ECLI:NL:RBGEL:2022:7592

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
10142389
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over concurrentie- en relatiebedingen tussen Covebo Uitzendgroep B.V. en voormalige werknemers

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Covebo Uitzendgroep B.V. en twee voormalige werknemers, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Covebo vorderde onverkorte nakoming van de concurrentie- en relatiebedingen die waren overeengekomen in de arbeidsovereenkomsten van de gedaagden. De gedaagden hadden hun arbeidsovereenkomsten opgezegd en een eigen onderneming opgericht, wat volgens Covebo in strijd was met de bedingen. Covebo vorderde onder andere een dwangsom en schadevergoeding, terwijl de gedaagden in reconventie vroegen om schorsing van de bedingen.

De rechtbank oordeelde dat Covebo een spoedeisend belang had bij de vorderingen, maar dat de concurrentie- en relatiebedingen onbillijk waren geformuleerd. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding, dat een straal van 100 kilometer omvatte, te ruim was en beperkte deze tot 45 kilometer. Ook het relatiebeding werd gedeeltelijk geschorst, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagden onbillijk benadeeld werden door de onduidelijkheid over de relaties van Covebo. Covebo's vorderingen werden afgewezen en Covebo werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om duidelijke en redelijke concurrentie- en relatiebedingen op te stellen, en dat werknemers niet onbillijk benadeeld mogen worden door dergelijke bedingen. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en tot een evenwichtige beslissing gekomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10142389 \ VV EXPL 22-147 \ 498 \ 529
uitspraak van 5 december 2022
vonnis in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap
Covebo Uitzendgroep B.V.
gevestigd te Nijkerk
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.A. Abraha
tegen
1.
[gedaagde 1]
wonende te [plaats 1]
2.
[gedaagde 2]
wonende te [plaats 2]
gedaagde partijen in conventie
eisende partijen in reconventie
gemachtigde F. van Oss
Partijen worden hierna Covebo, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden tezamen aangeduid als gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2022 met producties 1 t/m 21,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 3,
- de e-mails van de gemachtigde van Covebo van 18 november 2022 met producties 20 en 22 t/m 25,
- de mondelinge behandeling van 21 november 2022 waar beide gemachtigden hebben gepleit overeenkomstig hun pleitnotities die zijn overgelegd..
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Covebo is een onderneming die zich bezig houdt met het exploiteren van een uitzendbureau. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten als volgt omschreven:
SBI-code: 78201 – Uitzendbureaus – Aannemen van werk, het verzorgen van diensten voor derden, onder meer in de bouw, zowel binnen als buiten Europa, detacheren van personeel.
2.2.
[gedaagde 2] is van 15 augustus 2016 tot 28 februari 2022 in dienst geweest van Covebo aanvankelijk in de functie van werving coördinator, laatstelijk in de functie van commercieel medewerker De arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] is per 1 mei 2017 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.3.
[gedaagde 1] is van 1 november 2017 tot 28 februari 2022 in dienst geweest van Covebo in de functie van werving coördinator. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] is per 1 juni 2018 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.4.
Gedaagden waren werkzaam in hetzelfde team bij Covebo op de locatie [plaats 2] .
2.5.
In de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van gedaagden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen, met dien verstande dat onderstaande nummering van artikel 14 (lid 1 t/m 4) in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] iets afwijkt van de nummering van artikel 14 in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2] .
Artikel 14: Relatie- en anti-ronselbeding
Het is de werknemer verboden om gedurende een periode van twaalf (12) maanden na het eindigen van het dienstverband, ongeacht de wijze waarop en de reden waarom het dienstverband tot een einde is gekomen, zonder voorafgaande toestemming van de werkgever op enigerlei wijze, direct of indirect, al dan niet gehonoreerd, zakelijke contacten te leggen en/of te onderhouden, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met relaties/opdrachtgevers van de werkgever, althans relaties/opdrachtgevers waarmee de werknemer op enigerlei wijze uit hoofde van zijn functie contact (ongeacht of dit contact rechtstreeks is geweest of uitsluitend via interne werkzaamheden) heeft gehad.
