet, althans onvoldoende aan voornoemde ontuchtige handelingen konden en/of durfden te onttrekken en
/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van voornoemde vrouwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Volgens de officier van justitie moeten als bijzondere voorwaarden worden opgelegd een contactverbod met alle slachtoffers en een verbod op het geven van een-op-een lessen zolang het Openbaar Ministerie dat nodig acht, te controleren door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken. Mocht het wel tot een bewezenverklaring komen dan heeft de raadsvrouw verzocht om de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf. De hoogte van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf is voor verdachte niet relevant.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zes vrouwelijke cursisten van zijn dansschool meerdere malen op ongepaste wijze betast. Verdachte heeft de vrouwen aangeraakt op intieme delen van hun lichaam, zoals billen en borsten. Hij heeft de vrouwen kusjes gegeven en zijn erectie tegen hun lichaam of hoofd gedrukt. Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze vrouwen. Hij heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van sommige vrouwen en van hun afhankelijke positie als cursist. Ook heeft hij het vertrouwen dat aangeefsters in hem mochten hebben als dansleraar ernstig geschaad. De ontuchtige handelingen hebben bovendien over een langere tijd, te weten meerdere periodes tussen 1 oktober 2011 tot en met 31 augustus 2021, plaatsgevonden.
Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 6] blijkt dat het handelen van verdachte grote impact op hen heeft gehad.
Verdachte heeft bij het plegen van de ontuchtige handelingen zijn eigen behoefte vooropgesteld en is voorbijgegaan aan het feit dat slachtoffers psychische schade kunnen ondervinden van dergelijk gedrag.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad van 23 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de op 9 november 2022 door D.R. [Naam] , GZ-psycholoog, opgemaakte psychologische rapportage. Daaruit komt naar voren dat verdachte een gemiddeld intelligente, sociaal gerichte man is en dat zich geen duidelijke psychiatrische problematiek in de vorm van toestandsbeeld, klachten, een seksuele stoornis of een persoonlijkheidsstoornis voordoet. Het recidiverisico wordt door de psycholoog als laag ingeschat. Volgens hem kan het feit volledig aan verdachte worden toegerekend.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 10 maart 2023.
Daaruit volgt dat de reclassering door de ontkennende houding van verdachte zich beperkt acht in het doen van passende uitspraken over de wenselijkheid/noodzakelijkheid van forensische interventies. De risico’s op recidive en letselschade kunnen onvoldoende worden ingeschat. Het risico op onttrekken van voorwaarden wordt als laag ingeschat. Geadviseerd wordt de zaak in geval van een bewezenverklaring af te doen zonder verdere reclasseringsbemoeienis. Wel wordt geadviseerd bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten:
  • een verbod op het geven van danslessen of oefeningen in een een-op-een situatie;
  • een contactverbod met de slachtoffers;
  • een locatieverbod.
Ook adviseert de reclassering een dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
In het reclasseringsrapport ontbreekt een nadere toelichting op het locatieverbod. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie toegelicht dat dit ten onrechte in het reclasseringsrapport staat.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het hier gaat om een dusdanig ernstig feit dat enkel een gevangenisstraf op zijn plaats is. Ondanks de impact die een gevangenisstraf op het leven van (het jonge gezin van) verdachte en het voortbestaan van zijn dansschool zal hebben, doet een taakstraf of voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de raadsvrouw, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Alles afwegende, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van tien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank de voorwaarden opleggen zoals deze zijn opgenomen in het reclasseringsadvies van 10 maart 2023 met uitzondering van het locatieverbod. Omdat in het reclasseringsrapport tegen verdere bemoeienis door de reclassering geadviseerd wordt, zal de rechtbank in afwijking van de eis van de officier van justitie bij het verbod op het geven van danslessen of oefeningen in een een-op-een situatie geen reclasseringstoezicht opleggen.
Verdachte heeft in meerdere situaties ontuchtige handelingen tegen de wil van de betreffende vrouwen gepleegd en heeft zodoende ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van die vrouwen. In de duur van de bewezenverklaarde feiten, de aard van het beroep van de verdachte maar ook de wijze waarop de gedragingen van de verdachte uiteindelijk aan het licht zijn gekomen, ziet de rechtbank omstandigheden die meebrengen dat ernstig rekening met herhaling moet worden gehouden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij
[Slachtoffer 1]heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert aan materiële schade € 3,36 (reiskosten politiebureau), € 8,19 en € 25,00 (reiskosten en telefoonkosten in verband met procedure) en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij
[Slachtoffer 2]heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert aan materiële schade € 72,00 (fysiotherapie), € 156,00 (osteopathie), € 10,80 (reiskosten politiebureau), € 17,38 en € 25,00 (respectievelijk reiskosten en telefoonkosten in verband met procedure) en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij
[Slachtoffer 5]heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 5] kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [Slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard voor zover die ziet op de vergoeding van de immateriële schade vanwege onvoldoende onderbouwing. Wat betreft de vergoeding van de materiële schade en de proceskosten heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] dient eveneens niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard voor zover die ziet op de vergoeding van de immateriële schade vanwege onvoldoende onderbouwing. Ten aanzien van de materiële kosten voor de fysiotherapie en de osteopathie dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de behandelingen en het strafbare feit. Een vergoeding van de reiskosten staat niet ter discussie.
