ECLI:NL:RBGEL:2022:7247

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
05/881305-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met valsheid in geschrift en flessentrekkerij

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen acht mannen die bijna tien jaar geleden betrokken waren bij een criminele organisatie. Deze organisatie had als doel valsheid in geschrift en flessentrekkerij te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op verschillende momenten tussen 2011 en 2014 betrokken waren bij het opmaken van valse documenten, zoals werkgeversverklaringen en arbeidsovereenkomsten, en het afsluiten van telefoonabonnementen zonder betaling. De verdachten maakten gebruik van 'lege' BV's om deze frauduleuze activiteiten te faciliteren. De rechtbank oordeelde dat de organisatie een gestructureerd samenwerkingsverband vormde met het oogmerk om misdrijven te plegen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen en taakstraffen, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte van het betreffende feit was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/881305-14
Datum uitspraak : 23 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 december 2018, 19 februari 2019, 23 mei 2019, 7 november 2019, 16 januari 2020 en 30 januari 2020, 7 november 2022, 10 november 2022, 15 november 2022 en 23 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan [verdachte] is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 oktober 2014
in de gemeente Winterswijk, althans in Nederland, (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van:
- het (telkens) valselijk (doen) opmaken en/of vervalst en/of vervalsen van (een) geschrift(en), te weten (een) werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsoverenkomst(en) en/of salarisstro(o)k(en) en/of uitkeringsformulier(en),(elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, en/of het (telkens) opzettelijk gebruik maken van die/dat geschrift(en) als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, en/of het (telkens) opzettelijk afleveren en/of voorhanden hebben van die/dat vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), terwijl verdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren als ware het (telkens) echt en onvervalst, en/of GOUD * 2, 3, 4, 5, 8, 12 en 13)
- het (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels bewegen van (een) (telefoon)provider(s) tot de afgifte van een of meer telefoonabonnement(en) en/of contract(en) en/of (mobiele) telefoon(s) dan wel het maken van een gewoonte van het kopen van goederen (telefoonabonnementen en/of contracten en/of mobiele telefoons) telkens met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, en/of (zaaksdossiers onderzoek GOUD * 5, 6 en 7)
- het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middels als bedoeld bij de Opiumwetwet behorende lijst II (zaaksdossier onderzoek GOUD * 11);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2014, te Arnhem en/of Winterswijk en/of Doetinchem en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen, gekocht, te weten:
- bij KPN/Telfort en/of (een) tussenperso(o)n(en) van KPN/Telfort, (in totaal) 102, althans een groot aantal telefoons en/of (gelijktijdig) met/bij de aankoop van die telefoons een of meer telefoonabonnementen afgesloten;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2014 te Arnhem en/of Winterswijk en/of Doetinchem en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) medewerker(s) van/namens (een) provider(s), te weten KPN/Telfort, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer (mobiele) telefoon(s) en/of (telefoon)abonnement(en)/contract(en), in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- bij KPN/Telfort en/althans (telkens) een tussenpersoon namens KPN/Telfort op 3 april 2013 en/of op 5 april 2013 en/of 17 mei 2013 als bestuurder/verantwoordelijke namens het bedrijf/de firma [naam bouwbedrijf] een overeenkomst voor de/een (in totaal 102) contract(en)/aansluitnummer(s)/telefoon(s) aangegaan/afgesloten/gekocht en/of telefoon(s) aangegaan/afgesloten/gekocht en/of
- zich (telkens) voorgedaan als directeur/bestuurder van de/het voornoemde (bonafide) bedrijf/bedrijven/firma('s)/stichting(en) (met (meerdere) werknemers in dienst) en/of (daarbij/telkens) een uittreksel van de Kamer van Koophandel van die/dat bedrijf/bedrijven/firma('s)/stichting(en) overgelegd/aangeleverd en/of aangegeven dat die/dat contract(en)/abonnement(en)/telefoon(s) (telkens) bedoeld/bestemd was/waren voor/ten behoeve van (de medewerker(s) van) die/dat bedrijf/bedrijven/firma('s)/stichting(en) en/of
- ( telkens) die/dat contract(en) en/of overeenkomsten aangegaan onder gehoudenheid de/het overeengekomen abonnementsgeld(en)/betalingsverplichting(en) te voldoen/na te komen,
- en/aldus zich (telkens) heeft voorgedaan als koper/contractant(en) ter goeder trouw, waardoor die KPN/Telfort en/althans die tussenperso(o)n(en) van/voor voornoemde provider(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2013 tot en met 9 juni 2013 in de gemeente Winterswijk en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] en/of [onderneming van benadeelde partij] BV heeft bewogen tot de afgifte van 3, althans een of meer voertuig tankpas(sen) (Avia credit cards) en/of een hoeveelheid brandstof in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- op 17 mei 2013 bij de firma [onderneming van benadeelde partij] BV een "aanvraagformulier Avia tankpas" ingevuld en/of ondertekend en/of (vervolgens) ingediend voor het verstrekken van 3 tankpassen/Avia credit cards ten behoeve van het bedrijf/firma bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en/of op dat formulier het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] vermeld, en/of
- een uittreksel van Kamer van koophandel heeft overhandigd waaruit zou moeten blijken dat verdachte Algemeen directeur/bestuurder van het bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] zou zijn, en/of (vervolgens)
- ( telkens) een hoeveelheid brandstof getankt en/of (vervolgens)die/dat tankpas(sen) gebruikt onder gehoudenheid de overeengekomen betalingsverplichting(en) te voldoen/na te komen,
- en/aldus zich (telkens) voorgedaan als klant/koper ter goeder trouw, waardoor die [benadeelde partij] en/of [onderneming van benadeelde partij] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
4.