Onder relaties/opdrachtgevers van de werkgever wordt in dit verband onder meer, doch niet uitputtend, verstaan die personen, bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, (de aan) de werkgever (gelieerde ondernemingen) gedurende de laatste twaalf (12) maanden van het dienstverband met de werknemer werkzaamheden heeft (hebben) verricht, alsmede die klanten aan wie (de aan) de werkgever (verbonden ondernemingen) gedurende de laatste twaalf (12) maanden van het dienstverband met de werknemer een offerte heeft (hebben) uitgebracht en/of van wie (de aan) de werkgever (verbonden ondernemingen) gedurende die periode een aanvraag tot het doen van een offerte heeft (hebben) ontvangen.
Met onderhavig beding wenst de werkgever de resultaten, het bestaan en de continuïteit van de onderneming te beschermen, daar zij als uitzendbureau voornamelijk afhankelijk is van de (duurzame) relatie met haar relatie/opdrachtgevers. Doordat de werknemer tijdens zijn/haar dienstverband kennis kan/heeft kunnen nemen van onder meer de werkwijze van de werkgever, de relaties/opdrachtgevers van de werkgever en de wensen van de relaties/opdrachtgevers van de werkgever, beschikt de werknemer over belangrijke en bedrijfsgevoelige informatie. Indien het de werknemer vrij staat om zonder beperkingen in contact te treden met de relaties/opdrachtgevers van de werkgevers, dan doet een en ander afbreuk aan de zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever.
Het is de werknemer niet toegestaan, direct dan wel indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, (uitzend)werknemers van (de met) de werkgever (gelieerde ondernemingen) te benaderen, teneinde hen te bewegen het dienstverband met de werkgever te beëindigen. (…).
Artikel 15: Boetebeding
1.
Bij overtreding van één der bepalingen van artikel (….) 14 en verbeurt de werknemer aan de werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro) voor iedere overtreding, alsmede € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. (…)
2.6.
Bij de omzetting van de arbeidsovereenkomsten van gedaagden van bepaalde tijd naar onbepaalde tijd zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (op 17 april 2018, respectievelijk op 4 mei 2017) akkoord gegaan met de navolgende bepaling.
(…) Via deze brief willen wij graag bevestigen dat jouw huidige arbeidsovereenkomst (…) wordt verlengd. Je nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, (…)
De huidige voor jou geldende arbeidsvoorwaarden zoals overeengekomen (…) blijven ongewijzigd van toepassing, (…)
Daarnaast verklaren partijen hierbij dat per (…) de volgende arbeidsvoorwaarde van toepassing is.
Concurrentie beding
Het is de werknemer verboden gedurende de dienstbetrekking, alsmede gedurende een periode van twaalf (12) maanden na het eindigen van de dienstbetrekking, ongeacht de wijze waarop en de reden waarom het dienstverband tot een einde is gekomen, zonder voorafgaande toestemming van de werkgever, binnen een straal van 100 kilometer van een vestiging van werkgever waar(voor) de arbeid gewoonlijk werd verricht, op enigerlei wijze, direct of indirect, al dan niet gehonoreerd, activiteiten te ondernemen en/of werkzaamheden te verrichten, in welke vorm en op welke wijze dan ook, hetzij op eigen naam, hetzij door middel van en/of in samenwerking met, dan wel in dienstverband van andere natuurlijke of rechtspersonen, welke gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van de werkgever.
Het relatie- en ronselbeding en daaraan gekoppeld boetebeding zoals reeds overeengekomen blijven van toepassing. (…)
2.7.
Gedaagden hebben hun arbeidsovereenkomsten op 24 januari 2022 opgezegd tegen eind februari 2022.
2.8.
Bij brieven van 8 februari 2022 aan gedaagden heeft Covebo het einde van de arbeidsovereenkomsten per 28 februari 2022 bevestigd. Covebo heeft gedaagden per 12 februari 2022 op non-actief gesteld en heeft hen herinnerd aan het overeengekomen relatie- en anti-ronselbeding en aan het boetebeding.
