3.1.[eiser] vordert – na wijzigingen van eis – dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis:
1. [gedaagde] veroordeelt tot medewerking ter zake van de verdeling van het depotbedrag bij de notaris, mr. M. van Lawick van Pabst, waarbij aan [eiser] ten laste van het depot een bedrag toekomt van € 73.902,-, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie bepaalt, met de bepaling dat aan elk van partijen daarnaast de helft toekomt van het resterend depotbedrag na aftrek van notariële/depotkosten, met de bepaling dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking c.q. rechtshandeling van [gedaagde] om tot de hiervoor bedoelde uitkering c.q. verdeling van het depot te komen, indien en voor zover [gedaagde] daaraan niet op eerste verzoek haar medewerking verleent;
Subsidiair:
2. – – voor zover de rechtbank overeenkomstig het standpunt van [gedaagde] meent dat een bedrag van € 10.000,- (van € 73.902,-) kosten van de huishouding betreft – [gedaagde] veroordeelt tot medewerking van de verdeling van het depotbedrag bij de notaris, waarbij aan [eiser] toekomt een bedrag van € 63.902,-, met de bepaling dat het resterend depotbedrag (na aftrek van depotkosten) bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld, met de veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van primair € 17.994,55 en subsidiair € 11.443,28 uit hoofde van te weinig bijgedragen kosten in de huishouding, waarbij genoemd bedrag ten gunste van [eiser] zal mogen worden verrekend met het aandeel van [gedaagde] in het depot;
Meer subsidiair:
3. – – voor zover de rechtbank overeenkomstig het standpunt van [gedaagde] meent dat het vergoedingsrecht beperkt is tot een bedrag van € 55.000,- (van € 73.902) en dus € 18.902,- als kosten van de huishouding moeten worden aangemerkt – [gedaagde] veroordeelt tot medewerking ter zake van een verdeling van het depotbedrag bij de notaris, waarbij aan [eiser] toekomt een bedrag van € 55.000,- met de bepaling dat het resterend depotbedrag (na aftrek van de depotkosten) bij helfte tussen partijen moet worden gedeeld, met de veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van primair € 22.261,- en subsidiair € 14.841,- uit hoofde van te weinig bijgedragen kosten in de huishouding, waarbij genoemd bedrag ten gunst van [eiser] zal mogen worden verrekend met het aandeel van [gedaagde] in het depot;
Primair en (meer) subsidiair:
4. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 964,-, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht en met een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.