hij op of omstreeks 3 juni 2013 en/of 23 mei 2014 te Gendringen, in de gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - te weten:
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) dd. 3 juni 2013 (pag. 14.029-14.031), en/of
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) dd. 23 mei 2014, (pag. 14.040-14.042), waarop (telkens) opgave moest worden gedaan (onder meer) van (verdachtes (laatste) werkgever(s)/dienstverband(en) - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of doen opmaken en/of laten vervalsen, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid op:
* dat aanvraagformulier dd. 3 juni 2013 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot 30 juni 2013 werknemer was/werkzaamheden zou verrichten bij/voor [naam onderneming 7] en/of
* dat aanvraagformulier dd. 23 mei 2014 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 februari 2014 werknemer was/werkzaam was geweest bij/voor [naam onderneming 8] , zulks met (telkens) het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

2.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Algemeen
Standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van [verdachte] , wegens overschrijding van de redelijke termijn en wegens onherstelbare en in ernstige mate geschonden vormvoorschriften, waardoor [verdachte] ernstig nadeel heeft geleden. Ook is aangevoerd dat de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en het feit dat geen sprake is van particuliere benadeelden moeten worden meegewogen. Om deze redenen, in samenhang bezien, is geen sprake van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Aan de overschrijding van de redelijke termijn zijn de ouderdom van de ten laste gelegde feiten (januari 2011 tot en met oktober 2014) en het tijdsverloop na aanvang van de redelijke termijn ten grondslag gelegd, waarbij zijn betrokken het tijdsverloop tot de eerste regiezitting in januari 2017, het tijdsbestek dat nodig was voor het uitvoering geven aan de onderzoekswensen van de verdediging (getuigenverhoren) en de verstreken tijd na het afronden van de getuigenverhoren tot aan de inhoudelijke behandeling. Daarnaast is aangevoerd dat de verdediging het ondervragingsrecht niet volledig heeft kunnen uitoefenen, omdat bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen door tijdsverloop veel vragen onbeantwoord moesten laten. Ten aanzien van de vormverzuimen is aangevoerd dat verdachten en getuigen bij de politie zonder tolk zijn gehoord, verbalisanten sturend hebben verhoord en verhoren onjuist zijn geverbaliseerd. Een en ander zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, aldus de verdediging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe is aangevoerd dat een gedeelte van het verstrijken van de termijn op het conto van de verdediging komt en dat het coronavirus van invloed is geweest op het plannen van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Ook is niet aannemelijk geworden dat sprake is van vormverzuimen, en is de verdediging met het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht ten aanzien van een aantal getuigen niet in haar belangen geschaad.
Oordeel van de rechtbank
Redelijke termijn
De bewezenverklaarde feiten zien op de periode 2011-2014. De rechtbank wijst vonnis op 23 december 2022. Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft in onderhavige zaak de dag waarop de doorzoekingen hebben plaatsgevonden, te weten 22 oktober 2014, te gelden als aanvangsdatum van de redelijke termijn. Er zijn nadien ruim acht jaren verstreken. Dit tijdsverloop kan gedeeltelijk worden verklaard door de omvang en complexiteit van het onderzoek en het uitvoering geven aan de onderzoekswensen van de verdediging. Er zijn op verzoek van de verdediging vele getuigen gehoord. Een aantal getuigen bleek moeilijk traceerbaar, zodat veel tijd is besteed aan het met behulp van rechtshulpverzoeken traceren van deze getuigen. Dit zijn omstandigheden die maken dat in deze zaak een langere duur dan twee jaren redelijk is. Verder is het coronavirus van invloed is geweest op het plannen en uitstellen van de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak. Tot slot is ook sprake van periodes waarbij de zaak “op de plank heeft gelegen” zonder dat daarvoor een oorzaak aan te wijzen is.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Tijdsverloop levert op zichzelf om die reden dus geen grond voor niet-ontvankelijkheid op.
Zonder twijfel kan worden aangenomen dat tijdsverloop een rol heeft gespeeld bij de bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting afgelegde verklaringen, maar het staat niet vast dat de oorzaak van het soms moeizame verloop van de verhoren enkel is gelegen in tijdsverloop. Dat constateert de rechtbank op basis van het feit dat alle verdachten, uitgezonderd [medeverdachte 1] , zich bij de rechter-commissaris op hun verschoningsrecht hebben beroepen en verdachten zich ter terechtzitting geregeld helemaal niets meer weten te herinneren en geen enkele vraag kunnen beantwoorden, hetgeen de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk voorkomt. Het gegeven dat de getuigen en verdachten niet op alle vragen antwoord hebben gegeven is daarom op zichzelf geen reden om te zeggen dat daarmee het recht op een eerlijk proces is geschonden. Daarnaast bevat het dossier niet alleen getuigenverhoren, maar ook andere bewijsmiddelen zoals tapgesprekken en aangetroffen documenten. Het standpunt dat het tijdsverloop heeft geleid tot schending van het recht op een eerlijk proces deelt de rechtbank dan ook niet.