2.9.
Gedaagden hebben op 23 februari 2022 de besloten vennootschap [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) opgericht, statutair gevestigd te Den Haag. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten als volgt omschreven:
Het bemiddelen van arbeid tussen zelfstandigen zonder personeel (zzp-er) en opdrachtgevers, alsmede werving en selectie.
2.10.
Bij brief van 6 juli 2022 heeft Covebo gedaagden aangeschreven omtrent de (volgens Covebo: met het concurrentiebeding en het relatie- en anti-ronselbeding strijdige) activiteiten van [bedrijf 1] . Partijen hebben vervolgens onderhandeld, hetgeen niet heeft geleid tot een oplossing.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
Covebo vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
I. gedaagden te veroordelen tot onverkorte nakoming van de concurrentie- en relatiebedingen, onder verbeurte van een dwangsom van € 7.500,00, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, per dag of per deel van een dag dat gedaagden in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Covebo van een voorschot van € 25.000,00 op de geleden schade van Covebo, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een voorschot aan Covebo van de verbeurde contractuele boetes tot een bedrag van € 30.000,00;
IV. [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een voorschot aan Covebo van de verbeurte contractuele boetes tot een bedrag van € 10.000;
V. gedaagden te veroordelen tot betaling aan Covebo van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening
VI. gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Covebo ten grondslag dat gedaagden het met Covebo overeengekomen concurrentiebeding en het relatie- en anti-ronselbeding schenden en daarmee tekort schieten in de nakoming van deze bedingen. Door de schending van het relatie- en anti-ronselbeding zijn contractuele boetes verbeurd. Door schending van het concurrentiebeding heeft Covebo schade geleden (en lijdt zij thans nog schade). Covebo heeft een zwaarwegend belang bij handhaving van het concurrentiebeding en het relatie- en anti-ronselbeding: zij vreest voor benadeling omdat gedaagden kennis dragen van bedrijfsgeheimen en persoonlijk contact hebben gehad met klanten en andere relaties van Covebo.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Daarop wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
Gedaagden vorderen, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
Primair:
het concurrentiebeding en het relatiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen geheel te schorsen;
Subsidiair:
Het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen geheel te schorsen en het relatiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties die zijn opgenomen in productie 2 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, gevoegde lijst;
Meer subsidiair:
Het relatiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties die zijn opgenomen op de als productie 2 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, gevoegde lijst, alsmede het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen is overeengekomen eveneens gedeeltelijk te schorsen waar het de straal betreft en die te beperken tot 25 kilometer vanaf Covebo Nijkerk, alsmede het beding te beperken voor zover het ziet op het bemiddelen bij het tewerkstellen van zzp timmerlieden;
Zowel primair als subsidiair:
Covebo te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Aan hun vorderingen leggen gedaagden ten grondslag dat zij door het concurrentiebeding en het relatiebeding onbillijk worden benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Covebo.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Voldoende aannemelijk is geworden dat Covebo een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
5.3.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat toewijzing daarvan in kort geding gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering of inschakeling van een deskundige. De kantonrechter dient dan ook te beslissen op grond van de inhoud van stukken zoals deze in het geding zijn gebracht en wat daarvoor tijdens de mondelinge behandeling door en namens partijen is verklaard. Bij gemotiveerde betwisting van de relevante feiten door de een of de ander zal een inschatting moeten worden gemaakt van de meest aannemelijk te achten versie.
5.4.
Vooropgesteld wordt dat niet is betwist dat een rechtsgeldig concurrentiebeding en een rechtsgeldig relatie-en anti-ronselbeding is overeengekomen tussen Covebo en gedaagden. Voor de leesbaarheid zal het relatie- en anti-ronselbeding hierna (verkort) worden aangeduid als relatiebeding.
Op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen (in dit kort geding: schorsen totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan) op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk worden benadeeld. Het overeengekomen relatiebeding is eveneens onderworpen aan het toetsingscriteria van artikel 7:653 BW. De kantonrechter zal hierna eerst ingaan op het concurrentiebeding en daarna op het relatiebeding.
concurrentiebeding
5.5.
