ECLI:NL:RBGEL:2023:1101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
403131
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curator in faillissement en onroerend goed bij activaovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Platinum Industrial Plant & Machinery B.V. (PIPM) en de curatoren van Gecombineerde Pluimvee Slachterijen (G.P.S.) B.V. en GPS Vastgoed B.V., alsook Schootbrugge Holding B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de curator tekortgeschoten is in zijn leveringsverplichtingen uit de activaovereenkomst met PIPM, en of de watertanks die op het terrein van het bedrijfspand stonden, als roerend of onroerend goed moeten worden aangemerkt. PIPM vorderde dat de rechtbank de curatoren en Schootbrugge hoofdelijk zou veroordelen tot vrijwaring voor schade die PIPM zou lijden in een andere procedure. De rechtbank oordeelde dat de curator niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, omdat de levering van de verkochte zaken al had plaatsgevonden voordat het bedrijfspand aan Schootbrugge werd geleverd. De rechtbank concludeerde dat de watertanks onroerend zijn en dus niet tot de activa van PIPM behoren. PIPM werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/403131 / HZ ZA 22-143
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van
PLATINUM INDUSTRIAL PLANT & MACHINERY B.V.,
gevestigd te Bloemendaal,
eiseres in vrijwaring,
advocaat: mr. P. Ingwersen te Haarlem,
tegen

1.[gedaagden 1+2] ,

in hoedanigheid van curator in het faillissement van Gecombineerde Pluimvee Slachterijen (G.P.S.) B.V.,
kantoorhoudende te [plaats] ,
2.
[gedaagden 1+2],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van G.P.S. Nunspeet Vastgoed B.V.,
kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagden in vrijwaring,
advocaat: mr. C.H. Strijkert te Harderwijk,

3.SCHOOTBRUGGE HOLDING B.V.,

gevestigd te Elburg,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat: mr. A. Volkerink-de Boer te Apeldoorn.
Partijen worden hierna afzonderlijk PIPM, de curator van GPS, de curator van GPS Vastgoed en Schootbrugge genoemd.
Gedaagden in vrijwaring sub 1 en 2 worden hierna gezamenlijk ook de curator genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 november 2020 is de curator – na een surséance van betaling – als zodanig aangesteld in de faillissementen van GPS en GPS Vastgoed.
2.2.
GPS exploiteerde een vleeskuikenslachterij. In het kader van haar bedrijfsactiviteiten maakte GPS gebruik van de aan GPS Vastgoed toebehorende bedrijfsgebouwen en het bedrijfsterrein gelegen aan de Oosteinderweg 104 te Nunspeet (hierna: het Bedrijfspand).
2.3.
Na het faillissement van GPS is haar bedrijfsinventaris getaxeerd door FDR & Associés B.V. (hierna: FDR). Vervolgens is een bidbook opgesteld (hierna: het Bidbook). Het Bidbook bestaat uit (i) een brief van de curator van 7 december 2020, en (ii) het rapport van FDR met foto’s en een korte beschrijving van de activa.
2.4.
PIPM en een aantal andere geïnteresseerde partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een bieding uit te brengen op het actief van GPS.
2.5.
Op 11 januari 2021 heeft PIPM een (tweede) bieding gedaan van € 3.520.000,00. Deze bieding heeft geresulteerd in een schriftelijke koopovereenkomst die op 15 januari 2021 is ondertekend (hierna: de Activaovereenkomst). De Activaovereenkomst luidt voor zover hier relevant:
“De ondergetekenden:
[gedaagden 1+2](…) in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van:
Gecombineerde Pluimvee Slachterijen (G.P.S.) B.V.
hierna te noemen: “G.P.S.” (…). Hierna te noemen: “Curator”.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidPlatinum Industrial Plant & Machinery B.V.(...). Hierna te noemen: “Koper”.
De Curator en Koper zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als “Partijen”.
(…)
A. Roerende zaken
1.
De Curator verkoopt hierbij aan Koper gelijk Koper van de Curator koopt, alle de Curator ten tijde
van het ondertekenen van deze activaovereenkomst ter beschikking staande roerende zaken – met name de bedrijfsinventaris (waaronder de machines), het rollend materieel en het wagenpark – welke eigendom zijn van G.P.S. en zich bevinden in het bedrijfspand (bestaande uit de slachterij en het kantoor) en op het bedrijfsterrein rondom de slachterij en het kantoor aan de Oosteinderweg 104 te (8072 PD) Nunspeet alsmede zich bevinden in de door G.P.S. in gebruik zijnde opslag aan de F.A. Molijnlaan 172/Boterdijk 25 te Nunspeet, een en ander zoals aanwezig en door Partijen geconstateerd op vrijdag 15 januari 2021. De hierbij te verkopen roerende zaken staan zo goed als mogelijk beschreven in het op 22 november 2020 door FDR & Associés opgestelde taxatierapport, welk rapport genuanceerd is bij de namens de Curator op 8 januari 2021 aan Koper verzonden e-mail. Het op 22 november 2020 door FDR & Associés opgestelde taxatierapport alsmede de namens de Curator op 8 januari 2021 aan Koper verzonden e-mail worden alsBijlage 1aan de onderhavige activaovereenkomst gehecht. Zoals Koper in haar bieding d.d. 11 januari 2021 ook heeft beschreven is het door FDR & Associés opgestelde en als bijlage 1 bij deze activaovereenkomst gevoegde taxatierapport een leidraad voor de omvang van de activa en heeft Koper zich bij het doen van haar bieding gebaseerd op de aanwezige zaken en hun toestand zoals gebleken tijdens de bezichtigingen door Koper. Dit gegeven maakt dan ook dat bij de onderhavige activaovereenkomst verkocht worden de ter beschikking staande roerende zaken – met name de bedrijfsinventaris (waaronder machines er installaties), het rollend materieel en het wagenpark – welke eigendom zijn van G.P.S. en zich op 15 januari 2021 bevinden in het bedrijfspand (bestaande uit de slachterij en het kantoor) en op het bedrijfsterrein rondom de slachterij en het kantoor aan de Oosteinderweg 104 te (8072 PD) Nunspeet (...)
2.
A.