Vormverzuimen
De rechtbank stelt voorop dat, wanneer zich tijdens het voorbereidende onderzoek onherstelbare vormverzuimen, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hebben voorgedaan, dit alleen in uitzonderlijke gevallen leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Daarvoor is alleen plaats in het geval dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Geen tolk
Ten aanzien van een aantal verdachten en getuigen is gesteld dat deze verdachten en getuigen bij de politie ten onrechte zonder tolk zijn gehoord. Dit zou maken dat hun verklaringen onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van [verdachte] zijn tekortgedaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Het enkele feit dat een getuige of verdachte zonder tolk is gehoord rechtvaardigt immers op zichzelf nog niet de conclusie dat sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces of dat daarmee de hele verklaring niet gebruikt zou kunnen worden voor het bewijs. Wel dient behoedzaam met dergelijke verklaringen te worden omgegaan en dient per geval te worden beoordeeld of het horen zonder tolk gevolgen heeft voor de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring. Daarbij kan van belang zijn of een verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal deze afweging telkens maken wanneer een dergelijke verklaring voor het bewijs wordt gebruikt.
Tijdsverloop
De rechtbank overweegt hetzelfde ten aanzien van het tijdsverloop. Het enkele feit dat sprake is van tijdsverloop maakt nog niet dat reeds daarom een verklaring onbetrouwbaar is niet voor het bewijs kan of mag worden gebruikt. Wel past behoedzaamheid en zal ook hier van geval tot geval moeten worden beoordeeld of een dergelijke verklaring onverkort kan worden gebruikt voor het bewijs. Dat zal in ieder geval het geval zijn wanneer die verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Sturend verhoor
Door de verdediging is erop gewezen dat diverse getuigen bij de rechter-commissaris hebben verklaard dat de politie sturend heeft verhoord en de getuigen zich “in een bepaalde kant op geduwd voelden”. Ook is het bijzonder dat de foto van [medeverdachte 1] uit de fotoset is gehaald. Voorts zouden er toezeggingen zijn gedaan.
Voor zover al sprake is geweest van sturing bij enkele verhoren, blijkt alleen daaruit nog niet dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte zijn tekortgedaan. Noch dat daardoor getuigen of verdachten in strijd met de waarheid hebben verklaard. Dat enkelen bij de rechter-commissaris deels anders hebben verklaard dan bij de politie, maakt dat niet anders. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om te bepalen welke verklaring tot het bewijs wordt gebezigd.
Wat betreft het standpunt dat toezeggingen aan enkele verdachten en getuigen zouden zijn gedaan en dat de foto van [medeverdachte 1] uit de foto-set zou zijn gehaald, stelt de verdediging dat daardoor het recht van [verdachte] op een eerlijk proces is geschaad. Die stelling wordt echter op geen enkele wijze onderbouwd. Reeds daarom wordt dit verweer ter zijde geschoven.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een inbreuk op het recht op een eerlijk proces. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Feit 4
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe is aangevoerd dat uit de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude volgt dat strafrechtelijke interventie in beginsel pas plaatsvindt bij een benadelingsbedrag hoger dan € 50.000,-. Bij [verdachte] is sprake van een benadelingsbedrag van € 11.675,21, dat bovendien aan het UWV is voldaan, waardoor geen sprake meer is van een strafvorderlijk belang bij het vervolgen van dit feit.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude volgt dat zaken met een nadeel van minder dan € 50.000,- in beginsel bestuursrechtelijk worden afgedaan. Een zaak kan echter wel strafrechtelijk worden afgedaan als sprake is van een combinatie met andere strafbare feiten. Deelname aan een criminele organisatie is hierbij expliciet als voorbeeld genoemd. Ook indien sprake is van het plegen van fraude in georganiseerd verband kan een zaak strafrechtelijk worden afgedaan.
Nu aan [verdachte] deelname aan een criminele organisatie, waarvan valsheid in geschrift ten nadele van onder andere het UWV bovendien onderdeel uitmaakt, is tenlastegelegd, is het Openbaar Ministerie naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk in de vervolging voor feit 4.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] leider is geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met valsheid in geschrifte en flessentrekkerij. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan medeplegen van flessentrekkerij en het medeplegen van valsheid in geschrifte. De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt vrijgesproken van de tankpasfraude.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [verdachte] geen leider was binnen de criminele organisatie. Bovendien dient de periode te worden verkort omdat [verdachte] [medeverdachte 2] pas in december 2012 heeft leren kennen. Daarom dient [verdachte] te worden vrijgesproken voor zover het gaat om de periode van januari 2011 tot en met december 2012. Van betrokkenheid bij hennepkwekerijen is niet gebleken, zodat ook vrijspraak dient te volgen voor het derde gedachtestreepje van feit 1.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat geen of geen ondertekende contracten in het dossier zijn opgenomen. Daarnaast valt de ten laste gelegde handeling niet onder flessentrekkerij omdat het gaat om het leveren van diensten.
