[Werknemer T-Mobile] , werkzaam voor T-Mobile, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de persoon op de foto op pagina 12770 (foto 1) degene is die steeds langskwam. Deze man heet [Verdachte] . Hij heeft zelf nooit contracten afgesloten maar hij nam mensen mee op wiens naam de contracten kwamen te staan. [Verdachte] kwam steeds in de winkel met een persoon en vertelde dan dat de persoon die bij hem was een contract wilde afsluiten. Allebei de mannen gaven aan wat precies de bedoeling was wat betreft het contract. Om de zoveel tijd kwam [Verdachte] bij [Werknemer T-Mobile] met steeds iemand anders.De man op foto 1 is [Verdachte] .
De rechtbank stelt vast dat het procesdossier geen overeenkomsten van KPN/Telfort bevat en dat het contract tussen [BV 5] en Vodafone niet is ondertekend. Deze enkele omstandigheden maken, mede gelet op de gedetailleerde informatie in de aangifte, niet dat de rechtbank reden heeft te twijfelen aan die aangifte en daarmee aan de totstandkoming van de overeenkomsten.
Gelet op de verklaringen van [Medeverdachte 1] , [Oud bestuurder] en [Werknemer T-Mobile] heeft [Verdachte] op meerdere momenten en steeds in nauwe en bewuste samenwerking met anderen abonnementen afgesloten en daarbij de beschikking gekregen over mobiele telefoons, waarna de verschuldigde abonnementskosten niet zijn betaald.
De rechtbank overweegt dat het om niet ter beschikking krijgen van een telefoon bij het afsluiten van een abonnement in beginsel kwalificeert als koop op afbetaling. De maandelijks te betalen abonnementskosten strekken immers ook tot afbetaling van de mobiele telefoon.
Met betrekking tot de vraag of niet alleen de telefoon maar ook het abonnement dient te worden beschouwd als een ‘goed’ in de zin van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank het volgende. De abonnementskosten zien, naast betaling voor geleverde en niet betaalde telefoontoestellen, op het gebruik maken van het netwerk van de aanbieder. Dat deel van de kosten van het abonnement worden bepaald door het aantal overeengekomen belminuten. Die kosten zijn hoger als meer belminuten zijn inbegrepen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BQ6575) overweegt de rechtbank dat de term ‘belminuten’ dient te worden verstaan in de economische betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, te weten als gebruikseenheid om de daarmee aangeduide vormen van telecommunicatiedienstverlening te kunnen kwantificeren en in rekening te kunnen brengen. In dit arrest is geoordeeld dat belminuten een ‘goed’ zijn in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit rechtspraak en wetgeving niet dat het begrip “goederen” in artikel 326a, behoudens de meervoudsvorm, een andere inhoud heeft dan het begrip “goed” in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is daarom van oordeel dat belminuten ook in het kader van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht zijn te kwalificeren als goederen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat. [Verdachte] is immers op meerdere momenten en in verschillende winkels betrokken geweest bij het afsluiten van abonnementen en het in ontvangst nemen van de daarbij horende telefoons. Daarom is bewezen dat [Verdachte] een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het verkrijgen van telefoons en abonnementen zonder te betalen.
Het bovenstaande maakt dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primaire feit ten aanzien van de telefoons en de telefoonabonnementen.
Feit 4 (hennepkwekerijen)
- [Adres] :
In de woning aan de [Adres] te ’s-Heerenberg is op 8 mei 2014 17 kilogram henneptoppen aangetroffen. In de woning waren [Naam] en [Naam] aanwezig. De woning was door [Verhuurder] verhuurd aan [Naam] . Bij het aangaan van de huurovereenkomst werd een salarisspecificatie van [BV 1] overlegd. In de woning en in het voertuig van deze [Naam] werden verschillende documenten aangetroffen, waaronder een salarisspecificatie van [BV 1] op naam van [Naam] , een salarisspecificatie van [BV 6] . op naam van [Naam] en werkgeversverklaringen van [BV 10] op naam van [Naam] en [Naam] , ondertekend door [Medeverdachte 1] , en bijbehorende salarisspecificaties. Uit telefoongegevens bleek dat de mobiele telefoon met een imei-nummer in gebruik bij [Verdachte] op 19 mei, 20 mei, 27 mei en 30 mei 2014 contact had gehad met het mobiele nummer van [Naam] . Een ander, volgens de politie in gebruik bij [Verdachte] , telefoonnummer had tussen 30 april en 15 mei 2014 23 keer contact met het telefoonnummer van [Naam] .
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat sprake is van een relatie tussen de in de woning aangetroffen personen en de in onderzoek Goud onderzochte B.V.’s en dat sprake is van een relatie tussen [Verdachte] en de in onderzoek Goud onderzochte B.V.’s enerzijds en met [Naam] anderzijds. Dit is echter onvoldoende om op basis daarvan te zeggen dat [Verdachte] ook bij de hennepkwekerij betrokken is geweest. De rechtbank zal [Verdachte] daarom hiervan vrijspreken.
- [Adres] :
In de woning aan de [Adres] te Winterswijk is op 17 april 2012 een hennepkwekerij aangetroffen. In de woning werden Bulgaren [Persoon] en [Persoon] aangetroffen. De woning is in april 2011 verkocht aan [Naam] , de vrouw van [Verdachte] . De buurvrouw heeft verklaard dat er vanaf februari/maart 2012 andere mensen woonden. [Verdachte] heeft verklaard dat hij de woning sinds 1 februari 2012 verhuurde aan [Persoon] .
De rechtbank stelt vast dat door de politie geen onderzoek is gedaan naar (het bestaan van) de genoemde [Persoon] . De rechtbank kan op dit punt de verklaring van [Verdachte] niet op voorhand als hoogst onaannemelijk terzijde schuiven, terwijl geen bewijsmiddel voorhanden is waaruit volgt dat de verklaring van [Verdachte] onjuist is. De rechtbank zal hem daarom van betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan de [Adres] vrijspreken.