Deze koopovereenkomst heeft geen betrekking op zaken welke geen eigendom zijn van G.P.S., zoals zaken die zijn gehuurd, geleased of zijn verkregen van leveranciers, die uit hoofde van eigendomsvoorbehoud eigenaar van de afgeleverde zaken zijn gebleven, dan wel terecht een beroep kunnen doen op het recht van reclame. (…)
C.
De Curator wikkelt in samenspraak met Koper de (pretense) aanspraken van derden op de Activa af. Of sprake is van een geldig (eigendoms)recht is ter beoordeling van de Curator. Koper dient het oordeel van de Curator omtrent te (eigendoms)rechten van derden te respecteren en verbindt zich alle zaken waarop derden naar het oordeel van de Curator rechten kunnen doen gelden op verzoek van de Curator ter beschikking van de betreffende gerechtigde te stellen. Het is Koper, wanneer de Curator besluit niet tot afkoop over te gaan, toegestaan (en dus niet verplicht) om met de desbetreffende derden in overleg te treden om te bezien of de aanspraken kunnen worden afgekocht.
(…)
E.
In geval van een geschil tussen Koper en een derde omtrent de rechten van laatstgenoemde op de roerende zaken, zal Koper het geschil zo spoedig mogelijk aan de Curator ter beoordeling voorleggen. Het oordeel van de Curator omtrent de rechtsgeldigheid van de door de desbetreffende derde gepretendeerde rechten, dan wel indien de kwestie door een crediteur aan de rechter wordt voorgelegd het oordeel van de rechter, zal voor de Koper bindend zijn.
(…)
5.
De verkochte zaken worden hierbij onder de opschortende voorwaarde van volledige betaling van de in artikel 7 vermelde totale koopsom door de Curator aan Koper geleverd. Dit zal geschieden door middel van feitelijke inbezitstelling dat Curator Koper in staat stelt de toegang tot deze te verschaffen. Tot dat tijdstip blijven de verkochte zaken mitsdien eigendom van G.P.S. c.q. de boedel.
(…)
C. Gebruik / Ontruiming en oplevering / Gebruiksvergoeding / Gebruiksvoorschriften / Milieu
9.
Partijen zijn overeengekomen dat Koper gedurende 9 maanden, te rekenen vanaf de datum van ondertekening van de onderhavige activaovereenkomst, derhalve ingaande op 15 januari 2021 en eindigende op 15 oktober 2021, gebruik mag maken van het bedrijfspand (…)
10.
Koper dient voor eigen rekening en risico zorg te dragen voor een ontruiming van het bedrijfspand (bestaande uit de slachterij en het kantoor) en het bedrijfsterrein aan de Oosteinderweg 104 te (8072 PD) Nunspeet en de door G.P.S. in gebruik zijnde opslag aan de F.A. Molijnlaan 172/Boterdijk 25 te Nunspeet. Het bedrijfspand (…) en het bedrijfsterrein aan de Oosteinderweg 104 te (8072 PD) Nunspeet dienen uiterlijk 15 oktober 2021 leeg en bezemschoon door Koper aan de Curator te worden opgeleverd. (…)
13.
Partijen komen overeen dat de zaken zoals genoemd bij de nummers 500 t/m 507 in het rapport van FDR & Associés (bijlage 1 bij deze activaovereenkomst) tot het verkochte behoren en derhalve door Koper van of uit het bedrijfspand kunnen worden verwijderd, zulks onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er bij verwijdering van deze zaken geen schade aan het bedrijfspand ontstaat. Indien één of meerdere van de in dit artikel genoemde zaken (nummer 500 t/m 507 in het rapport van FDR & Accociés) om welke reden dan ook niet door Koper van of uit het bedrijfspand kunnen worden verwijderd, levert die omstandigheid geen grond op voor een (schade)vergoeding van Koper aan de Curator en/of derden. Koper is niet gehouden om bestaande gaten in wanden, vloeren en plafonds te dichten, maar te allen tijde (derhalve niet enkel bij de verwijdering van de zaken zoals genoteerd bij de nummers 500 t/m 507 in het rapport van FDR & Associés) geldt dat er bij de verwijdering van de verkochte zaken geen schade aan het pand mag ontstaan en mocht dat onverhoopt wel het geval zijn, dan zal Koper voor eigen rekening en risico zorg dienen te dragen voor een volledig herstel van de aantoonbaar door Koper veroorzaakte schade. (…)
(…)
25.
Deze activaovereenkomst omvat de afspraken tussen Partijen ter zake van de daarin vermelde rechtshandelingen tussen Partijen en vervangt alle voorgaande afspraken tussen Partijen ter zake daarvan. Wijzigingen van en/of aanvullingen op deze activaovereenkomst kunnen uitsluitend schriftelijk tot stand komen.”
2.6.
Op 1 februari 2021 is in het faillissement van GPS Vastgoed het onroerend goed, waaronder het Bedrijfspand, verkocht aan Schootbrugge. De koopovereenkomst (hierna: de Koopovereenkomst) luidt voor zover relevant:
“(…) De inventaris, waaronder machines/installaties/bedrijfsmiddelen/rollend materieel e.d., zijn door de Curator verkocht. De koper van deze inventaris mag gedurende maximaal 9 maanden, te weten van 14 januari 2021 tot en met 15 oktober 2021, ongestoord gebruik maken van het bedrijfspand (bestaande uit de slachterij en het kantoor) aan de Oosteinderweg 104 te 8072 PD Nunspeet, het verharde bedrijfsterrein rondom de slachterij en het kantoor en ten dele het parkeerterrein bij de slachterij en het kantoor, zonder dat de koper van de inventaris ter zake enige vergoeding aan Koper verschuldigd is. Koper zal dit gebruik – kosteloos – volledig respecteren. (…)
Met de koper van de inventaris zijn afspraken gemaakt die zijn weergegeven in bijgevoegde koopovereenkomst inventaris P.I.P.M. Deze afspraken vormen een onlosmakelijk onderdeel van deze Overeenkomst waar het de verplichtingen van de Verkoper betreft richting de koper van de inventaris. Koper zal deze verplichtingen als zijn eigen verplichtingen nakomen. Koper draagt daarmee ook kennis van de omstandigheid dat een aantal zaken die mogelijk als onroerend zouden kunnen worden bestempeld onderdeel zijn van de verkoop van de inventaris en zal die verkoop en overdracht respecteren.