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 3. De raadsvrouw heeft, afgezien van het niet-ontvankelijkheidsverweer, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 4.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen [medeverdachte 1]
Door de verdediging is erop gewezen dat de verklaring van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is omdat hij – kort gezegd - ten tijde van de verhoren drank en drugs gebruikte, hij ten onrechte zonder tolk is gehoord, hij de schuld wil afschuiven op de medeverdachte(n), zijn verklaringen strijdig met elkaar en met andere bewijsmiddelen zijn en bij hem vaak waarnemingen, veronderstellingen en conclusies door elkaar lopen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet op voorhand worden gezegd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] – om welke reden dan ook – van het bewijs moeten worden uitgesloten. Wel dient behoedzaam met deze verklaringen te worden omgegaan en zal telkens moeten worden beoordeeld of de verklaring van [medeverdachte 1] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 1] daarom alleen gebruik in die gevallen waarin die verklaring door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
De rechtbank zal allereerst een korte inleiding geven, dan ingaan op enkele bedrijven die in het onderzoek voorkomen en daarna de feiten bespreken, waarbij de rechtbank feit 1 als laatste zal behandelen.
Inleidende overweging
Op 13 januari 2014 is naar aanleiding van verdenking van het runnen van hennepkwekerijen en het faciliteren daarvan een politieonderzoek met de naam ‘Goud’ gestart. Dit onderzoek richtte zich in eerste instantie op [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Binnen het onderzoek is onder andere informatie verkregen van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, woningbouwvereniging Sité, de gemeente Winterswijk en het UWV. Het onderzoek is vervolgens uitgebreid vanwege verdenking van betrokkenheid van de verdachten bij valsheid in geschrift, oplichting en diverse vormen van fraude. Uiteindelijk zijn via een aantal rechtspersonen meerdere verdachten in beeld gekomen, naast de hierboven genoemde personen onder andere [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] . De verdenking ontstond dat zij zich al dan niet in verschillende samenstellingen hebben schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten. Daarnaast ontstond de verdenking dat zij deelnamen aan een criminele organisatie, die gebruik maakte van diverse rechtspersonen.
Overwegingen van de rechtbank met betrekking tot (een deel van) de betrokken bedrijven
De rechtbank zal eerst een overzicht geven van enkele bedrijven die voorkomen in de verschillende zaaksdossiers.
- [naam onderneming 1]
In de periode van 23 mei 2013 tot 12 november 2013 is [aandeelhouder] aandeelhouder geweest. Daarna is [medeverdachte 2] aandeelhouder geweest tot 1 april 2014. [2]
[aandeelhouder] heeft verklaard dat hij dit bedrijf heeft gekocht van [medeverdachte 1] . Ze zijn samen naar een notaris geweest. [aandeelhouder] heeft deze B.V. weer overgedaan aan [medeverdachte 2] . [aandeelhouder] heeft nooit inkomsten of uitgaven gehad van deze B.V. en hij heeft nooit belastingen betaald, aangifte gedaan, hypotheken afgesloten of andere dingen gedaan. Hij heeft ook geen personen in dienst gehad. [3]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze B.V. op zijn naam moest zetten en dat hij dan 10% van de winst zou krijgen. Dit was een idee van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] wist dat er geen winst werd gemaakt door het bedrijf, omdat het bedrijf alleen op papier bestond. Er heeft niemand gewerkt in [naam onderneming 1] . De mensen stonden op loonlijst om vervolgens via [medeverdachte 2] en zijn vriend [verdachte] (
de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld) uit Rotterdam een uitkering te krijgen. Dit waren valse papieren. [medeverdachte 1] heeft zelf ook nooit gewerkt voor [naam onderneming 1] . Hijzelf ontving ook een uitkering op basis van [naam onderneming 1] . Dat hadden [medeverdachte 2] en [verdachte] voor hem geregeld. [medeverdachte 2] had in Ulft een counter, maar dit was alleen zodat men op internet kon zien dat er zogenaamd een kantoor zat. [4]
Uit gegevens van de Belastingdienst volgt dat de omzet over 2012 en 2013 € 0,- bedroeg. Verder is over de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 geen loonheffing afgedragen. [5]
Vanaf 8 oktober 2013 is diverse keren op naam van onder andere [medeverdachte 2] een herziene aangifte loonheffing gedaan voor werknemers in dienst van [naam onderneming 1] . Als werknemers zijn onder meer aangegeven: [ naam werknemer 1 onderneming 1] , [naam werknemer 2 onderneming 1] , [naam werknemer 3 onderneming 1] , [naam werknemer 4 onderneming 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] . Deze personen werden aangegeven voor een periode van telkens maximaal zes maanden. [6] Vanaf 13 november 2013, toen [medeverdachte 2] enig aandeelhouder was, zijn tevens diverse malen herziene aangiftes loonbelasting gedaan over de tijdvakken juni – juli – augustus 2013. [7]
Op de bankrekening van [naam onderneming 1] werden contante stortingen gedaan, waarna veelal dezelfde dag gelijke bedragen werden overgemaakt met de vermelding ‘salaris’, zowel naar personen die als werknemer van [naam onderneming 1] waren aangemeld als naar personen die niet als werknemer van [naam onderneming 1] waren aangemeld bij de Belastingdienst, zoals [naam 1] en [naam 2] . Er vonden op deze bankrekening in de periode van 1 juni 2013 tot en met 1 april 2014 geen andersoortige mutaties plaats. Voor een aantal personen, zoals [ naam werknemer 1 onderneming 1] , [naam werknemer 2 onderneming 1] , [naam werknemer 3 onderneming 1] en [naam werknemer 4 onderneming 1] en verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] , geldt dat zij wel waren aangemeld als werknemer van [naam onderneming 1] , maar dat geen bedragen zijn overgemaakt met vermelding ‘salaris’. [8]
De curator heeft in zijn verslag geschreven dat er ten tijde van het faillissement op 3 juni 2014 geen personeel in dienst was. [9]
- [naam onderneming 2] .