Feit 5 (bedrieglijke bankbreuk)
Uit het dossier volgt dat bedrijf [Bedrijf] babyvoeding wilde exporteren en voor het leveren van die babyvoeding in contact kwam met [Medeverdachte 2] . [Bedrijf] gaf aan alleen zaken te willen doen met personen die een bedrijf hadden. Vanaf januari 2014 werden aan [Bedrijf] facturen gestuurd van [BV 1] , op basis waarvan door [Bedrijf] voorschotten werden betaald ten behoeve van [BV 1] . In aanvang werden deze facturen contant betaald, voor een totaalbedrag van € 55.742,25. Op verzoek werden de overige voorschotten daarna betaald op de privérekening van [Medeverdachte 2] , in totaal een bedrag van
€ 187.040,50.
Op 3 juni 2014 is [BV 1] in staat van faillissement verklaard. Curator [Curator] heeft verklaard dat naar zijn oordeel de van [Bedrijf] contant ontvangen bedragen en op de privérekening van [Medeverdachte 2] ontvangen betalingen zijn onttrokken aan de boedel van [BV 1] . [Medeverdachte 2] heeft verklaard dat de koop en verkoop van melkpoeder uitging van hemzelf en niet van een B.V.. [Medeverdachte 2] hield zich bezig met de koop en verkoop, maar de facturen waren niet zijn taak.
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de bedrijfsnaam [BV 1] op een factuur staat nog niet betekent dat de handel plaatsvond vanuit of middels die B.V.. Met het gebruik van die facturen werd enkel de schijn gewekt dat via een B.V. werd gehandeld, en dat daarmee werd voldaan aan de voorwaarde van [Bedrijf] . Zoals hiervoor overwogen was [BV 1] een lege B.V. waarin geen activiteiten plaatsvonden. Ook van de handel met [Bedrijf] blijkt uit de administratie van [BV 1] niet. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de door [Bedrijf] betaalde geldbedragen tot de failliete boedel van [BV 1] zijn gaan behoren. De rechtbank zal [Verdachte] daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.
Feit 6 (valsheid in geschrift)
Uit bevindingen van het UWV volgt dat op naam van [Verdachte] op 15 november 2013 een aanvraag voor een WW-uitkering is ingediend. Op deze aanvraag stond dat hij van 1 juni 2013 tot 2 december 2013 een dienstverband had gehad bij [BV 1] Unlimited BV en per 2 december 2013 werkloos was geworden. Per 2 december 2013 is aan [Verdachte] een WW-uitkering voor de duur van drie maanden toegekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [BV 1] Unlimited een lege B.V. was. Dat betekent dat ook [Verdachte] niet voor de onderneming heeft gewerkt.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat bewezen is dat [Verdachte] op 15 november 2013 een door hem valselijk opgemaakt geschrift heeft ingediend, met het oogmerk om dat geschrift als echt te gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een ander of anderen. De rechtbank zal [Verdachte] daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Feit 1 (criminele organisatie)
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). [Medeverdachte 2] is gevraagd naar de rollen van [Verdachte] , [Medeverdachte 7] , [Werknemer] (
de vrouw van [Verdachte]) en [Medeverdachte 3] . Hem is de vorm van een kerstboom voorgehouden. Hij heeft toen verklaard dat aan de toplaag één persoon zit en daaronder zitten er drie, waaronder [Medeverdachte 3] . De bovenste en de twee anderen onder de bovenste wil [Medeverdachte 2] niet noemen in verband met zijn verschoningsrecht. Op de laag daaronder zitten [Medeverdachte 5] , [Medeverdachte 6] , [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 4] en [Medeverdachte 2] zelf. Hij twijfelt een beetje over [Medeverdachte 1] , want die kan mogelijk iets hoger zitten.
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niet de grote baas is, maar dat [Medeverdachte 3] en [Verdachte] dat zijn. [Medeverdachte 7] regelde heel vaak de financiële kant. [Medeverdachte 6] heeft ook B.V.'s op naam gezet. Dit geldt ook voor [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 1] zelf. Ook [Medeverdachte 4] had B.V.'s op naam. Volgens [Medeverdachte 1] zijn [Verdachte] en [Medeverdachte 3] de boomstammen en hebben ze wat takken en bladeren en dat zijn de anderen.
[Verdachte] en [Medeverdachte 3] waren de baas en [Medeverdachte 6] , [Medeverdachte 5] , [Oud bestuurder] en [Medeverdachte 1] deden wat zij zeiden. Zij ( [Verdachte] en [Medeverdachte 3] ) bedachten de systemen met de B.V.’s en de anderen voerden die systemen uit.
Gelet op deze verklaringen, de eerdere vaststelling dat alle verdachten één of meer B.V.’s op naam hebben gehad en hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag of dit samenwerkingsverband, hierna “de organisatie”, tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dit oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven kent de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
In de onderhavige zaak had de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op drie specifieke categorieën van misdrijven: valsheid in geschrift, oplichting dan wel flessentrekkerij en overtredingen van de Opiumwet (hennepkwekerijen).
De rechtbank overweegt dat betrokkenheid bij -kort gezegd- het telen van hennep bij een aantal verdachten ook als afzonderlijk feit ten laste is gelegd. Alleen bij [Medeverdachte 1] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het hennepfeit. Naar het oordeel van de rechtbank is die enkele bewezenverklaring onvoldoende om het telen van hennep als oogmerk van de organisatie aan te merken. Dat er mogelijk een link bestaat tussen enkele in het betreffende zaaksdossier besproken woningen en een aantal bedrijven die in het onderzoek voorkomen, maakt dit oordeel niet anders. Het gaat dan om de omstandigheid dat woningen door verschillende personen zijn gehuurd met behulp van loonstroken en werkgeversverklaringen van die bedrijven en verder om auto’s op naam van in het onderzoek betrokken bedrijven die incidenteel in de buurt van die woningen zijn gezien dan wel een enkel document (zoals een loonstrook) van die bedrijven die in die woningen zijn gevonden. Daarmee zou een verband tussen de bewoners en die bedrijven kunnen worden aangetoond maar dat betekent nog niet dat daarmee ook een verband is aangetoond tussen de kwekerijen en de bedrijven. Dat het doel van die handelingen was om hennepkwekerijen in te richten door de organisatie acht de rechtbank dan ook niet bewezen. Voor dit onderdeel zal dan ook vrijspraak volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin komen vast te staan dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van oplichting. Zoals de rechtbank hierna verder zal bespreken, bestond de handelwijze van verdachten uit het namens een bedrijf afsluiten van telefoonabonnementen en het vervolgens niet betalen van het abonnementsgeld. De enkele omstandigheid dat verdachten zich bij het afsluiten van die contracten voordeden als bonafide klanten, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van oplichting. Daarom zal ook voor dit onderdeel vrijspraak volgen.