Overweging van de rechtbank
Een benadeelde partij kan op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak maken op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hier op beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen ook de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. In beginsel zal degene die zich hierop beroept dat met concrete gegevens moeten onderbouwen. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder zo’n nadere concrete onderbouwing.
Zoals uit de bewijsoverwegingen blijkt is verdachte gedurende een langere periode stelselmatig voorbij gegaan aan de grenzen van aangeefsters door hen op ongewenste en ongepaste wijze te betasten, terwijl hij hen liet geloven dat die aanrakingen bij het dansen of de oefeningen hoorden of het dansen of de oefeningen ten goede kwamen. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van die gedragingen meebrengen dat de daaruit voor de benadeelde partijen voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat, conform artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW en in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ten deze, aantasting in de persoon (zonder meer) kan worden aangenomen. Daarmee kan een nadere concrete onderbouwing achterwege blijven en staat de grondslag voor immateriële schadevergoeding vast.
Benadeelde partij [Slachtoffer 1]
Gelet op de geschetste omstandigheden en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank vergoeding van smartengeld aan benadeelde partij [Slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.000,00 billijk. De vordering voor de materieel geleden schade (€ 36,55) is door de raadsvrouw niet betwist en zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij aldus toewijzen voor een bedrag van € 1.036,55. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan zich voor dat deel van de vordering wenden tot de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
Gelet op de geschetste omstandigheden en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank vergoeding van smartengeld aan benadeelde partij [Slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.000,00 billijk. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor de materieel geleden schade, voor zover die ziet op de vergoeding van de kosten voor fysiotherapie en osteopathie, omdat onvoldoende is gebleken van een causaal verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde feit. Het gevorderde bedrag van € 10,80 aan reiskosten politiebureau en het bedrag van € 42,38 aan reiskosten en telefoonkosten in verband met procedure zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dus toewijzen voor een totaalbedrag van € 1.053,18. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaring in de vordering. De benadeelde partij kan zich voor dat deel van de vordering wenden tot de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [Slachtoffer 5]
Gelet op de geschetste omstandigheden en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank vergoeding van smartengeld aan benadeelde partij [Slachtoffer 5] van een bedrag van € 1.000,00 billijk. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan zich voor dat deel van de vordering wenden tot de burgerlijke rechter.
Voornoemde vergoedingen worden vermeerderd met wettelijke rente als omschreven in het dictum. Ter zake legt de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf van 10 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [Slachtoffer 1] , geboren op 10 april 1991, wonende aan de [Adres] ;
- [Slachtoffer 2] , geboren op 19 november 1976, wonende aan de [Adres] ;
- [Slachtoffer 3] , geboren op 1 december 1987, wonende aan [Adres] ;
- [Slachtoffer 4] , geboren op 24 april 1986, wonende aan de [Adres] ;
- [Slachtoffer 5] , geboren op 10 mei 1998, wonende aan de [Adres] ;
- [Slachtoffer 6] , geboren op 3 november 1996, wonende aan de [Adres] ;
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte geen een-op-een danslessen zal geven zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 5] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij
Materiële schade
Wettelijke rente vanaf
Smartengeld
Wettelijke rente vanaf
[Slachtoffer 1]
€ 36,55
6 april 2023
€ 1.000,00
30 november 2017
[Slachtoffer 2]
€ 53,18
6 april 2023
€ 1.000,00
31 augustus 2021
[Slachtoffer 5]
€ 1.000,00
30 november 2020
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partijen de hierna te benoemen bedragen te betalen aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf hierboven genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij
Totaalbedrag
Dagen gijzeling
[Slachtoffer 1]
€ 1.036,55
20
[Slachtoffer 2]
€ 1.053,18
21
[Slachtoffer 5]
€ 1.000,00
20
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022139983, gesloten op 4 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] , p. 72 t/m 83.
3.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 2] , p. 178 t/m 186.
4.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 3] , p. 201 t/m 204; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [Slachtoffer 3] , p. 197.
5.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 4] , p. 221 en 222; proces-verbaal van het verhoor van getuige [Slachtoffer 4] , p. 127 t/m 130.
6.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 5] , p. 230 t/m 232.
7.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 6] , p. 246 t/m 249; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [Slachtoffer 6] , p. 242.
8.Mutatie van de melding van aanranding door [Getuige 1] , p. 112 en 113.
9.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 1] , p. 115 t/m 117.
10.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 2] , p. 120.
11.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 3] , p. 134 en 135.
12.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 4] , p. 144.
13.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 5] , p. 238.
14.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 6] , p. 139 en 140.
15.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 7] , p. 189 en 190.
16.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 8] , p. 260.
17.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 3] , p. 167.
18.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 7] , p. 189.