Koper zal de Curator of door deze aan te wijzen derden te allen tijde op eerste verzoek en om niet toegang tot het bedrijfspand verstrekken en aan te wijzen derden zonder kosten afdoende ruimte ter beschikking te stellen, indien de Curator dit noodzakelijk acht voor de afwikkeling van de faillissementen van G.P.S. Nunspeet Vastgoed B.V. en Gecombineerde Pluimvee Slachterijen (G.P.S.) B.V. (…)”
2.7.
Op 9 juli 2021 heeft de levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge plaatsgevonden.
2.8.
Op 5 augustus 2021 heeft PIPM een koopovereenkomst gesloten met Metaalhandel Dick B.V. die samenwerkt met de vennootschap onder firma Mud Grond- en transportwerken (hierna gezamenlijk: Mud c.s.). Op 9 augustus 2021 heeft de curator Mud c.s. de toegang tot het Bedrijfspand ontzegd omdat zij onder meer twee geïsoleerde warmwatertanks (hierna: de watertanks) van het terrein wilde verwijderen (waarover partijen discussie hadden). Op 10 augustus 2021 heeft Mud c.s. zichzelf toch toegang tot het terrein verschaft door een hekwerk te verwijderen. Schootbrugge heeft vervolgens de politie gebeld om Mud c.s. van het terrein te laten verwijderen. Na overleg had Mud c.s. vanaf 23 augustus 2021 weer toegang tot het Bedrijfspand.

3.Het geschil

3.1.
PIPM vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
i. De curator en Schootbrugge hoofdelijk veroordeelt om PIPM te vrijwaren voor het bedrag waartoe PIPM in de hoofdzaak (een eventuele schadestaatprocedure daaronder begrepen) ten aanzien van Mud en/of Dick mocht worden veroordeeld, en aldus de curator en Schootbrugge hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van het voornoemde bedrag;
Subsidiair
Voor recht verklaart dat de curator en Schootbrugge hoofdelijk alle financiële gevolgen van een eventueel in deze hoofdzaak of anderszins aangenomen aansprakelijkheid van PIPM ten aanzien van Mud en/of Dick in verband met het niet kunnen leveren van de watertanks en procesleidingen dienen te dragen;
Primair en subsidiair
De curator en Schootbrugge hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, onder de bepaling dat de curator en Schootbrugge de rente op basis van artikel 6:119 BW over die proces- en nakosten verschuldigd zijn wanneer deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan PIPM zijn voldaan.
3.2.
PIPM legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van de curator
Ten aanzien van de curator van GPS
De curator van GPS is tekortgeschoten in zijn (leverings-)verplichtingen uit de Activaovereenkomst ten aanzien van de volgende zaken (hierna ook: de Zaken):
de watertanks, en
de procesleidingen (als omschreven in dagvaarding 53 e.v.)
Terwijl PIPM tot 15 oktober 2021 de gelegenheid zou hebben om de door haar gekochte zaken uit het Bedrijfspand te verwijderen, heeft de curator het Bedrijfspand op 9 juli 2021 aan Schootbrugge geleverd. PIPM was daarvan niet op de hoogte. Daarmee werden de rechten van PIPM verkort omdat het Bedrijfspand is geleverd op een moment dat een deel van de door PIPM (expliciet) gekochte onroerende zaken zich nog in het Bedrijfspand bevonden. De verkoop en levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge heeft ertoe geleid dat PIPM werd geconfronteerd met een (nieuwe) eigenaar van het Bedrijfspand die het standpunt kon innemen dat de (aan PIPM verkochte) watertanks en procesleidingen als bestanddeel van het Bedrijfspand hadden te gelden en daarmee zijn eigendom zijn geworden.
Van een zorgvuldig handelend curator had verwacht mogen worden dat hij zich de belangen en rechten van PIPM had aangetrokken voorafgaand aan (en bij) de verkoop en levering van het Bedrijfspand. Dit is niet gebeurd. Ook heeft de curator zich niet veel van de belangen en rechten van PIPM aangetrokken na de levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge. De curator heeft namelijk in vrijwel alle gevallen, waarin het roerende karakter van een zaak ter discussie werd gesteld, onder verwijzing naar “vaste jurisprudentie” zijn oordeel in het voordeel van Schootbrugge laten uitvallen. In de weinige gevallen, te denken valt aan de aanrijbeveiligingen, ventilatoren/voorzetwand en de met groene verf gemarkeerde leidingen, waarin het oordeel wél in het voordeel van PIPM uitviel, werd het PIPM alsnog niet toegestaan de zaken uit het Bedrijfspand te verwijderen en werd PIPM, tegen finale kwijting op alle punten, een minimale vergoeding geboden.
Gelet op deze wanprestatie is de curator van GPS aansprakelijk voor de schade. PIPM verkrijgt hiermee een concurrente boedelvordering. De door PIPM geleden schade valt onder de boedelschulden uit de derde categorie van het arrest
Koot Beheer/Tideman q.q. [1] .De schade is immers ontstaan doordat de curator van GPS in strijd heeft gehandeld met een in zijn hoedanigheid na te leven (levering)verplichting. Deze verplichting vloeit voort uit de Activaovereenkomst.
Ten aanzien van de curator van GPS Vastgoed
Bij het handelen van [curator] is het onderscheid tussen zijn hoedanigheid van curator van GPS en curator van GPS Vastgoed voor derden niet duidelijk geweest. [curator] heeft dit zelf kennelijk ook niet altijd scherp gehad nu in de Koopovereenkomst is opgenomen dat de curator van GPS Vastgoed de inventaris aan PIPM heeft verkocht. Volgens PIPM is duidelijk dat de curator zich niet heeft gekweten van de noodzakelijke zorgvuldigheid tegenover PIPM. Terwijl hij op de hoogte was van de Activaovereenkomst met PIPM (hij had deze immers in zijn hoedanigheid van curator kort daarvoor gesloten), heeft de curator van GPS Vastgoed de rechten van PIPM geminimaliseerd door het Bedrijfspand inclusief de aan PIPM verkochte zaken aan Schootbrugge te leveren en ter beschikking te stellen. PIPM meent dat deze gedragingen leiden tot aansprakelijkheid van de curator van GPS Vastgoed uit hoofde van onrechtmatige daad.