De rechtbank vindt wel bewezen dat de organisatie het plegen van valsheid in geschrift en flessentrekkerij tot oogmerk had. Daarbij is het volgende van belang.
- Valsheid in geschrift
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat [Verdachte] en [Medeverdachte 3] werkgeversverklaringen konden vervalsen, konden zorgen voor het vervalsen van loonstroken en alle soorten papieren indienden bij de Belastingdienst en het UWV. Verder konden ze er ook voor zorgen dat je op die manier een hypotheek kon afsluiten of leningen kon krijgen. [Verdachte] en [Medeverdachte 3] zorgden voor papieren zodat alles, maar dan ook alles geregeld kon worden.Zij deden de administratie van de B.V.’s: wie ging de Ziektewet in, wie kreeg een UWV-uitkering, huurovereenkomsten, hypotheken, alles konden zij regelen, aldus [Medeverdachte 1] .
Bij de IND zijn ingediend een werkgeversverklaring van 20 december 2011 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 6] een dienstverband heeft bij [BV 3] (met vermelding van “ [Naam] ” bij de naam van de werkgever),en een arbeidsovereenkomst van 7 september 2013, een werkgeversverklaring (met vermelding van “ [Naam] ” als directeur) van 11 december 2013 en loonstroken waaruit volgt dat [Medeverdachte 5] werkzaamheden verricht voor [BV 1] Unlimited.
Bij de ING Bank is een werkgeversverklaring van 9 februari 2011 ingediend waarin staat dat [Naam] werkt bij [BV 2] Vastgoed, met als naam van de ondertekenaar [Verdachte] .Ook is een werkgeversverklaring van 4 april 2014 ingediend bij Argenta Spaarbank waarin staat vermeld dat [Werknemer] een dienstverband heeft bij [BV 1] Unlimited, met de naam van [Verdachte] bij de ondertekening.
Ook zijn aanvraagformulieren voor uitkeringen ingediend bij het UWV, waaronder:
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 8 januari 2012 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 2] werknemer was van [BV 3];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 februari 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 7] werkzaamheden heeft verricht voor [BV 10];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 10 maart 2013 waarin vermeld is dat [Medeverdachte 2] werkzaam was bij [BV 11];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 29 april 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 4] werkzaam was voor [BV 11];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 3 juni 2013 waarin is vermeld dat [Medeverdachte 3] werknemer was van [BV 11];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 6 november 2013 waarin staat dat [Medeverdachte 1] werknemer was van [BV 1];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 15 november 2013 waarin is vermeld dat [Verdachte] werkzaam was voor [BV 1];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 23 mei 2014 waarin staat dat [Medeverdachte 3] werknemer was van [BV 12];
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 mei 2014 waarin vermeld is dat [Medeverdachte 7] heeft gewerkt voor [BV 9] Beheer.
Verder zijn stukken ingediend bij Sité Woondiensten, te weten salarisspecificaties van 30 april 2011 en 31 mei 2011 waarin staat dat [Medeverdachte 1] werkt bij [BV 2] Vastgoeden een werkgeversverklaring (met als naam van de werkgever “C. [Medeverdachte 6] ”) van 1 juli 2014 met enkele salarisstroken waarin staat dat [Werknemer] een dienstverband heeft bij [BV 9] Beheer.
[Werknemer] heeft verklaard dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd met de Turkse man die de papieren voor hem heeft geregeld. Dit betreft het tapgesprek met sessienummer 3718.Tijdens dit gesprek van 27 juni 2014 wordt het volgende gezegd door [Werknemer] (nummer eindigend op [Telefoonnummer] ) en de man met het nummer eindigend op [Telefoonnummer] :
.. [Telefoonnummer] : Ja ik moet eu ik ga eu een andere woning huren in Arnhem zeg maar voor mijzelf en eu voor mijn gezin
.. [Telefoonnummer] : Ja
.. [Telefoonnummer] : En dan moet ummmm en dan hoef je niks speciaals te zijn hoor
.. [Telefoonnummer] : Drie loonstrookjes, arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring denk ik?
.. [Telefoonnummer] : Ja precies, ja precies, ja alleen maar dat en dan hoef een simpele hoeft het er uit te zien.
(..) Hallo ja net zo als we toen hadden weet je wel.
(…)
.. [Telefoonnummer] : Um ja de vraag is wat dat kost mij dan.
.. [Telefoonnummer] : Ja eu een arbeidsovereenkomst, werkgeversverklaring drie loonstrookjes ongeveer dat eu
ja eu ja wat heb je er voor over?
.. [Telefoonnummer] :( Lacht hard)
.. [Telefoonnummer] : Ja ik pak normaal andere mensen twee en een half duizend euro (2500) maar je bent .... (niet te verstaan)
.. [Telefoonnummer] : (lacht nog steeds) ja
.. [Telefoonnummer] : Dus ik kan niet met die prijs aankomen natuurlijk
.. [Telefoonnummer] : Nee, nee nee snap ik ja eu ik weet niet eu Ante (Ion) zei tegen mij toen heb jij toen voor drievijftig (350) zeg maar toen
.. [Telefoonnummer] : Ja maar dat was toen snel effe twee loonstrookjes dat eu eu heb ik ook echt alleen voor hem gedaan dat was ook een bult verlies waar ik geld achter an moest.
.. [Telefoonnummer] : Ja eu
.. [Telefoonnummer] : Dat was meer uren van de boekhouder in dan eu (lachje)
.. [Telefoonnummer] : Ja dat klopt ja ut is gewoon ja het is maar een woning van zeshonderd en vijftig Euro in de maand dus snap je het hoeft niet echt ja eu ja eu
.. [Telefoonnummer] : Heb je er duizend (1000) Euro voor over?
.. [Telefoonnummer] : Das wel erg veel joh!
.. [Telefoonnummer] : Ach das niet erg veel man voor mij pfft nee das niet veel (wordt zacht gezegd) Maar dan maak ik alles tip top honderd procent klaar hé
(…)
.. [Telefoonnummer] : Maak ik drie loonstrookjes en een werkgeversverklaring en dan kunnen ze gewoon het bedrijf bellen en dan wordt het gewoon bevestigd als.