Uit de tekst van het concurrentiebeding volgt dat gedaagden zich ten opzichte van Covebo gedurende twaalf maanden na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, derhalve tot 28 februari 2023, dienen te onthouden van activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van Covebo, binnen een straal van 100 kilometer vanaf de vestiging waar gedaagden gewoonlijk de arbeid verrichten. Partijen zijn het er over eens dat het middelpunt van die straal zich bevindt in [plaats 2] .
Naar het oordeel van de kantonrechter is op basis van de overgelegde stukken en de verklaringen van partijen ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat de activiteiten van het door gedaagden opgezette bedrijf [bedrijf 1] in ieder geval ‘gelijksoortig’ zijn aan de activiteiten van Covebo. Zowel Covebo als gedaagden houden zich bezig met arbeidsbemiddeling in de bouw. Dat gedaagden zich alleen bezig houden met het ter beschikking stellen van zzp-ers, terwijl Covebo daarnaast ook uitzendkrachten ter beschikking stelt, doet er niet aan af dat sprake is van ‘gelijksoortige’ activiteiten, zoals bedoeld in het concurrentiebeding. Nu gedaagden hun bedrijf [bedrijf 1] hebben gevestigd in Den Haag (binnen de straal van 100 kilometer vanaf Nijkerk) en uit het door Covebo overgelegde vacatureoverzicht kan worden afgeleid dat de activiteiten van [bedrijf 1] hoofdzakelijk binnen deze straal plaatsvinden, is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagden concurrerende activiteiten verrichten binnen de straal van 100 kilometer.
5.6.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag of Covebo voldoende belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Beoordeeld dient te worden of gedaagden door het concurrentiebeding onbillijk worden benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Covebo. Er dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van Covebo bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding en anderzijds het belang van gedaagden bij schorsing van het beding.
Bij deze belangenafweging dient voor ogen te worden gehouden dat een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. [1]
5.7.
De belangen van gedaagden zijn gelegen in de verbetering van werkomgeving, zowel ten aanzien van beloning, als ten aanzien van verantwoordelijkheden. Gedaagden hebben aangevoerd dat zij bij Covebo slechts uitvoerend bezig waren. Hoewel zij bij Covebo hebben geprobeerd om meer verantwoordelijkheden te krijgen en plannen kenbaar hebben maakt om de bemiddeling in de tewerkstelling van zzp-ers binnen Covebo uit te breiden, bleek Covebo daarin niet geïnteresseerd. Daarom hebben gedaagden besloten om hun een eigen onderneming te starten en zo hun ‘vleugels uit te slaan’. Ter zitting hebben gedaagden toegelicht dat zij zich bij Covebo vrijwel alleen bezig hielden met de plaatsing van timmerlieden en dat zij zich met hun nieuwe onderneming (ook) willen richten op bemiddeling in de bouw, gelet op de ervaring die [gedaagde 1] (voorafgaand aan zijn dienstverband bij Covebo) heeft opgedaan binnen die branche.
5.8.
Daartegenover staat het belang van Covebo om haar bedrijfsgevoelige informatie af te schermen. Covebo heeft aangevoerd dat haar belang bij handhaving is gelegen in het feit dat gedaagden tijdens hun dienstverband bij Covebo veel knowhow en kennis hebben opgedaan op het gebied van arbeidsbemiddeling in de bouw, techniek en industrie. Covebo vreest voor benadeling doordat gedaagden kennis draagt van bedrijfsgeheimen, nu zij bekend zijn met marges en prijsstellingen, zowel ten aanzien van opdrachtgevers als kandidaten.
Met deze kennis in combinatie met de knowhow en het opgebouwde netwerk kunnen gedaagden klanten en kandidaten van Covebo benaderen en weglokken met gunstiger tarieven.
5.9.