Ten aanzien van Schootbrugge
Onrechtmatig profiteren van wanprestatie curator
PIPM stelt voorop dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft genomen dat het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dit handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf tegenover die derde niet onrechtmatig is, en dat het antwoord op de vraag of dergelijk bewust profiteren van andermans wanprestatie onrechtmatig is tegenover die derde, afhangt van de omstandigheden van het geval. Met andere woorden: de wetenschap bij Schootbrugge van de omstandigheid dat de curator zijn verplichtingen tegenover PIPM schendt, is noodzakelijk maar niet voldoende om Schootbrugge uit onrechtmatige daad tegenover PIPM aansprakelijk te houden. Daarvoor is mede een, naar gelang de omstandigheden wisselend, ‘plus’ nodig.
In dit verband is van belang dat in de Koopovereenkomst het volgende is bepaald:
“(…) Met de koper van de inventaris zijn afspraken gemaakt die zijn weergegeven in bijgevoegde koopovereenkomst inventaris P.I.P.M. Deze afspraken vormen een onlosmakelijk onderdeel van deze Overeenkomst waar het de verplichtingen van de Verkoper betreft richting de koper van de inventaris. Koper zal deze verplichtingen als zijn eigen verplichtingen nakomen. Koper draagt daarmee ook kennis van de omstandigheid dat een aantal zaken mogelijk als onroerend zouden kunnen worden bestempeld onderdeel zijn van de verkoop van de inventaris en zal die verkoop en overdracht respecteren. (…)“
Uit het voorstaande volgt dus dat de Activaovereenkomst als bijlage is gehecht aan de Koopovereenkomst. In de Koopovereenkomst is daarnaast bepaald dat (i) de afspraken tussen PIPM en de curator een onlosmakelijk onderdeel vormen van de Koopovereenkomst, (ii) dat Schootbrugge die afspraken als zijn eigen verplichtingen dient na te komen, (iii) hij wetenschap heeft van de omstandigheid dat door de curator aan PIPM verkochte zaken als onroerend zouden kunnen worden bestempeld, én (iv) de verkoop en levering van die onroerende zaken dient te respecteren.
Terwijl Schootbrugge dus vóór het sluiten van de Koopovereenkomst op de hoogte was van de zaken die PIPM van de curator had gekocht, heeft Schootbrugge zich tegenover de curator op het standpunt gesteld dat meerdere (van de eerder door de curator aan PIPM verkochte) zaken ‘tot het pand behoren’ en PIPM niet tot verwijdering daarvan mocht overgaan. Schootbrugge heeft de curator en PIPM daarbij zelfs aansprakelijk gesteld voor het geval PIPM toch tot verwijdering van die zaken zou overgaan. Schootbrugge nam welbewust het risico dat (het vasthouden aan) haar onjuiste stellingname ertoe zou leiden dat de curator uiteindelijk tegenover PIPM zou wanpresteren, maar ook dat PIPM als gevolg daarvan flinke schade zou leiden. Deze handelwijze klemt te meer nu Schootbrugge bij haar handelwijze geen ander belang heeft gehad dan de mogelijkheid om een groot deel van de achtergebleven zaken zelf (als schroot) aan een derde te kunnen verkopen en de opbrengst daarvan in haar eigen zak te steken. De procesleidingen zijn immers nutteloos nu de productielijn door PIPM is verwijderd en Schootbrugge het Bedrijfspand heeft verkocht aan Mudde & Kok Holding B.V. die het als garage en showroom in gebruik zal nemen.
In dit geval bestaat de ‘plus’ dus uit het feit dat de curator van GPS Vastgoed in zijn overeenkomst met Schootbrugge de inhoud van de Activaovereenkomst met PIPM heeft geïncorporeerd. Schootbrugge was dus op de hoogte van de positie van PIPM en had een eigen verantwoordelijkheid voor het respecteren van de contractuele rechten van PIPM. Dit betekent dat Schootbrugge niet zonder meer mocht afgaan op het oordeel van de curator van GPS Vastgoed dienaangaande. Zij wist immers dat de curator van GPS Vastgoed een tegenstrijdig belang had. Schootbrugge diende deze rechten van PIPM contractueel te respecteren. In die nauwe betrokkenheid van Schootbrugge bij de relatie curator/PIPM is in deze zaak de rechtens vereiste ‘plus’ gelegen.
Ongerechtvaardigde verrijking
Subsidiair, voor het geval Schootbrugge niet onrechtmatig van de wanprestatie van de curator heeft geprofiteerd, is Schootbrugge ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van PIPM.
Door het achterblijven van niet aan haar verkochte, en dus niet in de koopsom verdisconteerde, watertanks en procesleidingen in het Bedrijfspand, is Schootbrugge verrijkt. Het is niet aannemelijk dat Schootbrugge de desbetreffende zaken heeft betrokken bij haar bieding op het Bedrijfspand. Schootbrugge beschikte immers over de Activaovereenkomst en wist daardoor (en als gevolg van de gezamenlijke rondgang door het Bedrijfspand) dat de procesleidingen en watertanks aan PIPM waren verkocht en door PIPM verwijderd zouden worden. PIPM heeft daarentegen wél voor deze zaken betaald, zodat haar vermogenstoestand met hetzelfde bedrag is verminderd. De verarming dan wel schade van PIPM en de verrijking van Schootbrugge vloeien voort uit één handeling, namelijk: het achterblijven van watertanks en procesleidingen doordat de curator – mede door de bemoeienissen van en aansprakelijkstelling door Schootbrugge – niet tot levering daarvan is overgegaan.