[aandeelhouder onderneming 2] is aandeelhouder van dit bedrijf geweest tussen 14 april 2011 en 20 augustus 2013. [medeverdachte 2] was de bestuurder vanaf 17 december 2008. Op 6 mei 2011 is geregistreerd dat [bestuurder onderneming 2] deze functie met ingang van 1 januari 2011 overneemt. De activiteiten van het bedrijf zijn per 6 maart 2013 gestaakt. [10]
[bestuurder onderneming 2] heeft verklaard dat hij deze B.V. in mei 2011 heeft gekocht van [medeverdachte 2] . Hij was directeur zonder personeel en heeft geen inkomsten gehad. [11]
[naam onderneming 2] heeft geen loonheffing afgedragen en sinds 2008 geen omzet gemeld bij de Belastingdienst. [12]
Op naam van Hulst zijn twee personen bij de Belastingdienst aangemeld als werknemer, namelijk [naam werknemer 1 onderneming 2] en [naam werknemer 2 onderneming 2] . [13]
Op de bankrekening van [naam onderneming 2] werden voorafgaand aan salarisbetalingen dezelfde dag contante stortingen gedaan. Twee contante stortingen vonden plaats met de bankpas van de rekening van [naam werknemer 1 onderneming 2] . Verder zijn bedragen overgemaakt onder vermelding van ‘loon’ naar personen die niet bij de Belastingdienst waren aangemeld als werknemer van [naam onderneming 2] , te weten [naam 3] en [naam 4] . Er hebben op deze bankrekening in deze periode geen andere mutaties plaatsgevonden dan het contant storten en het overboeken van bedragen onder vermelding van “loon”. [14]
- [aandeelhouder onderneming 2]
[medeverdachte 3] is van 30 december 2008 tot het faillissement van het bedrijf op 17 april 2012 de aandeelhouder geweest. In diezelfde periode was [medeverdachte 2] de bestuurder. [15]
In de jaren 2010, 2011 en 2012 werd geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst. Over 2011 bedroeg het totaal aan opgegeven brutoloon € 133.430.-. Over 2012 bedroeg dat € 6.368,-. Er is geen loonheffing afgedragen. [16]
Met gebruikmaking van de bankpas van de rekening van [medeverdachte 3] en met gebruikmaking van de bankpas van de rekening van [naam werknemer 1 onderneming 2] werden contante bedragen gestort op de bankrekening van [aandeelhouder onderneming 2] , waarna (veelal) dezelfde dag betalingen plaatsvonden met de vermelding ‘loon’. Uit de bankgegevens volgt dat geen loon werd overgemaakt aan personen die wel als werknemer waren aangemeld bij de Belastingdienst, te weten [naam 3] en verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . [17]
- [naam bouwbedrijf] Bouwbedrijf B.V.
[verdachte] is vanaf 18 februari 2013 bestuurder van dit bedrijf geweest. Op 23 mei 2013 is geregistreerd dat [medeverdachte 1] deze functie overneemt met ingang van 8 april 2013. Op 25 maart 2014 is het faillissement van de vennootschap uitgesproken. [18]
Tegenover de curator heeft [medeverdachte 1] verklaard dat er geen activiteiten werden verricht in de B.V.. Het bij de Kamer van Koophandel opgegeven aantal werknemers van 65 is niet juist. Er was niemand werkzaam binnen de onderneming. [19] De curator heeft geschreven dat zich geen enkele werknemer bij hem heeft gemeld. [20]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [naam bouwbedrijf] geen loonheffing heeft afgedragen. [21]
Op de bankrekening van [naam bouwbedrijf] werden contante stortingen gedaan, waarna veelal dezelfde dag bedragen werden overgemaakt met de vermelding ‘salaris’. Bij een tweetal overboekingen naar [naam werknemer 3 onderneming 1] staat vermeld ‘salaris [naam holding] .’. Ook is er een overboeking met de vermelding ‘Huur juli 2013 [adres 2] [medeverdachte 1] ’. [22]
- [naam onderneming 3]
Op 3 oktober 2011 is het aandelenkapitaal van € 18.000,- van [naam onderneming 3] in oprichting, volgestort vanaf de privérekening van [verdachte] . Na de oprichting heeft hij dit bedrag weer op zijn rekening ontvangen. [23]
[bestuurder onderneming 3] is vanaf 2 juni 2014 aandeelhouder en bestuurder van [naam onderneming 3] geweest. De functie van bestuurder is op 15 september 2014 overgenomen door [medeverdachte 5] . [24]
[bestuurder onderneming 3] heeft verklaard dat er binnen [naam onderneming 3] geen werkzaamheden zijn geweest. Volgens [medeverdachte 2] moest het allemaal nog op gang komen. Er was één man in dienst. [bestuurder onderneming 3] heeft die man nooit gezien en volgens haar heeft hij nooit gewerkt voor het bedrijf. Ze heeft van [medeverdachte 2] een kopie van zijn rijbewijs en een salarisstrook gekregen omdat het moest lijken dat hij in dienst was van [naam onderneming 3] . [bestuurder onderneming 3] heeft die stukken gekregen, zodat als er vragen kwamen, zij wist dat die man bij [naam onderneming 3] in dienst was. Zij moest dat weten omdat zij voor [naam onderneming 3] op papier stond. [25]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [naam onderneming 3] geen loonheffing heeft afgedragen en dat er in 2014 geen aangifte is gedaan van omzet. [26]
Er werden contante stortingen gedaan op de bankrekening van [naam onderneming 3] en daarna vonden dezelfde dag overboekingen plaats met de vermelding ‘salaris’ of ‘loon’. Er is geen loon betaald aan [naam werknemer 1 onderneming 3] , die als werknemer was aangemeld bij de Belastingdienst. Wel is loon betaald aan [naam werknemer bouwbedrijf] , die niet als werknemer van [naam onderneming 3] , maar van [naam bouwbedrijf] was aangemeld. [27]
- [naam onderneming 4] B.V.