Bij het tonen van de foto’s uit de fotomap onderzoek Goud verklaarde [Werknemer] dat de man op foto 1 de Turkse man is van wie hij de loonstroken en de werkgeversverklaring heeft gekregen.Hoewel de betreffende foto niet achter het proces-verbaal is gevoegd, stelt de rechtbank vast dat foto 1 in de fotomap van onderzoek Goud de foto van [Verdachte] is.
[Naam] heeft verklaard dat hij zonder werk zat en dat [Verdachte] tegen hem zei dat hij wel een uitkering kon regelen.
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat in geen van de in het onderzoek betrokken bedrijven, in de periode waarin de bedrijven door de organisatie werden gebruikt, daadwerkelijk personen werkzaam zijn geweest. Dat betekent dat alle hierboven specifiek genoemde stukken valselijk zijn opgemaakt omdat daaruit ten onrechte blijkt dat iemand wél werkzaam was bij een bepaald bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het tapgesprek tussen [Verdachte] en [Werknemer] en de verklaring van [Naam] dat nog veel vaker stukken (tegen betaling) valselijk zijn opgemaakt.
Met gebruikmaking van deze documenten zijn uitkeringen, verblijfsvergunningen, hypotheken en huurwoningen aangevraagd. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de organisatie tot oogmerk heeft gehad het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken van valse documenten.
- Flessentrekkerij
KPN/Telfort, Vodafone en T-Mobile hebben aangifte gedaan en daarbij beschreven dat telefoonabonnementen zijn afgesloten en de daarbij horende telefoons zijn geleverd, maar dat vervolgens de abonnementsgelden niet zijn betaald.
In de aangifte van KPN/Telfort zijn de volgende contracten vermeld:
- op naam van Bouwbedrijf [BV 4] zijn op 3 april 2013 en 5 april 2013 contracten afgesloten door [Medeverdachte 3] . Dit betreft in totaal honderd aansluitnummers van Telfort;
- op naam van Bouwbedrijf [BV 4] is op 17 mei 2013 een contract afgesloten door [Medeverdachte 3] . Dit betreft twee aansluitnummers van KPN;
- op 25 september 2013 heeft [Medeverdachte 4] namens [BV 8] een contract afgesloten met Telfort voor tien aansluitnummers;
- op naam van [BV 12] is op 14 oktober 2013 een contract afgesloten voor vier aansluitnummers. Dit contract is afgesloten door [Medeverdachte 7] ;
- op 2 april 2014 heeft [Medeverdachte 1] namens [BV 7] een contract afgesloten met KPN voor vier aansluitnummers;
- op naam van [BV 6] is op 19 juni 2014 een contract met KPN afgesloten door
[Medeverdachte 5] . Dit contract ziet op vijf aansluitnummers;
- [Oud bestuurder] heeft op 18 juli 2014 en 29 juli 2014 namens [BV 5] contracten afgesloten met KPN en Telfort voor in totaal zes aansluitnummers (drie van KPN en drie van Telfort).
De aangifte van Vodafone vermeldt de volgende contracten:
- op naam van [BV 8] zijn op 25 september 2013 twee contracten afgesloten door [Medeverdachte 4] ;
- op 17 april 2014 zijn drie contracten afgesloten door [Medeverdachte 5] , op naam van [BV 6] ;
- op 20 mei 2014 heeft [Medeverdachte 5] twee contracten afgesloten op naam van [BV 6] ;
- [Oud bestuurder] heeft op 22 juli 2014 drie contracten afgesloten op naam van [BV 5] .
Ten slotte zijn de volgende contracten opgenomen in de aangifte van T-Mobile:
- op 27 september 2013 zijn drie contracten afgesloten door [Medeverdachte 4] op naam van [BV 8] , waarbij drie iPhones 5s zijn geleverd;
- op 30 september 2013 zijn op naam van [BV 8] negen contracten afgesloten door [Medeverdachte 4] , waarbij zes iPhones 5 en drie Samsungs Galaxy S4 zijn geleverd;
- op 25 maart 2014 zijn door [Medeverdachte 1] vier contracten afgesloten op naam van [BV 7] , waarbij vier iPhones 5s zijn geleverd;
- op 2 juni 2014 is een contract afgesloten door [Medeverdachte 5] , op naam van Stichting Administratiekantoor [BV 6] , waarbij een iPhone 5s is geleverd;
- op 11 juni 2014 zijn zes contracten afgesloten door [Medeverdachte 5] , weer op naam van Stichting Administratiekantoor [BV 6] .
[Medeverdachte 1] heeft verklaard over een ‘systeem’ met de telefoons. Er werd altijd gevraagd om een Samsung S3/S4 of een iPhone 5s. Ze keken welke telefoons het duurst waren en die pakten ze dan. Vervolgens werden de telefoons verkocht. De B.V. werd daarna op een andere naam gezet. De rekeningen werden gewoon niet betaald en dan pakten ze een nieuwe B.V. om dit te doen.
[Oud bestuurder] heeft op naam van [BV 5] telefoonabonnementen afgesloten. Zij deed dit in opdracht van [Verdachte] . Het abonnement moest van [Verdachte] altijd zo hoog mogelijk zijn, binnenland en buitenland bellen en veel MB’s. Ze moest het duurste abonnement nemen en altijd met toestel iPhone 5 en een enkele keer Samsung Galaxy. De telefoons die ze meekreeg gaf ze direct aan [Verdachte] . [Oud bestuurder] is ook een keer mee geweest met [Medeverdachte 5] . Ze moest mee van [Verdachte] omdat het er betrouwbaar uitzag als er een Nederlandse vrouw naast hem stond. [Verdachte] regelde dat zij samen naar die winkel gingen en ze moesten samen abonnementen afsluiten. [Medeverdachte 5] kreeg toen zes iPhones type 5. Hij gaf de telefoons aan [Verdachte] , die zei dat hij de helft van die telefoons voor zijn bedrijf gebruikte en dat hij de rest doorverkocht.
Op 17 juni 2014 is [Verdachte] geobserveerd. Hij is die dag met [Medeverdachte 5] en [Medeverdachte 6] onderweg geweest. [Verdachte] is ingestapt bij een man in een Opel Astra met kenteken [Telefoonnummer] . Daarna is [Medeverdachte 5] samen met een NNvrouw de winkel van T-Mobile in Doetinchem binnengegaan, waar zij een telefoon hebben gekocht. Zij zijn daarna ook bij andere telefoonwinkels (Belcompany en The Phone House) naar binnen gegaan. De NNvrouw is weggereden in een Renault Twingo met kenteken [Kenteken] .