Voor de verrijking van Schootbrugge bestaat geen rechtvaardiging. Dit geldt temeer nu Schootbrugge geen ander belang heeft dan roerende procesleidingen en watertanks zelf uit het Bedrijfspand te (laten) verwijderen en aan te bieden voor de schrootprijs. De verrijking van Schootbrugge vindt (ook) geen rechtvaardiging door haar Koopovereenkomst met de curator van GPS Vastgoed. Het gaat hier om een verkrijging van zaken door een derde (Schootbrugge) die het Bedrijfspand van de curator van GPS Vastgoed heeft gekocht, en dus in een zakelijke verhouding, ten laste van een andere zakelijk opererende partij (PIPM) die – zoals Schootbrugge weet – een groot aantal roerende en onroerende zaken uit het Bedrijfspand van dezelfde persoon in zijn hoedanigheid van curator heeft gekocht. Schootbrugge wist bovendien dat sprake was van een conflict tussen PIPM en de curator over de aard en omvang van de verkochte zaken, althans heeft op dit conflict aangestuurd door – in weerwil van haar contractuele plicht om de levering van (mogelijk onroerende) zaken aan PIPM te respecteren – het onjuiste standpunt in te nemen dat de door PIPM gekochte zaken ‘tot het pand behoren’ en de curator en PIPM aansprakelijkheid in het vooruitzicht te stellen indien PIPM toch tot verwijdering van die zaken zou overgaan. Als gevolg van haar handelwijze heeft Schootbrugge zaken verkregen die de curator eerder aan PIPM heeft verkocht, terwijl de Koopovereenkomst Schootbrugge uitdrukkelijk verplichtte te dulden dat de procesleidingen en watertanks door de curator aan PIPM werden geleverd.
3.3.
De conclusie van de curator strekt tot niet-ontvankelijkheid van PIPM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van PIPM in de proceskosten en nakosten.
De curator voert aan als verweer dat PIPM onvoldoende (proces)belang heeft.
De curator (van GPS) betwist dat hij tegenover PIPM is tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de Activaovereenkomst.
De curator (van GPS Vastgoed) betwist dat hij onrechtmatig tegenover PIPM heeft gehandeld.
3.4.
De conclusie van Schootbrugge strekt tot niet-ontvankelijkheid van PIPM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van PIPM in de proceskosten en nakosten met rente.
Schootbrugge voert aan als verweer dat PIPM onvoldoende (proces)belang heeft.
Schootbrugge betwist: (i) dat zij onrechtmatig heeft geprofiteerd van wanprestatie van de curator, (ii) dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van PIPM.

4.De beoordeling

Heeft PIPM voldoende (proces)belang?
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van de curator en Schootbrugge is dat PIPM geen voldoende (proces)belang heeft bij haar vorderingen gelet op de andere tussen PIPM en de curator/Schootbrugge aanhangige procedure [2] .
4.2.
Dit verweer gaat niet op. Anders dan wordt aangevoerd, overlappen de vorderingen van PIPM in beide procedures elkaar niet (zonder meer) blijkens het petitum van PIPM in bedoelde procedures. In dit verband heeft PIPM toegelicht dat deze vrijwaringszaak ziet op alle door Mud c.s. van PIPM gevorderde schade (en de andere procedure op andere schade van PIPM). Dat PIPM de onderhavige vorderingen (ook) in de andere procedure had kunnen instellen (na eiswijziging) is juist, maar PIPM was daartoe niet verplicht (op straffe van niet-ontvankelijkheid in deze vrijwaringszaak). Het stond haar vrij om, mede om processuele redenen, te kiezen voor een aparte (vrijwarings)procedure.
Ten aanzien van de curator
Ten aanzien van de curator van GPS
4.3.
In geschil is of de curator van GPS is tekortgeschoten in de nakoming van zijn (leverings)verplichtingen uit de Activaovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Het volgende is daartoe redengevend.
4.4.
Niet ter discussie staat dat PIPM in ieder geval een deel van de zaken, waarover discussie bestond of zij al dan niet tot het verkochte behoren, niet (tijdig) uit het Bedrijfspand heeft verwijderd.
4.5.
Voor zover deze zaken niet tot het verkochte behoren, geldt dat in het geheel geen (leverings)verplichting voor de curator van GPS heeft bestaan. Dit geldt in ieder geval voor alle onroerende zaken die in eigendom toebehoren aan GPS Vastgoed (behoudens de eventueel onroerende zaken als opgenomen in artikel 13 Activaovereenkomst/Bidbook nrs. 500-507) zoals de rechtbank hierna nog zal toelichten.
4.6.
Voor zover deze zaken wel tot het verkochte behoren, geldt dat de curator van GPS niet is tekortgeschoten in zijn leveringsverplichting(en) uit de Activaovereenkomst. De feitelijke levering van de aan PIPM verkochte zaken heeft namelijk plaatsgevonden op 15 januari 2021 bij de ondertekening van de Activaovereenkomst door PIPM de sleutels van het Bedrijfspand te verstrekken, waarmee PIPM toegang tot alle zaken kreeg. Ook de voorwaarde voor juridische levering is vervuld, nu PIPM de koopsom heeft betaald; zie artikel 5 van de Activaovereenkomst.
4.7.
De stelling van PIPM, dat door de levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge op 9 juli 2021 het voor de curator onmogelijk is geworden om bepaalde zaken aan PIPM te leveren, gaat gelet op het voorgaande niet op. De levering van alle aan PIPM verkochte zaken had namelijk al voor deze levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge plaatsgevonden. Het was vervolgens de eigen verantwoordelijkheid van PIPM om de aan haar geleverde zaken tijdig, voor 15 oktober 2021, uit het Bedrijfspand te verwijderen (artikel 10 van de Activaovereenkomst).
4.8.
De curator heeft daarnaast in de Koopovereenkomst met Schootbrugge inzake het Bedrijfspand uitdrukkelijk bedongen dat:
(i) Schootbrugge het gebruik van het Bedrijfspand door PIPM volledig zal respecteren,
(ii) Schootbrugge de verplichtingen van de curator richting PIPM als eigen verplichtingen zal nakomen, en
(iii) Schootbrugge de verkoop en overdracht van zaken aan PIPM die mogelijk als onroerend zouden kunnen worden bestempeld zal respecteren (zie in r.o. 2.6).
Het is dus (ook) niet zo dat door de levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge rechten van PIPM verkort zouden zijn. Uit wat uitdrukkelijk is bedongen door de curator volgt verder dat, anders dan PIPM stelt, de curator zich de belangen en rechten van PIPM wel degelijk had aangetrokken bij de verkoop en levering van het Bedrijfspand.
4.9.