Bij de door de kantonrechter te maken belangenafweging wordt van belang geacht dat de geldigheidsduur van het concurrentiebeding is beperkt tot een jaar. Deze termijn wordt redelijk geacht, gelet op de verhouding van het dienstverband van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (ongeveer 4,5 jaar respectievelijk 5,5 jaar). Verder wordt van belang geacht dat gedaagden hun dienstverband zelf hebben opgezegd.
Covebo heeft haar belang bij handhaving van het concurrentiebeding voldoende aannemelijk gemaakt. Dit belang is gelegen in de vrees voor benadeling, omdat gedaagden zich met hun bedrijf ook bezighouden met arbeidsbemiddeling van zzp-ers in de bouw. Voldoende aannemelijk is dat gedaagden tijdens hun dienstverband specifieke knowhow en kennis hebben opgedaan ten aanzien van prijzen, kosten en marges binnen (met name) de arbeidsbemiddeling in de bouwsector. Als werving coördinator respectievelijk commercieel medewerker hadden gedaagden, zo is door Covebo gesteld en door gedaagden onvoldoende gemotiveerd betwist, toegang tot de systemen van Covebo met alle klant- en prijsgegevens, welke informatie zij kunnen inzetten ten behoeve van de door henzelf opgerichte onderneming.
Het voorgaande betekent echter niet dat het concurrentiebeding onverkort van kracht blijft.
Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het door Covebo te beschermen belang bij onverkorte handhaving van het concurrentiebeding niet op tegen het nadeel dat gedaagden ondervinden door het zeer ruim geformuleerde concurrentiebeding. In het beding is een straal van 100 kilometer opgenomen vanaf Nijkerk waarbinnen het verbod geldt. Aangenomen wordt dat aan deze geografische beperking van de werking van het concurrentiebeding de opvatting ten grondslag ligt dat naar mate de concurrerende activiteiten verder verwijderd zijn van de vestiging van Covebo in Nijkerk, deze activiteiten minder schadelijk zullen zijn voor Covebo. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de in het concurrentiebeding genoemde straal van 100 kilometer een dusdanige belemmering voor gedaagden mee, dat zij feitelijk maar in een klein deel van Nederland activiteiten kunnen ontplooien. Covebo heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij, mede gelet op de afstand tussen het kantooradres van [bedrijf 1] in Den Haag en de vestiging van Covebo in Nijkerk (hemelsbreed 82 kilometer), een zodanig groot belang heeft bij de onverkorte handhaving van het concurrentiebeding tot de overeengekomen straal van 100 kilometer, dat het belang van gedaagden daarvoor moet wijken. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat gedaagden in dit geval onbillijk worden benadeeld door het concurrentiebeding voor wat betreft de geografische beperking. Voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter het betreffende beding op dit onderdeel gedeeltelijk zal vernietigen.
De kantonrechter ziet daarom aanleiding het concurrentiebeding schorsen voor zover het betrekking heeft op de geografische beperking vanaf 45 kilometer vanaf Nijkerk. Met andere woorden: de straal van het concurrentiebeding wordt beperkt tot 45 kilometer. Deze beperking wordt als volgt gemotiveerd. Covebo heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij een drietal ondernemingen heeft gericht op arbeidsbemiddeling in de bouw: in Almere, Breda en Nijkerk. Aangezien Covebo deze werkzaamheden dus niet verricht vanuit één vestiging voor heel Nederland, acht de kantonrechter het reëel om de straal in het concurrentiebeding te beperken tot (ongeveer) de helft van de afstand tussen de vestiging van Covebo in Nijkerk en de (ten opzichte van die vestiging) verst gelegen vestiging van Covebo in Breda. Hemelsbreed is die afstand (afgerond) 88 kilometer.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de primaire en subsidiaire vorderingen van gedaagden (in reconventie) om het concurrentiebeding geheel te schorsen worden afgewezen. De meer subsidiaire vordering is gedeeltelijk toewijsbaar, voor wat betreft de geografische beperking. De kantonrechter beperkt de schaal tot 45 kilometer vanaf de vestiging van Covebo in Nijkerk. Op basis van hetgeen door gedaagden is aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien het concurrentiebeding verder te beperken ‘voor zover het ziet op het bemiddelen bij het tewerkstellen van zzp-timmerlieden’, zoals door gedaagden gevorderd. Dit deel van de meer subsidiaire vordering zal worden afgewezen.