Deze auto staat op naam van [Oud bestuurder] .
De eigenaar van de Opel Astra, [Eigenaar Opel Astra] , heeft verklaard dat hij twee of drie keer telefoons van [Verdachte] heeft gekocht. In totaal één of twee iPhones 5s en twee of drie Samsungs. Die dag heeft hij [Verdachte] ontmoet en heeft hij ook telefoons van [Verdachte] gekocht. [Eigenaar Opel Astra] zou aanvankelijk vijf telefoons kopen voor 2000 euro. Uiteindelijk heeft hij er twee of drie gekocht voor 415 euro per stuk. De andere telefoons die [Verdachte] aanbood heeft [Eigenaar Opel Astra] niet gekocht omdat daar geen bon bij zat. Hij kan zich de telefoongesprekken herinneren waarmee de politie hem confronteert. [Eigenaar Opel Astra] maakte gebruik van telefoonnummer [Telefoonnummer] .
Een van die gesprekken is van 17 juni 2014 om 12:48 uur en wordt gevoerd tussen [Eigenaar Opel Astra] en de gebruiker van nummer [Telefoonnummer] , waarvan de rechtbank gelet op de eerste zin en de bovenstaande verklaring van [Eigenaar Opel Astra] vaststelt dat het om [Verdachte] gaat.
.. [Telefoonnummer] : hai broeder, ik ben [Verdachte] uit Winterswijk.
(…)
.. [Telefoonnummer] : het kost 425 per stuk.
[Eigenaar Opel Astra] : dat kan toch niet, voor een winst van 15 euro doe je toch geen handel in de telefoon. Heb je ook iPhone5s?
.. [Telefoonnummer] : ook dat komt.
[Eigenaar Opel Astra] : als je 400 euro per stuk wil verkopen, dan neem ik.
.. [Telefoonnummer] : kom dan nu direct naar Winterswijk.
[Eigenaar Opel Astra] : hoeveel heb je?
.. [Telefoonnummer] : 5 stuks. Maak er maar 410 euro van. Hiermee kan ik de brandstof betalen.
[Eigenaar Opel Astra] : je moet mij echt geloven dat ik aan de telefoonwinkel een stuk voor 425 euro heb verkocht. Als je dat zelf wilt brengen, wil ik je naast 2000 euro 20 euro voor de brandstof betalen.
.. [Telefoonnummer] : neen, ik moet nu vanuit Zutphen richting Winterswijk rijden.
[Eigenaar Opel Astra] : moet ik naar jou komen?
.. [Telefoonnummer] : ja, het moet.
[Eigenaar Opel Astra] : oke, ik breng 2000 euro mee en ik kom naar jou.
Op 17 juni 2014 voert [Verdachte] (stemherkenning) om 13:53 uur een gesprek met een NNman die gebruik maakt van telefoonnummer [Telefoonnummer] .
[Verdachte] : Oke, ik heb vijf stuks binnen.
[Telefoonnummer] : Oh das yh mooi.
[Verdachte] : Dus je kunt er gelijk uh tien achter aan bestellen, maar liefst lphone (phon).
[Telefoonnummer] : Jajajajaja.
[Verdachte] : Maar hoeveel moest je nou bijbetalen?
[Telefoonnummer] : tweeenhalf.
[Verdachte] : tweeenhalf honderd?
[Telefoonnummer] : Nee duizend.
[Verdachte] : Nee, bij Telfort.
[Telefoonnummer] : Oh nee niets, ja met uh nee bij Telfort waren het uh vijf uh Galaxies (phon) he.
[Verdachte] : Ja, die heb ik binnen nou, maar lphones van maken …. (onverstaanbaar).
[Telefoonnummer] : Uh ja want wat ik nu heb gedaan was vijf lphone en vijf Galaxie dus als dat uh tien uhm ja dat weet ik niet moet ik een nieuwe offerte aanvragen.
[Verdachte] : Oke.
[Telefoonnummer] : Dat moet ik effe doen dan.
[Verdachte] : Maar d‘e 'bonnet’es' (phon) moeten ze bij hebben, van die Samsung S5, daar kun je niet bij, heb je ergens in mail staan ofzo?
[Telefoonnummer] : Bonnetjes?
[Verdachte] : Bonnetjes of factuur of..
[Telefoonnummer] : Ja zit allemaal in de mail, want waar heb je die voor nodig dan?
[Verdachte] : Ja die man die dat wil kopen .... (onverstaanbaar) bonnetjes.
[Telefoonnummer] : Ow oke ja maar dan mail ik die straks wel effe naar je toe.
[Verdachte] : .... (onverstaanbaar)
[Telefoonnummer] : Ik mail straks wel even naar je toe.
[Verdachte] : ja is goed.
[Telefoonnummer] : he, dan uh, want kun j’ d'r vierhonderd voor pakken of wat?
[Verdachte] : Ja daar ben ik nou aan onderhandelen maar ik zat te twijfelen of er nou wel of geen bonnetjes bij zit, zonder bonnetjes kun je niks.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat door verschillende personen die deel uitmaakten van de organisatie steeds op naam van een bedrijf waarvan de organisatie gebruik maakte telefooncontracten werden afgesloten en dat de daarmee verkregen telefoons (iPhones en Samsungs) meestal werden doorverkocht. De rekeningen van de telecomaanbieders werden vervolgens niet betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat de organisatie het plegen van flessentrekkerij tot oogmerk heeft gehad.
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat zowel bij de valsheid in geschrift als de flessentrekkerij gebruik is gemaakt van een fors aantal bedrijven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bedrijven uitsluitend opgericht dan wel aangekocht en in de meeste gevallen op naam gezet van één van de verdachten uit het onderzoek met het doel om strafbare feiten te plegen.
Zoals de rechtbank al eerder heeft geconcludeerd, heeft in de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd niemand binnen deze bedrijven gewerkt en hebben binnen deze bedrijven geen werkzaamheden plaatsgevonden. Als eerder overwogen ging het om “lege” B.V.’s. De bedrijfsgegevens werden echter wel gebruikt om arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonstroken vals op te maken. Ook konden door het gebruik van die gegevens zakelijke contracten met de telecomaanbieders worden afgesloten voor meerdere aansluitingen, zodat meer telefoons konden worden verkregen.