Voor zover de stellingen van PIPM zo moeten worden begrepen dat het de curator te verwijten valt dat PIPM (een of meer van) de zaken niet uit het Bedrijfspand heeft kunnen verwijderen, betreft dit geen tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit de Activaovereenkomst. PIPM heeft onvoldoende onderbouwd gesteld welke verbintenis dit dan concreet zou zijn. Bovendien is (voor zover het gaat om een verbintenis waarin nakoming niet onmogelijk is) niet of onvoldoende onderbouwd gesteld dat de curator van een dergelijke verbintenis in verzuim zou verkeren. Daarmee ontbreekt de (gestelde) juridische grondslag voor toewijzing van het gevorderde. Hieronder zal de rechtbank dit nader toelichten.
4.10.
De Activaovereenkomst bevat een regeling voor het geval discussie zou ontstaan over rechten van derden op zaken die tot het verkochte behoren (artikelen 2.C en 2.E van de Activaovereenkomst). Deze regeling houdt in (i) dat het aan de curator is om te beoordelen of er sprake is van een geldig (eigendoms-)recht van een derde, en (ii) dat PIPM het oordeel van de curator omtrent de (eigendoms)rechten van derden moet respecteren. De curator heeft (onbetwist) aangevoerd dat de gedachte achter deze regeling vooral een pragmatische is: als blijkt dat er geschillen ontstaan over de vraag wie van een bepaalde zaak rechthebbende is, dan behoort dit niet te leiden tot een discussie tussen de betrokkenen (met de bijbehorende vertraging en kosten), maar beslist de curator. Het risico van aanspraken van derden op de door PIPM gekochte zaken is in zoverre contractueel bij PIPM – een bedrijf dat naar eigen zeggen elke week een dergelijke transactie sluit – gelegd. In dit verband heeft de curator aangevoerd dat het in de faillissementspraktijk ook heel gebruikelijk is dat de curator in zekere mate de condities van koopovereenkomsten – zoals de onderhavige regeling – ‘dicteert’. Die condities zijn ingegeven door de beperkingen die de rol als curator met zich brengt, waaronder zijn beperkte kennis van de activa en het feit dat het gaat om een executieverkoop. De curator is van de activa niet zelf eigenaar geweest. Hij verkoopt slechts met als doel actief te gelde te maken ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.
4.11.
PIPM heeft uitvoering gegeven aan de Activaovereenkomst door (onder meer) het organiseren van een online veiling. Bij e-mail van 3 mei 2021 heeft Schootbrugge de curator erop gewezen dat zaken op de veiling te koop worden aangeboden die volgens haar
niet tot het aan PIPM verkochte behoren. Het ging daarbij onder meer om airco’s, pompen en deuren.
4.12.
De curator, PIPM en Schootbrugge hebben vervolgens overleg met elkaar gehad. PIPM heeft een lijst met discussiepunten opgesteld waarover de curator zich vervolgens heeft uitgelaten. PIPM heeft in reactie daarop een groot aantal kavels uit de veilinglijst gehaald, zoals onderdelen van de verwarming, diverse boilers en expansievaten, pompen, airco’s, roldeuren en het fietshok, met als toelichting in haar e-mail van 11 mei 2021: “
Inderdaad onroerend en dus deze halen wij UIT de veiling / verkopen wij NIET”.
4.13.
Medio mei 2021 heeft Schootbrugge aan de curator te kennen gegeven dat zij zich ernstige zorgen maakte omdat door PIPM allerlei onderdelen van het Bedrijfspand dreigden te worden verwijderd. Dit betrof onder meer liftsystemen, een bliksemafleidersysteem, vastzittende trappen, pompen voor grondwatertoevoer, electrakasten, cv-kachels en airco’s. Bovendien zou volgens Schootbrugge bij de demontage schade aan het Bedrijfspand worden toegebracht.
4.14.
De curator heeft PIPM in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. PIPM heeft daarop een aantal kavels uit de veilinglijst laten vervallen en onder meer bevestigd dat bij de perslucht- en waterinstallaties (nummers 497 en 498 van het rapport van FDR) behorende leidingen worden achtergelaten.
4.15.
De discussie tussen partijen hield onverminderd aan. Bij e-mail van 1 juni 2021 heeft de curator vastgelegd wat naar zijn oordeel wel en wat niet tot het aan PIPM verkochte behoort. Dit conform de in r.o. 4.10 genoemde regeling. PIPM, Schootbrugge en de curator hebben vervolgens nader gediscussieerd over de vraag welke zaken aan PIPM waren verkocht en welke zaken aan Schootbrugge. Onderdeel van die discussie was de vraag of bepaalde zaken roerend dan wel onroerend zijn en daarmee samenhangend of bepaalde zaken al dan niet bestanddeel zijn van andere verkochte zaken. Dit heeft geleid tot veel correspondentie tussen partijen waarbij de oorspronkelijke lijst met zaken waarover discussie bestond is teruggebracht maar over andere zaken weer nieuwe discussies ontstonden. De curator heeft in die discussies op basis van de regeling hierover steeds beoordeeld of er sprake is van een geldig (eigendoms-)recht van PIPM of Schootbrugge. Bij een aantal zaken zag de curator zich geconfronteerd met diametraal tegengestelde standpunten. De curator heeft daarop aangegeven dat als discussie bleef bestaan, de rechter dan maar een oordeel moest geven.
4.16.
In augustus 2021 is de discussie tussen partijen geëscaleerd nadat PIPM een deel van de zaken waarover discussie bestond had doorverkocht. De curator heeft toen Mud c.s. – die op basis van de koopovereenkomst met PIPM onder meer de watertanks van het terrein wilde verwijderen – onder politiedwang de toegang tot het Bedrijfspand ontzegd (zie in r.o. 2.8). Voor zover de stellingen van PIPM zo moeten worden begrepen dat deze ontzegging voor de curator een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit de Activaovereenkomst oplevert gaat dit niet op. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de watertanks niet aan PIPM zijn verkocht. Hierna in r.o. 4.26 e.v. zal de rechtbank dit oordeel nader toelichten. Omdat PIPM/Mud c.s. zich in augustus 2021 dus zaken toe-eigende waarop zij op grond van de Activaovereenkomst geen recht had, mocht de curator Mud c.s. de toegang tot het Bedrijfspand (tijdelijk) ontzeggen ter voorkoming van schade.
4.17.