5.11.
Covebo vordert in conventie een voorschot van € 25.000,00 aan geleden schade wegens schending van het concurrentiebeding.
Hoewel hiervoor is overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat gedaagden tijdens hun dienstverband specifieke knowhow en kennis hebben opgedaan ten aanzien van prijzen, kosten en marges binnen (met name) de arbeidsbemiddeling in de bouwsector, omdat zij toegang hadden tot de systemen van Covebo, heeft Covebo niet aannemelijk gemaakt dat gedaagden bedrijfsgevoelige informatie hebben gebruikt, waardoor Covebo is benadeeld en waardoor Covebo ook daadwerkelijk schade heeft geleden. Covebo heeft haar vordering op dit punt niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, begroot Covebo haar schade op € 50.000,00 en maakt zij in deze procedure schattenderwijs aanspraak op een voorschot van € 25.000,00.
Naar het oordeel van de kantonrechter is thans niet aannemelijk geworden dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure zal overgaan tot het toewijzen van enig bedrag aan schadevergoeding. Dit brengt met zich dat het door Covebo gevorderde voorschot zal worden afgewezen.
relatiebeding
5.12.
Uit de tekst van het relatiebeding volgt – onder meer – dat gedaagden zich ten opzichte van Covebo gedurende twaalf maanden na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, derhalve tot 28 februari 2023, dienen te onthouden van zakelijke contacten met relaties/opdrachtgevers van Covebo, waaronder onder meer vallen personen, bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wiens opdracht de aan Covebo gelieerde ondernemingen werkzaamheden hebben verricht. In het beding is in het algemeen (‘doch niet uitputtend’) aangegeven wat onder relaties/opdrachtgever wordt verstaan. Uit de tekst kan worden afgeleid daaronder in ieder geval wordt verstaan opdrachtgevers en klanten van Covebo. Enige aanwijzing in het beding dat daaronder ook de in te schakelen arbeids(uitzend)krachten of zzp-ers vallen, ontbreekt.
Verder volgt uit het laatste lid van de bepaling – kort gezegd – dat het gedaagden is verboden om (uitzend)werknemers van (de met) de werkgever (gelieerde) ondernemingen te benaderen met het doel hen te bewegen hun dienstverband met werkgever op te zeggen (anti-ronselbeding).
5.13.
Ook ten aanzien van het relatiebeding dient te worden beoordeeld of gedaagden daardoor onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Covebo. Wederom geldt dat een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van Covebo bij onverkorte handhaving van het relatiebeding en anderzijds het belang van gedaagden bij schorsing van het beding.
5.14.
Covebo stelt zich op het standpunt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het relatiebeding, nu zij meerdere overtredingen van het beding heeft geconstateerd.
Volgens Covebo heeft [gedaagde 2] werknemers van Aannemingsbedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) benaderd, zijnde een relatie van Covebo. [gedaagde 2] contact heeft opgenomen met [betrokkene 1] , die op dat moment (via Covebo) werkzaam was bij [bedrijf 2] .
Covebo heeft voorts gesteld dat [gedaagde 2] voor klussenbedrijf ‘ [betrokkene 2] ’ heeft bemiddeld bij Bouwbedrijf [bedrijf 3] , zijnde een klant van Covebo, waar Covebo laatstelijk in 2018 arbeidskrachten heeft geplaatst.
Verder wijst Covebo op een brief van 18 juli 2022 van de gemachtigde van gedaagden, waarin gedaagden erkennen dat zij werkzaamheden verrichten voor een relatie van Covebo.
Tot slot heeft Covebo gesteld dat gedaagden het relatiebeding hebben overtreden door elkaar te bewegen hun arbeidsovereenkomst met Covebo op te zeggen.
5.15.