De rechtbank overweegt verder dat het innen van vorderingen door bijvoorbeeld de telecomaanbieders bewust is bemoeilijkt doordat sommige bedrijven op naam werden gezet van een persoon uit het buitenland (die vervolgens uit Nederland vertrok) en doordat enkele bedrijven in Duitsland stonden ingeschreven. Zo is namens T-Mobile gemeld dat er vorderingen naar een incassobureau zijn gestuurd en dat de vorderingen op [BV 7] en [BV 8] zijn teruggekomen als zijnde oninbaar.
De rechtbank concludeert dan ook dat het gebruik maken van de gegevens van deze bedrijven een wezenlijk onderdeel vormde van de handelwijze van de verdachten en daarmee van hun samenwerkingsverband.
Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat tussen 1 januari 2011 en 22 oktober 2014 sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, met als oogmerk het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken daarvan en flessentrekkerij.
Deelneming en leiderschap
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk.
[Verdachte] wordt verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan naar het oordeel van de rechtbank als leider worden aangemerkt.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat [Verdachte] van 30 december 2008 tot 17 april 2012 de bestuurder was van [BV 3] . Verder is hij tussen 12 november 2013 en 1 april 2014 de aandeelhouder geweest van [BV 1] .
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat [Verdachte] enkele documenten valselijk heeft opgemaakt, samen met een ander telefoonabonnementen heeft afgesloten, die vervolgens niet werden betaald, en hij ten onrechte bij de aanvraag om een WW-uitkering heeft gemeld dat hij werkzaam is geweest bij [BV 1] .
Naast de verklaringen van [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] over de structuur van de organisatie noemt de rechtbank ook de verklaring van [Medeverdachte 6] dat [Verdachte] de leider was.Verder ziet [Oud bestuurder] [Verdachte] als de leidende figuur. Hij gaf haar opdrachten en ook aan de jongen waarmee zij naar T-Mobile is geweest.[Persoon] heeft verklaard dat [Verdachte] de baas was en alles regelde.
De rechtbank vindt ook een aantal chats en tapgesprekken van belang.
Tijdens een tapgesprek van 12 juni 2014 wordt door [Verdachte] (naam genoemd) en [Medeverdachte 3] (naam genoemd) het volgende gezegd:
[Medeverdachte 3] : En eigenlijk als eh, ik heb al gekeken of ik het zelf kon, maar het is eigenlijk een beetje te moeilijke handtekening voor mij. Maar eh we hebben al verdiend volgens mij.
[Verdachte] : Vijf stuks?
[Medeverdachte 3] : Vijf stuks ja.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij de overeenkomst van (ieger) (fon.) heeft gemaild en zegt: Als je wilt, print hem eventjes in kleur uit en laat [Naam] (fon.) even twee keer krabbelen, een keer op pagina 2 en een keer op pagina 4. Hij zegt dat [Verdachte] dan even de datum in moet vullen.
[Medeverdachte 3] zegt: En een goeie kopie paspoort van hem, want ik heb er eentje die heb ik wel, maar die is zo groot als een A-4-tje.
[Verdachte] vraagt of het met de post kan.
[Medeverdachte 3] zegt dat het per mail naar hem terug moet. Dan hebben ze het gelijk. Dat scheelt weer een dag, of twee dagen. [Medeverdachte 3] vraagt wat de Galaxy’s doen.
[Verdachte] zegt: 400. Hij zegt dat iPhone beter is.
[Medeverdachte 3] zegt dat je dan een paar tientjes bij moet betalen.
[Verdachte] : Bij Telfort?
[Medeverdachte 3] : Ja.
[Verdachte] zegt dat hij Samsungs moelijker verkoopt.
[Verdachte] vraagt of [Medeverdachte 3] nog iets van Tele-2 heeft gehoord.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij gisteren alles ernaartoe heeft gemaild, maar dat het nog niks vernomen heeft.
[Verdachte] : En dan moet ik volgende week voor [BV 9] beginnen. Kijken of dat lukt.
[Medeverdachte 3] : Eh ja.
[Verdachte] : Ik ga die adressen even wijzigen, naar die kamer waar die woont.
[Medeverdachte 3] : Ja, adres effe wijzigen, ander adres inderdaad en dan eh effe dan kan ik daar ook even een update doen bij eh hoe heet dat, je weet wel, bij bij. Maar zo gaan we het doen. Maar we hebben er ieder geval vijf dus ik toch dat...
(…)
[Medeverdachte 3] zegt dat als het lang duurt voor [Verdachte] ze verkoopt, dat hij er zelf wel eentje wil.
[Verdachte] zegt dat hij het zelf maar moet doen, want hij is toch vijf, zes uur voordat hij terug is
in Winterswijk.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij dit niet kan. Dat ding is echt moeilijk van hem. (van een ander). Hij heeft al zitten vogelen, maar het is niet te doen.
[Verdachte] zegt dat hij wel wat gaat proberen. Hij zegt dat hij in Doetinchem is en dat hij gaat (onverstaanbaar) afdrukken.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij even naar de copy-shop kan gaan. Dat zou het beste zijn.
[Verdachte] zegt dat het goed is en hij hem dan met een uurtje heeft.
[Medeverdachte 3] : En zijn paspoort he. Even een goeie normale scan van zijn paspoort.
[Verdachte] zegt dat het goed is.
[Medeverdachte 3] vraagt of [Verdachte] die 120 nog even wil storten op [BV 6] . [Medeverdachte 3] zegt dat [Verdachte] dat nog zou doen.
[Verdachte] : [Persoon] (fon.) heeft me geld gegeven, die loon van hem. O ja, zijn verblijfsvergunning aanvragen. Kun jij dat doen? Onbepaalde tijd. Gewoon, hij heeft bepaalde tijd.
[Medeverdachte 3] : Nee dat gaat niet, want dat doe ik niet. Dat is echt veel werk.
[Verdachte] : Hoezo niet?
[Medeverdachte 3] zegt dat het echt veel werk is, al die klote formulieren. Hij zegt: Zo'n verblijfsvergunning aanvragen, is echt veel werk hoor. Doe ik niet.
[Verdachte] zegt dat het niet veel werk is. Hij (een ander) heeft al een bestaande verblijfsvergunning.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij weet hoe die formulieren eruit zien en dat het veel werk is. Dikke pakketten en allemaal bijlages vragen ze. [Medeverdachte 3] zegt dat hij een week of drie geleden voor die [Bedrijf] (fon.) de werkgeversverklaring ingevuld.