Met ingang van 28 oktober 2008 is de Stichting Administratiekantoor [naam onderneming 4] aandeelhouder van dit bedrijf. Dezelfde stichting is met ingang van 31 december 2013 ook de bestuurder.
[medeverdachte 6] is tussen 19 maart 2014 en 30 april 2014 de bestuurder van Stichting Administratiekantoor [naam onderneming 4] geweest. Op 24 juli 2014 is geregistreerd dat deze functie met ingang van 30 april 2014 is overgenomen door [medeverdachte 4] . [28]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat [naam onderneming 4] op zijn naam staat, maar dat daar helemaal niets mee is gedaan. [medeverdachte 6] moest van deze B.V. af omdat hij een WIA-uitkering zou krijgen. [29] Er zat geen personeel op deze B.V en ook niet in de stichting. [30]
[naam onderneming 4] heeft geen aangifte loonheffing ingediend en vanaf 2010 is er geen enkele omzet opgegeven bij de Belastingdienst. [31]
Voordat overboekingen plaatsvonden van de bankrekening van [naam onderneming 4] met vermelding ‘loon’ of ‘salaris’ werden er dezelfde dag contant bedragen gestort. Er werd loon betaald aan [naam werknemer 1 onderneming 3] en [naam 5] , hoewel deze personen niet als werknemer van [naam onderneming 4] waren aangemeld bij de Belastingdienst. [32]
- [naam onderneming 5] .
Met ingang van 11 juni 2012 is de [aandeelhouder/bestuurder onderneming 5] enig aandeelhouder en bestuurder van dit bedrijf. Tussen 14 december 2012 en 14 februari 2013 was [verdachte] bestuurder van de stichting. [medeverdachte 1] was tussen 9 juli 2013 en 1 juli 2014 de bestuurder van de stichting, waarna deze functie is overgegaan naar [bestuurder onderneming 5] . [33]
[medeverdachte 1] heeft nooit gezien dat er mensen hebben gewerkt bij [naam onderneming 5] . Hij heeft geen aangifte van omzetbelasting, loonheffingen of herziene loonheffing gedaan. [medeverdachte 2] heeft hem aangesteld als bestuurder. [34]
Volgens de Belastingdienst is [naam onderneming 5] niet loonbelastingplichtig en heeft het bedrijf geen omzet opgegeven en geen aangifte loonheffing gedaan. [35]
- [naam onderneming 6]
Op 19 juli 2012 is het aandeelkapitaal van 18.000 euro van [naam onderneming 6] in oprichting vanaf de rekening van [verdachte] volgestort. Op 23 juli 2012 heeft hij dit bedrag weer ontvangen op zijn rekening. [36]
[naam onderneming 6] is opgericht op 23 juli 2012. Vanaf de oprichting is [aandeelhouder onderneming 6] aandeelhouder geweest. Deze stichting is tussen 23 juli 2012 en 6 augustus 2013 en vanaf 9 oktober 2013 ook de bestuurder van de vennootschap geweest. In de periode tussen 6 augustus 2013 en 9 oktober 2013 is [medeverdachte 5] de bestuurder van de vennootschap geweest.