Gedaagden hebben aangevoerd dat zij onbillijk benadeeld worden door het relatiebeding, omdat het zodanig ruim is geformuleerd dat daaronder alle relatie en opdrachtgevers van Covebo en de aan haar gelieerde vestigingen vallen. Aangezien Covebo verspreid over heel Nederland 33 vestigingen heeft en in het relatiebeding geen specifieke lijst van relaties is opgenomen, is het voor gedaagden volstrekt onduidelijk of een bepaald bedrijf/persoon een relatie van Covebo is. Daardoor is het risico dat gedaagden onverhoopt een van de relaties van Covebo benaderd zeer groot. Ondanks herhaalde verzoeken van gedaagden blijkt Covebo niet bereid om een concrete lijst te verstrekken van relaties van Covebo, waarmee gedaagden geen contact mogen hebben. Gedaagden zijn bereid om zich te onthouden van contact met het relatiebestand waarmee zij in de laatste twaalf maanden van hun dienstverband bij Covebo contact hebben gehad en hebben daarom zelf een lijst opgesteld van deze relaties. Meer subsidiair vorderen gedaagden dat het relatiebeding gedeeltelijk wordt geschorst in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties in deze lijst (die is overgelegd als productie 2).
Gedaagden hebben voorts betwist dat zij het relatiebeding hebben overtreden door het benaderen van [betrokkene 1] en Bouwbedrijf [bedrijf 3] . Ter zitting hebben gedaagden toegelicht dat [gedaagde 2] [betrokkene 1] als zzp-er telefonisch heeft benaderd en dat [betrokkene 1] op dat moment toevallig aanwezig (of werkzaam) was bij [bedrijf 2] . Gedaagden hebben betwist dat zij [bedrijf 2] (zelf) hebben benaderd. Gedaagden hebben voorts toegelicht dat zij [betrokkene 2] hebben geplaatst bij Bouwbedrijf [bedrijf 3] , maar dat zowel [betrokkene 2] als [bedrijf 3] sinds 2018 geen zaken meer doen met Covebo en ook geen zaken meer met Covebo willen doen. Dat [bedrijf 3] geen zaken meer met Covebo wenst te doen hebben gedaagden ook met en schriftelijke verklaring van [bedrijf 3] onderbouwd. Van schending van het relatiebeding is daarom geen sprake, aldus gedaagden.
5.16.
Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat gedaagden door de zeer ruime strekking van het relatiebeding onbillijk worden benadeeld. Het is ondoenlijk om van gedaagden te verwachten dat zij weet wie de relaties van Covebo zijn. Dat Covebo om haar moverende redenen niet bereid is om een lijst op te stellen van relaties waarmee gedaagden geen contact mogen hebben, mag zo zijn, maar leidt er in de gegeven omstandigheden toe dat gedaagden ‘vogelvrij’ zijn wat betreft het aangaan van relaties. Het relatiebeding ziet immers (onder meer) op personen, bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wiens opdracht de aan Covebo gelieerde ondernemingen werkzaamheden hebben verricht én op klanten aan wie de aan Covebo verbonden ondernemingen een offerte hebben uitgebracht of een aanvraag hebben gedaan. Gelet op het feit dat Covebo verspreid over heel Nederland 33 vestigingen heeft, leidt het relatiebeding er toe dat het voor gedaagden volstrekt onduidelijk is welke relaties de verschillende vestigingen van Covebo hebben en met wie zij dus wel of geen contact mogen leggen. Covebo had deze duidelijkheid op eenvoudige wijze kunnen verschaffen door gedaagden een lijst te verstrekken van relaties die volgens haar onder het relatiebeding vallen. Door gedaagden deze duidelijkheid te onthouden, worden gedaagden als het waren ‘gegijzeld’. Zij kunnen geen werkzaamheden uitoefenen zonder het risico te lopen door Covebo te worden aangesproken wegens overtreding van het relatiebeding. De kantonrechter is van oordeel dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico van Covebo moet komen.
In het voorgaande ziet de kantonrechter daarom aanleiding het relatiebeding gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties die zijn opgenomen in de door gedaagden als productie 2 (bij haar conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie) overgelegde lijst. Covebo heeft de juistheid van deze lijst niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
5.17.
