4.18.De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van het taxeren van commercieel vastgoed en dat de navolgende vragen moeten worden voorgelegd:
Inleiding:
In deze zaak staat (de uitvoering van) een taxatie door [gedaagde 2] / [gedaagde 1] ter discussie. In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de praktijk op het moment waarop de taxatie plaats had, uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
Beschikt u over voldoende gegevens om de aan u voorgelegde vragen te kunnen beantwoorden? Zo nee, wilt u (de) ontbrekende informatie opvragen bij partijen en die in uw rapportage vermelden?
Wat waren in 2015 binnen uw beroepsgroep de standaarden en/of gebruiken
voor de wijze waarop een ‘voorafgaande taxatie’ als bedoeld in artikel 7:960 BW van een gebouw op basis van hertaxatie van commercieel vastgoed (in verband met een brandverzekering; verder: een voortaxatie) dient te worden uitgevoerd en
waaraan een in dat verband opgesteld taxatierapport dient te voldoen?
Indien u verwijst naar richtlijnen en protocollen, kunt u dan voor zover mogelijk aangeven hoe de richtlijn of het protocol tot stand is gekomen? Wilt u de richtlijn of het protocol bijvoegen, dan wel de vindplaats vermelden?
Indien er ten aanzien van vraag 2, binnen de beroepsgroep verschillende opvattingen bestonden, kunt u vermelden welke dat zijn?
Kunt u vaststellen wat in 2015 – beoordeeld naar de toen geldende normen – het bouwvolume was van de verschillende onderdelen van de gebouwen? Kunt u daarbij zoveel mogelijk een onderscheid maken tussen de hoofdgebouwen, de daarbij horende uitbouwen, bijgebouwen en/of achterliggende bouwwerken?
Kunt u de waarde per m3 voor de verschillende onderdelen noemen, beoordeeld naar de situatie in 2015?
Kunt u de waarde van de gebouwen in 2015 – beoordeeld naar de toen geldende normen – taxeren op basis van herbouwwaarde ten behoeve van een voortaxatie voor een brandverzekering? Kunt u die waarde voorts geven, uitgaande van de situatie dat de achterliggende bouwwerken in slechte staat verkeerden?
U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
Valt de wijze en uitvoering van de door [gedaagde 2] uitgevoerde voortaxatie binnen de in 2015 geldende standaard en/of binnen de gebruiken die toen door de beroepsgroep acceptabel werden geacht? Voor zover dit niet het geval was, op welke punten week de voortaxatie daarvan af?
Kunt u bij de beantwoording van deze vraag betrekken dat bij de voortaxatie
de kuberingsmethode is gebruikt
een deel het bouwvolume dat ziet op bijgebouwen – die (mogelijk) in slechte staat verkeerden – niet is meegerekend en dat dit is gecompenseerd door een toeslag (van circa 15%) op de prijs per m3 van het wel meegerekende bouwvolume?
Bestond er in 2015 binnen de beroepsgroep een bandbreedte waarbinnen afwijkingen van gemeten volumes en/of waarderingen op basis van herbouwwaarde bij een voortaxatie acceptabel worden geacht? Zo ja, wat was die bandbreedte?
Voor zover de antwoorden op vragen 5, 6 en 7 afwijken van de resultaten van de metingen van (de onderdelen van) de gebouwen en/of van de waardering door [gedaagde 2] , zoals (onder meer) blijkt uit de aantekeningen en het taxatierapport:
kunt u een verklaring geven voor die afwijking?
blijft die afwijking binnen de in vraag 9 bedoelde bandbreedte?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?