[Verdachte] zegt dat dat wat anders was.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij daar al drie kwartier mee bezig was.
[Verdachte] : Nee, maar ik dacht dat voor (onverstaanbaar) zijn. Dan kunnen (onverstaanbaar) tien rooie krijgen na de vakantie .
[Medeverdachte 3] : Wat kun je krijgen dan?
[Verdachte] : Tien rooie krijg ik nog van hem, in oktober. Hij zegt dat zijn (van een ander) verblijfsvergunning bijna afgelopen is over bijna twee maanden en dat hij (een ander) in principe een nieuwe aanvragen, maar dan voor onbepaalde tijd.
[Medeverdachte 3] : Die heeft hij nodig voor zijn hypotheek?
[Verdachte] : Ja.
[Medeverdachte 3] : Maar heb je formulieren dan?
[Verdachte] zegt dat je die zo kan downloaden op E(onverstaanbaar).nl.
[Medeverdachte 3] : Oké. En welk formulier moet ik hebben dan.
[Verdachte] zegt dat het een formulier voor aanvraag verblijfsvergunning is voor onbepaalde tijd.
Hij zegt: Ik heb het toen ook met [Medeverdachte 6] (fon.) aangevraagd. Volgens mij twee papiertjes en een loonstrookje en zo. Maar dan moeten we even kijken hoe we dat verzinnen.
[Medeverdachte 3] zegt dat [Verdachte] even zijn (van ander) bestaande verblijfsvergunning op de mail moet zetten. Daar zullen ze ook wel dingen over vragen om in te vullen.
[Verdachte] zegt dat het goed is. Hij zegt: Die van hem had je toch al volgens mij.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij even gaat kijken, want hij dacht dat hij die niet bewaard had. Hij zegt dat hij ze niet heeft. Hij vraagt aan [Verdachte] om een kopie van de verblijfsvergunning en dan gaat hij kijken wat hij kan doen.
[Verdachte] zegt dat het goed is en even bellen.
[Verdachte] : O ja, ik kan twee BV's kopen. Weet je nog van [Persoon] , dat ik ze eerst zou krijgen en dat die aan iemand anders heeft gedaan?
[Medeverdachte 3] : Ja.
[Verdachte] : Toen was ik kwaad en toen had ik tegen [Persoon] gezegd: haal maar toestellen. Weet je wel?
[Medeverdachte 3] : Ja.
[Verdachte] : En toen heeft hij toestel gehaald, maar die mensen zijn daarachter gekomen.
[Medeverdachte 3] : Oké.
[Verdachte] : Dus die kregen een rekening van T-mobile. Alleen dat (Eu .. onverstaanbaar). En dan zegt ie ja dit dat. Eh wilden ze geld hebben, vijftienhonderd Euro. Ik zeg, nee dat betaal ik niet. Ik zeg, weet je wat, ik pak ze wel terug.
[Medeverdachte 3] zegt dat het geen goeie deal is als hij (een ander) ze al gebruikt heeft.
[Verdachte] zegt dat hij ze niet gebruikt heeft. Alleen voor T-mobile is gebruikt, maar voor de rest niks.
[Medeverdachte 3] : Oké, maar goed er ligt een rekening voor de deurwaarder dus voor eh ... voor telefonie kunnen we toch niks mee toch?
[Verdachte] : Nee, maar wel voor auto's enzo.
[Medeverdachte 3] : Ja, dat is waar, dat is waar.
[Verdachte] : Maar auto's ... laat maar gewoon opzij liggen, want straks ... (onverstaanbaar) hebben we weer niks. Ik ga jouw dat nummer van die man, dat is een oude man, Hollandse man, sms ik je zo effe, kun je hem bellen. Ik heb gezegd dat je hem zou bellen. En wat er nodig is.
[Medeverdachte 3] : Hij is de aandeelhouder? Hij is de directeur-aandeelhouder?
[Verdachte] : Ja.
[Medeverdachte 3] : O ja, hij wil er vanaf?
[Verdachte] : Ja.
[Medeverdachte 3] : En waar doen we hem dan bij?
[Verdachte] : Eh ... zet mijn andere broertje er maar op. [Persoon] . (fon.).
[Medeverdachte 3] : Die magere?
[Verdachte] : Ja. Of (onverstaanbaar).
[Medeverdachte 3] : Maar die had toch al die ene? Weet je nog?
[Verdachte] : Die heeft [Persoon] (fon.).
[Medeverdachte 3] : Jawel joh.
[Verdachte] : Hij heeft die aandelen.
[Medeverdachte 3] : Ja, hij die aandelen van die [Persoon] .
[Verdachte] zegt dat hij daar nooit meer wat van gehoord heeft. Hij zegt dat hij zelfs die ander man heeft gebeld voor die vijfentwintig van hem (een ander), maar hij ging er niet op in. Hij had gezegd dat hij (ander) er dan vanaf was, maar hij ging er niet op in. Hij was kwaad en had opgehangen.
[Medeverdachte 3] : Ja, ja, ja, ja. O, dus [Persoon] had het hem niet verteld? Aan die kerel?
[Verdachte] : Nee, nee, nee, nee, nee. Pak maar (onverstaanbaar). Gaan we ze oppakken?
[Medeverdachte 3] : Ja, ja, ja, (onverstaanbaar) alleen de notaris dan.
[Verdachte] : Ja, alleen de notaris moet betalen. Twee stuks zijn het he. Twee BV's.
[Medeverdachte 3] : Onder elkaar?
[Verdachte] zegt dat hij dat niet weet. Of naast al
[Medeverdachte 3] : Helemaal goed. Anders heb je twee aandelen-overdrachten, dat bedoel ik.
[Verdachte] : Ik denk twee aandelen-overdrachten, maar probeer er maar twee pakketten van te maken.
[Medeverdachte 3] zegt dat het anders toch weer een rooitje kost. Hij vraagt of [Verdachte] nog even doet storten voor [BV 6] en effe die bij de copy-shop.
[Verdachte] zegt dat hij het gaat doen. Hij zegt: En voor [Persoon] (fon.), kun je gelijk even overmaken zodat ie weg is.