De door Covebo gevorderde voorschotten van de verbeurde contractuele boetes vanwege schending van het relatiebeding door gedaagden zullen worden afgewezen.
Voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde 2] niet wist dat [betrokkene 1] als zzp-er werkzaam was bij een relatie van Covebo ( [bedrijf 2] ) op het moment dat hij telefonisch contact met hem opname. Bovendien kan [betrokkene 1] niet als relatie in de zin van het relatiebeding worden aangemerkt, zodat van schending van het relatiebeding geen sprake kan zijn.
De plaatsing van arbeidskracht [betrokkene 2] bij [bedrijf 3] leidt evenmin tot de conclusie dat [gedaagde 2] een boete heeft verbeurd wegens schending van het relatiebeding. In dit kader acht de kantonrechter van belang dat [gedaagde 2] onweersproken heeft gesteld dat zowel [bedrijf 3] als [betrokkene 2] sinds 2018 geen zaken meer doet met Covebo en in de toekomst ook geen zaken meer met Covebo willen doen. Ter onderbouwing van deze stelling hebben gedaagden een verklaring van [bedrijf 3] overgelegd. Zonder nadere toelichting aan de zijde van Covebo, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien welk belang zij heeft bij handhaving van het relatiebeding ten aanzien van [bedrijf 3] en [betrokkene 2] . Voor zover Covebo heeft bedoeld te stellen dat ook alle voormalige relaties van Covebo onder het relatiebeding vallen, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat een dergelijke uitleg van het beding te ruim is en leidt tot een onbillijke benadeling van gedaagden.
De kantonrechter begrijpt dat de ‘erkenning’ in de brief van 18 juli 2022 van de gemachtigden van gedaagden (productie 20) waarop Covebo zich beroept ook betrekking heeft op de plaatsing van [betrokkene 2] bij [bedrijf 3] . Voor zover Covebo heeft bedoeld te stellen dat de erkenning ziet op een andere relatie, geldt dat zij haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, dan wel aannemelijk heeft gemaakt. De op deze erkenning gebaseerde boete wegens schending van het relatiebeding zal daarom ook worden afgewezen.
Tot slot het verwijt van Covebo dat gedaagden elkaar hebben bewogen het dienstverband bij Covebo te beëindigen. De kantonrechter acht deze gestelde schending van het relatiebeding onaannemelijk en gekunsteld. Dat gedaagden het plan hebben opgevat om samen een bedrijf te beginnen en daarom beiden hun arbeidsovereenkomst met Covebo hebben opgezegd, leidt niet tot de conclusie dat zij elkaar hebben benaderd ‘teneinde elkaar te bewegen het dienstverband met Covebo op te zeggen’. Voldoende aannemelijk is geworden dat het de eigen keuze was van beide gedaagden om deze stap te zetten.
voorts
5.18.
Nu het concurrentiebeding en het relatiebeding gedeeltelijk worden geschorst, is er geen grond de door Covebo gevorderde veroordeling tot onverkorte nakoming van deze bedingen toe te wijzen onder verbeurte van een dwangsom van € 7.500,00. Deze vordering zal worden afgewezen.
5.19.
De vorderingen van Covebo in conventie worden afgewezen. Covebo zal daarom in conventie worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagden.
In reconventie worden beide partijen deels in het ongelijk. Daarom zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de gevorderde voorziening af;
6.2.
veroordeelt Covebo in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van gedaagden vastgesteld op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
schorst het concurrentiebeding zoals dat tussen Covebo en gedaagden is overeengekomen gedeeltelijk, waar het de straal betreft en beperkt de straal tot 45 kilometer vanaf Covebo Nijkerk;
6.5.
schorst het relatiebeding zoals dat tussen Covebo en gedaagden is overeengekomen gedeeltelijk, in die zin dat het relatiebeding wordt beperkt tot de relaties die zijn opgenomen op als productie 2 bij de ‘conclusie inhoudende eis in reconventie’ van gedaagden toegevoegde lijst;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2022