[medeverdachte 1] is tussen 1 juli 2012 en 1 oktober 2012 en tussen 2 mei 2013 en 20 februari 2014 bestuurder van de [aandeelhouder onderneming 6] geweest. Vanaf 20 februari 2014 is dat [naam 6] . [37]
Volgens de Belastingdienst is [naam onderneming 6] niet loonbelastingplichtig en is er ook geen aangifte loonheffing gedaan. [38]
De politie heeft beschreven dat tevergeefs is gezocht naar een bankrekening die vanaf 2010 door [naam onderneming 6] is gebruikt. [39]
[medeverdachte 5] heeft op 16 september 2013 verklaard dat hij directeur is van [naam onderneming 6] en dat hij geen mensen in dienst heeft. Hij verdient er niets mee. [40]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [naam 6] een beetje kent. Ze heeft € 1.000,- of € 2.000,- gekregen om haar handtekening te zetten. Direct daarna is ze weer op de bus naar Bulgarije gezet. [medeverdachte 2] heeft dit geregeld. [41]
- [bestuurder onderneming 5]
Op 25 maart 2014 is geregistreerd dat [medeverdachte 7] enig aandeelhouder is met ingang van 24 maart 2014. Op 24 en 25 maart 2014 is [naam onderneming 1] de bestuurder van dit bedrijf geweest, in welke periode [medeverdachte 2] bestuurder was van [naam onderneming 1] . Tussen 25 maart 2014 en 1 augustus 2014 is [medeverdachte 7] de bestuurder geweest. Op 10 september 2014 is geregistreerd dat [medeverdachte 4] de bestuurder is met ingang van 1 augustus 2014. [42]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij [bestuurder onderneming 5] op zijn naam heeft staan, maar dat er helemaal niets mee is gedaan. De B.V. moest van de naam van [medeverdachte 7] af omdat hij problemen had met de sociale dienst. [43]
[medeverdachte 7] heeft [bestuurder onderneming 5] op naam gehad. Hierbij heeft [medeverdachte 2] hem geadviseerd. [medeverdachte 2] is ook meegegaan naar de Kamer van Koophandel in Enschede maar hij weet niet welke werkzaamheden de B.V. uitvoerde. [medeverdachte 7] kent ook geen andere personeelsleden en heeft verder niets met het bedrijf te maken gehad. [44]
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat [bestuurder onderneming 5] in 2013 en 2014 geen aangifte omzetbelasting heeft gedaan. [45] Wel zijn sinds 24 maart 2014 meerdere herziene aangiften loonheffing gedaan. Daarbij zijn dienstverbanden gemeld van [naam werknemer 1 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 januari 2014), [naam werknemer 2 onderneming 1] (aanvang 1 november 2013), [naam werknemer 2 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 november 2013), [naam werknemer 3 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 december 2013), [naam werknemer 4 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 november 2013), [naam werknemer 5 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 november 2013), [naam werknemer 6 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 november 2013), [naam 4] (aanvang 1 januari 2014), [naam werknemer 7 bestuurder onderneming 5] (aanvang 1 december 2013) en [naam werknemer 1 onderneming 3] (aanvang 1 maart 2014). [46] De rechtbank stelt vast dat bij de herzieningen aanvangsdata zijn opgegeven die gelegen zijn voor de datum van de overname van het bedrijf door [medeverdachte 7] .
[bestuurder onderneming 5] , enig aandeelhouder en bestuurder tussen 27 februari 2013 en 24 maart 2014, heeft verklaard dat er in de periode dat hij aandeelhouder en bestuurder was niemand betrokken was bij het bedrijf. Hij had geen personeel in dienst en stond als enige op de loonlijst. Ten tijde van de verkoop was de B.V. helemaal leeg. De koper wilde ook alleen een lege B.V. overnemen. [47]
De bankrekening van [bestuurder onderneming 5] Beheer werd in de periode maart 2014 tot en met oktober 2014 slechts tweemaal gevoed met contante stortingen voor een totaalbedrag van € 55,-. Er werden in die periode geen salarisbetalingen gedaan. [48]
- [naam holding] .
Met ingang van 28 oktober 2008 is [aandeelhouder holding] enig aandeelhouder van dit bedrijf. Deze stichting was tussen 28 september 2012 en 1 oktober 2012 ook de bestuurder van het bedrijf en is dat ook weer sinds 2 mei 2013.
[medeverdachte 1] is enige tijd de bestuurder van de vennootschap geweest, namelijk tussen 1 oktober 2012 en 2 mei 2013. Daarnaast is [medeverdachte 1] tussen 1 juli 2012 en 1 oktober 2012 en tussen 2 mei 2013 en 20 februari 2014 de bestuurder van de stichting geweest. Op 26 februari 2014 is geregistreerd dat [naam 6] m.i.v. 20 februari 2014 bestuurder is van de stichting. [49]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er volgens hem niets in dit bedrijf is gebeurd. Dit is weer een papieren B.V. en stichting. Hij wist niet dat er mensen op de loonlijst stonden. De mensen op de getoonde lijst hebben totaal niet gewerkt. Zij stonden op de loonlijst om een uitkering te krijgen via [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft ook geen loonheffing et cetera afgedragen aan de Belastingdienst. Hij hoorde op enig moment van [medeverdachte 2] dat de diverse [naam holding] onderdelen vol zaten met schulden en daarom niet meer te gebruiken waren. Hij wist dat iemand uit Bulgarije gehaald zou worden om de [naam holding] onderdelen op zijn naam te zetten. [naam 7] kwam toen met [naam 6] aan en de zaak werd op deze naam gezet. Ze kreeg hiervoor € 1.000,-. [medeverdachte 2] en [verdachte] regelden dat. [50]
In het jaar 2012 en 2013 werd er geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst en evenmin werd loonheffing afgedragen. Er werden in 2012 zes personen als werknemer van de vennootschap bij de Belastingdienst aangemeld. [51]
Op de bankrekening van [naam bouwbedrijf] staat bij een tweetal overboekingen aan [naam werknemer 3 onderneming 1] vermeld ‘salaris [naam holding] .’. [52]
- [naam onderneming 7]
Van 31 oktober 2011 tot 28 september 2012 is [naam holding] . bestuurder geweest. Van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013 is [medeverdachte 1] bestuurder geweest. [53]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat in de BV’s waarin hij als directeur, bestuurslid of aandeelhouder betrokken was nooit iemand gewerkt heeft. [54]
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij bij [naam onderneming 7] in loondienst was, maar daar toen niet werkte. [55]
Uit van de Belastingdienst ontvangen informatie bleek dat [naam onderneming 7] in de jaren 2012, 2013 en 2014 geen omzet heeft aangegeven. [56]
- [naam onderneming 8]
Vanaf 16 september 2013 was [medeverdachte 3] aandeelhouder/algemeen directeur van [naam onderneming 8] . Van 4 februari 2013 tot 16 september 2013 is [verdachte] aandeelhouder/algemeen directeur geweest. Van 14 januari 2013 tot 4 februari 2013 was dat wederom [medeverdachte 3] .