Tussen de curator en PIPM heeft op 24 augustus 2021 een bespreking plaatsgevonden, waarbij gezocht is naar een oplossing. De curator heeft de inhoud van dit gesprek bevestigd op 30 augustus 2021. De curator heeft in deze brief een voorstel tot een minnelijke regeling gedaan.
4.18.
Tot een akkoord is het niet gekomen. Bij e-mail van 2 september 2021 heeft PIPM het voorstel van de curator afgewezen en daarbij aangegeven de volgens PIPM gekochte zaken – de bliksemafleiding, de watertanks, de geïsoleerde leidingen en de krachstroominstallatie – achter te laten in het Bedrijfspand en schadevergoeding te zullen vorderen.
4.19.
Bij brief van 23 september 2021 heeft de curator aan PIPM aangegeven dat de aanrijbeveiligingen, de ventilatorwand, de geïsoleerde leidingen met warmtewisselaars en pompen, behorend bij de Engie (nummer 500 van het rapport van FDR) en de (enkele) transformator die geen eigendom van Liander was, behorend tot de krachtstroominstallatie (nummer 505 van het rapport van FDR), wat hem betreft tot het aan PIPM verkochte behoren. Ten aanzien van de watertanks, de bliksembeveiliging en de overige leidingen en bekabeling (de reguliere waterleidingen en elektra (230V)), heeft de curator aangegeven dat deze wat hem betreft bestanddeel zijn van het onroerend goed en niet tot het aan PIPM verkochte behoren.
4.20.
Bij brief van 5 oktober 2021 heeft de curator bevestigd dat de geïsoleerde leidingen behorend bij de Engie, de ventilatorwand en de aanrijbeveiliging verwijderd mogen worden.
4.21.
PIPM heeft onvoldoende onderbouwd dat de tijd die haar na 23 september 2021 en 5 oktober 2021 nog resteerde onvoldoende was om de in r.o. 4.19 en 4.20 genoemde zaken die (ook) volgens de curator tot het verkochte behoorden te verwijderen. Dit geldt temeer nu PIPM onbetwist toegang had tot het Bedrijfspand en tot de laatste dag actief is gebleven met het verwijderen van zaken. Ook daarom is er geen grond voor aansprakelijkheid van de curator.
4.22.
Het verwijt dat de curator zich na het sluiten van de Activaovereenkomst van de belangen van PIPM niet veel zou hebben aangetrokken, heeft de PIPM – gelet op de betwisting hiervan door de curator en gelet op het voorgaande – onvoldoende onderbouwd. Uit de in het geding gebrachte correspondentie volgt, anders dan PIPM stelt, in ieder geval niet dat de curator in vrijwel alle gevallen waarin het (on)roerende karakter ter discussie stond zijn oordeel in het voordeel van Schootbrugge heeft laten uitvallen. Waar de curator aangaf dat geen toestemming werd verleend voor verwijdering van bepaalde zaken en/of onder dreiging van aansprakelijkheid PIPM werd verboden bepaalde zaken uit het Bedrijfspand te verwijderen, bestond over de aanspraak van PIPM op dat moment ten minste gerede twijfel en dreigde bovendien (onherstelbare) schade te ontstaan. Er zijn ook oplossingen voorgesteld door de curator, waar PIPM om haar moverende redenen niet mee wilde instemmen. Voor zover PIPM zich niet kon verenigen met het oordeel van de curator had het op haar weg gelegen om een en ander tijdig (in kort geding) door de rechter te laten toetsen. PIPM heeft dat nagelaten.
4.23.
Bij dit alles dient nog bedacht te worden dat het voor PIPM ook niet onmogelijk was om – in weerwil van het standpunt van de curator – betwiste zaken uit het Bedrijfspand te verwijderen, al moest PIPM dan rekening houden met eventuele aansprakelijkheid (dit met uitzondering van de watertanks gelet op de ontzegging tot het Bedrijfspand met politiedwang, maar die watertanks zijn als gezegd niet verkocht aan PIPM). Dit is een consequentie van de door partijen overeengekomen regeling over hoe te handelen bij aanspraken van derden op het verkochte, waarbij tevens in aanmerking moet worden genomen dat PIPM een professionele opkoper is van industriële activa die bekend is met de faillissementspraktijk en dus ook wist althans behoorde te weten waarvoor zij heeft getekend. Ook in zoverre is het PIPM zelf geweest die heeft nagelaten de betreffende zaken tijdig te (laten) verwijderen uit het Bedrijfspand.
4.24.
De slotsom is dat de curator van GPS niet is tekortgeschoten in de nakoming van de door PIPM gestelde (leverings)verplichtingen uit de Activaovereenkomst.
4.25.
De rechtbank zal hierna als gezegd haar oordeel toelichten dat de twee watertanks onroerend zijn en niet tot het aan PIPM verkochte behoren.
De twee watertanks zijn onroerend
4.26.
Op basis van artikel 3:3 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) zijn onroerend de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. De vraag of de vereniging duurzaam is, moet aan de hand van objectieve maatstaven worden beoordeeld. Het gaat erom of het gebouw/werk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het gebouw/werk te verplaatsen. Bij beantwoording van de vraag of een gebouw/werk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede worden verstaan degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht. De bestemming van een gebouw/werk om duurzaam ter plaatse te blijven, dient naar buiten kenbaar te zijn. De verkeersopvattingen gelden – anders dan voor de vraag of iets bestanddeel is van een zaak in de zin van artikel 3:4 BW – niet als zelfstandige maatstaf voor de beantwoording van de vraag of een stoffelijk object roerend of onroerend is. Zij kunnen echter wel in aanmerking worden genomen bij de vraag of een object duurzaam met de grond is verenigd. [3]
4.27.
De rechtbank is van oordeel dat de twee watertanks duurzaam met de grond zijn verenigd. De curator heeft in dit verband (onbetwist) gesteld dat het twee enorme watertanks betreffen die ingegraven zijn, met leidingen zijn verbonden aan het Bedrijfspand, tevens gekoppeld zijn aan het watersysteem en dienen als boilers voor het vaste/reguliere warmwatersysteem van het Bedrijfspand (waaronder een bedrijfswoning). Hieruit volgt de naar buiten kenbare bedoeling van de bouwer dat de watertanks, als onderdeel van het warmwatersysteem van het Bedrijfspand, bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. De watertanks zijn dus onroerend.