[Medeverdachte 3] : Jij stort het op [BV 6] dan ook? Jij stort het op [BV 6] ? [Medeverdachte 3] zegt dat [Verdachte] alles op [BV 6] moet storten dan.
[Verdachte] : Ja doe ik ook.
[Medeverdachte 3] zegt dat hij dan gelijk het salaris wel door stort naar [Persoon] (fon.} en dan betaal ik gelijk
die rekening. Hij vraagt of [Verdachte] die spullen mailt en de kopie van het paspoort erbij.
[Verdachte] zegt dat het goed is. Ze zeggen gedag.
In een tapgesprek van 25 juni 2014 tussen [Verdachte] (stemherkenning) en de gebruiker van nummer [Telefoonnummer] , wiens stem is herkend als die van [Medeverdachte 3], is het volgende gezegd:
[Medeverdachte 3] : Maar hoe zit het met de website dan en de email? Want die twee dingen hoorden bij elkaar natuurlijk
[Verdachte] : uhhhh vanavond ga ik die laatste dingen (niet verstaanbaar woord) ... die ze fout heeft gemaakt.
[Medeverdachte 3] : ja
[Verdachte] : Die oldtimer weg en normaal een bus neergezet met reclame erop
[Medeverdachte 3] : Ja en dat ook die naam van die [Medeverdachte 6] eruit gaat
[Verdachte] : ja. dat gaat er allemaal uit. dat is gewoon als voorbeeld. weet je wel? ik zal je wel een linkje sturen
[Medeverdachte 3] : ja
[Verdachte] : ik had van morgen nog een link gekregen hoe hij er nou uitziet. Ik zal je die link wel effe sturen
[Medeverdachte 3] : ja, is goed
[Verdachte] : en dan moet [Naam] met een B een P worden. dat heb ik haar gezegd.
[Medeverdachte 3] : en dat ze ook effe het emailadres effe klaar maakt.
[Verdachte] : ja is goed
[Medeverdachte 3] : de info bedoel ik dan
[Verdachte] : ja ja is goed. dan maken we dat honderd procent in orde.
Op 29 juli 2014 voert [Verdachte] (stemherkenning) een tapgesprek met een NNman die gebruik maakt van telefoonnummer [Telefoonnummer] , dat op naam staat van [BV 5] :
[Verdachte] : ik wacht bij kpn op [Naam] , die is bezig voor de telefoons.
NNman: het lukt haar wel, zij is nogal aantrekkelijk.
[Verdachte] : het is erg warm. Ik heb [Medeverdachte 5] naar Amsterdam gebracht samen met [Persoon] voor de overdracht van [BV 6] . Ik had dat aan [Medeverdachte 2] gegeven, maar ik krijg een klant voor deze. Zij veranderen nu gedachten omdat er geen btw nummer zou zijn. Het zou mooi zijn als ik 6 telefoons voor elkaar kan krijgen. Zij is al 10 minuten binnen.
Tijdens een tapgesprek van 31 juli 2014 tussen [Verdachte] (stemherkenning) en de NNman die gebruikt maakt van nummer [Telefoonnummer] , dat op naam staat van [Naam] , wordt het volgende gezegd:
NNman: Je moet de papieren voor maandag regelen. Het moet dus na 21 maart zijn.
[Verdachte] : Waarom?
NNman: Ik heb loon tot 21 maart en daarna niet meer.
[Verdachte] : Ik zal het niet officieel doen, ik zal alleen maar een papier opmaken.
NNman: Het is toch de werkgeversverklaring.
[Verdachte] : Ik zou dat voor de duur van 3 maanden doen, maar kan ook voor 6 maanden. Ik geef dat verder niet door aan de belastingdienst of iets anders.
NNman: Doe dat maar en dan kan je op maandag langskomen. Wij kunnen genoeg vinden op de internet/makelaars.
[Verdachte] : Oké, is goed, ik zal maandag morgen voor 9 uur bellen.
Op 31 juli 2014 voert [Verdachte] (stemherkenning) het volgende tapgesprek met een NNman die gebruik maakt van telefoonnummer [Telefoonnummer] :
NNman: hai [Naam] , is dit jou nieuw telefoonnummer?
[Verdachte] : broeder, nummers heb ik meer dan genoeg
NNman: ik heb een formulier van de uwv gekregen en deze heb ik aan iemand laten invullen.
[Verdachte] : is dat reintegratie formulier?
NNman: neen, die vraagt wat informatie. Er wordt gevraagd wie de contactpersoon bij de bedrijf is en het telefoonnummer.
[Verdachte] : schrijf maar " [Medeverdachte 6] " en dan kan je dit nummer geven.
NNman: ik heb het telefoonnummer van [Medeverdachte 6] gegeven. Welk nummer.
[Verdachte] : dit nummer van mij
NNman: wat dan als het nummer gaat veranderen?
[Verdachte] : gebeurt niets, geef dit nummer gewoon. Het is maar een formaliteit, het is verder goed dat zij niet kunnen bereiken.
NNman: als je via de internet zoeken en ze komen achter bij welk bedrijf dit nummer hoort, zou dit geen problemen kunnen geven? Zou vaste nummer niet beter zijn;
[Verdachte] : er is ook een vaste nummer, maar ik weet het niet uit mijn hoofd. Schrijf dit nummer maar, er gebeurt niets, ik ken toch hoe het gaat met de zaken.
De rechtbank overweegt dat [Verdachte] zich veelvuldig bezig hield met het vervalsen van documenten. Daarnaast gaf hij anderen opdrachten met betrekking tot het aanschaffen van telefoons en telefoonabonnementen en hield hij zich bezig met de verkoop van de op die manier verkregen telefoons. Uit de tapgesprekken volgt dat hij heeft gesproken over het aan- en verkopen van B.V.’s, op wiens naam een B.V. moest worden gezet en wat ze ermee konden, over het vervalsen van een handtekening, het indienen van een aanvraag om een verblijfsvergunning, het opmaken van werkgeversverklaringen, het doen van betalingen, het afsluiten van telefoonabonnementen, de verkoop van telefoons en over de verdiensten. [Verdachte] werd door anderen, waaronder andere leden van de organisatie, als de leidende figuur geduid, wiens opdrachten werden uitgevoerd. Hij bepaalde de gang van zaken en hield zich bezig met alle aspecten van de organisatie. Dit alles maakt dat de rechtbank hem als leider van de criminele organisatie beschouwt.