De watertanks maken daarom geen onderdeel uit van het aan PIPM verkochte
4.28.
Uit de in r.o. 2.5 geciteerde paragraaf A (
“roerende zaken”)en de artikelen 1, 2 en 13 van de Activaovereenkomst volgt dat de curator van GPS alleen roerende zaken die in eigendom toebehoren aan GPS heeft verkocht, behoudens de eventueel onroerende zaken als opgenomen in artikel 13 Activaovereenkomst/Bidbook nrs. 500-507.
4.29.
Omdat de watertanks onroerend zijn, en het geen zaken betreffen als opgenomen in artikel 13 Activaovereenkomst/Bidbook nrs. 500-507 (de watertanks zijn opgenomen in Bidbook nr. 498), is van verkoop aan PIPM geen sprake. De watertanks zijn onroerend en behoren in eigendom toe aan een derde/GPS Vastgoed.
4.30.
Dat de watertanks in het rapport van FDR/het Bidbook niet expliciet als onroerend zijn aangemerkt, maakt het vorenstaande niet anders. Het rapport van FDR was slechts bedoeld om een indruk te krijgen van de voorhanden zijnde materiële activa. In de Activaovereenkomst – met in artikel 25 een ‘entire agreement clausule’ – hebben partijen uiteindelijk bepaald welke zaken tot het verkochte behoren. Onroerende zaken die in eigendom toebehorend aan een derde/GPS Vastgoed behoren niet tot het verkochte (behoudens de eventueel onroerende zaken als opgenomen in artikel 13 Activaovereenkomst/Bidbook nrs. 500-507).
Ten aanzien van de curator van GPS Vastgoed
4.31.
De door PIPM gestelde aansprakelijkheid van de curator van GPS Vastgoed bouwt in wezen voort op de stelling dat de curator van GPS is tekortgeschoten in de nakoming van zijn (leverings)verplichtingen uit de Activaovereenkomst, en gaat dus evenmin op. Voor zover de aansprakelijkheid is gegrond op de stellingen van PIPM: (i) dat door de verkoop en levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge rechten van PIPM verkort zouden zijn, en/of (ii) dat de curator zich de belangen en rechten van PIPM onvoldoende had aangetrokken bij deze verkoop en levering, gaat dit evenmin op, zoals bleek in r.o. 4.7-4.8.
Ten aanzien van Schootbrugge
Onrechtmatig profiteren van wanprestatie van de curator van GPS?
4.32.
Primair is in geschil of Schootbrugge onrechtmatig heeft geprofiteerd van de door PIPM gestelde wanprestatie van de curator van GPS.
4.33.
Hiervoor bleek dat de curator van GPS niet is tekortgeschoten in de nakoming van een (leverings)verplichting uit de Activaovereenkomst. Alleen al daarom gaat de primaire grondslag onrechtmatig profiteren van wanprestatie niet op.
Ongerechtvaardigde verrijking?
4.34.
Subsidiair is in geschil of Schootbrugge ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van PIPM door het achterblijven van (een of meer van) de Zaken in het Bedrijfspand.
4.35.
De ongerechtvaardigde verrijking is geregeld in artikel 6:212 BW. Daarin is bepaald dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking is ongerechtvaardigd als daarvoor geen redelijke grond aanwezig is.
4.36.
Voor zover Schootbrugge al is verrijkt (wat door haar wordt betwist), dan komt dit doordat PIPM zelf bepaalde aan haar verkochte zaken niet (tijdig) uit het Bedrijfspand heeft verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat een eventuele verrijking van Schootbrugge die daarvan het gevolg is alleen ongerechtvaardigd is, als het aan Schootbrugge te wijten zou zijn dat de betreffende zaken niet (tijdig) door PIPM zijn verwijderd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft PIPM daartoe echter te weinig aangevoerd. Het enkele feit dat Schootbrugge zich na de aankoop van het Bedrijfspand tegenover de curator op het standpunt heeft gesteld dat bepaalde zaken ‘tot het pand behoren’ en zij de curator bij verwijdering door PIPM van deze zaken aansprakelijkheid in het vooruitzicht heeft gesteld, is daarvoor onvoldoende. In weerwil van dit standpunt van Schootbrugge (tegenover de curator) bleef het voor PIPM namelijk mogelijk om de Zaken uit het Bedrijfspand te verwijderen, al moest PIPM dan rekening houden met eventuele aansprakelijkheid, dit met uitzondering van de watertanks waar Schootbrugge de verwijdering ervan heeft verhinderd door Mud c.s. de toegang tot het Bedrijfspand tijdelijk te ontzeggen, maar die watertanks behoorden niet tot het aan PIPM verkochte, zoals bleek in r.o. 4.26-4.30. Het is uiteindelijk PIPM zelf geweest die heeft nagelaten (een of meer van) de (overige) Zaken tijdig te verwijderen uit het Bedrijfspand, hoewel ze daartoe wel de gelegenheid had. Onvoldoende is gebleken dat PIPM die gelegenheid niet heeft gehad; laat staan door toedoen van Schootbrugge.
4.37.
Het vorenstaande betekent dat (ook) de vorderingen ten aanzien van Schootbrugge zullen worden afgewezen.
Conclusie
4.38.
PIPM is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden:
de proceskosten aan de zijde van de curator als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.196,00
de proceskosten aan de zijde van Schootbrugge als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.872,00
4.39.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van PIPM af,
5.2.
veroordeelt PIPM in de proceskosten,
aan de zijde van de curator tot dit vonnis vastgesteld op € 1.196,00,
aan de zijde van Schootbrugge tot dit vonnis vastgesteld op € 1.872,00, te vermeerderen aan de zijde van Schootbrugge met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt PIPM in de na dit vonnis aan de zijde van de curator en Schootbrugge ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als PIPM niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en aan de zijde van Schootbrugge te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. K.H.A. Heenk en mr. J.P. Mesman en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.
jm/kh/pb

Voetnoten

1.HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108.
2.De zaak met zaaknummer: C/05/398125 / HZ ZA 22-10.
3.HR 13 juni 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC3080; HR 23 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC5591 en HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478.