Vanaf 3 december 2013 was [aandeelhouder holding] B.V. bestuurder.
Van 1 oktober 2012 tot en met 2 mei 2013 is [medeverdachte 1] bestuurder geweest. [medeverdachte 1] was de bestuurder van [aandeelhouder holding] B.V. in de periodes 1 juli 2012 tot 1 oktober 2012 en 2 mei 2013 tot 20 februari 2014. [57]
Uit informatie van de Belastingdienst bleek dat over het jaar 2013 voor drie kwartalen geen omzet was aangegeven. Over het jaar 2014 was in het geheel geen omzet aangegeven. [58]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er wel eens mensen koffie kwamen drinken bij [naam onderneming 8] , maar dat niemand daar heeft gewerkt. [59]
Overweging van de rechtbank over de bedrijven
De rechtbank overweegt dat [verdachte] van twee bedrijven het aandelenkapitaal heeft gestort en dat voor alle verdachten geldt dat zij, al dan niet via een stichting of een andere B.V., als bestuurder en/of aandeelhouder betrokken zijn geweest bij één of meer van de hiervoor besproken bedrijven.
De bedrijven hebben geen loonheffing afgedragen. Uitzondering daarop is [bestuurder onderneming 5] , maar gelet op de verklaring van de vorige eigenaar van dat bedrijf dat deze B.V. leeg was ten tijde van de overdracht, kan deze aangifte niet juist zijn. Voor alle andere bedrijven geldt dat zij geen loonheffing hebben afgedragen. Verder volgt uit de gegevens van de Belastingdienst dat alle bedrijven, met uitzondering van [naam bouwbedrijf] en [naam onderneming 6] , geen omzet bij de Belastingdienst hebben gemeld. Van [naam bouwbedrijf] en [naam onderneming 6] zijn die gegevens niet bekend.
De rechtbank overweegt verder dat bij een groot aantal B.V.’s veelvuldig contante stortingen werden gedaan op de bankrekening van die B.V., direct gevolgd door overmaking van (nagenoeg) dezelfde bedragen als salarisoverboekingen. Hierbij valt op dat door [naam onderneming 1] , [naam onderneming 2] , [naam bouwbedrijf] , [naam onderneming 3] en [naam onderneming 4] bedragen werden overgemaakt met vermelding van ‘loon’ of ‘salaris’ aan personen die niet als werknemer van het betreffende bedrijf waren aangemeld bij de Belastingdienst. Ook de omgekeerde situatie deed zich voor, nu van de rekeningen van [naam onderneming 1] en [aandeelhouder onderneming 2] geen loon werd overgeboekt naar personen die wel als werknemer waren aangemeld. De rechtbank stelt daarnaast vast dat van de rekening van [naam bouwbedrijf] overboekingen werden gedaan met de omschrijving ‘salaris [naam holding] .’ Verder valt op dat geen reguliere bedrijfsactiviteiten zichtbaar zijn op de bankrekeningen. Er vinden amper betalingen plaats, anders dan de overboekingen onder vermelding van “loon” en er zijn geen andere inkomsten dan de contante stortingen te zien. Ten slotte merkt de rechtbank op dat van [naam onderneming 6] in het geheel geen bankrekening is aangetroffen en dat van de rekening van [bestuurder onderneming 5] geen salarisbetalingen zijn gedaan.
Naast de verklaringen over de specifieke bedrijven, die hierboven zijn opgenomen, zijn er ook verklaringen afgelegd over (het gebruik van) de B.V.’s in het algemeen.
Zo heeft [naam 8] verklaard dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 2] over de verkoop van een B.V.. Hoewel die transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, heeft [medeverdachte 2] [naam 8] nog wel eens gebeld om te vragen of [naam 8] nog B.V.’s had die hij kon kopen. Dat mochten ook B.V.’s zijn waar ellende in zat. Daarmee bedoelt [naam 8] puinhoop van een ander, schulden bijvoorbeeld die nog in de B.V. zaten of goederen die nog afgerekend moesten worden. [medeverdachte 2] wilde altijd zonder geld te betalen aan een B.V. komen. [60]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] alles uit een B.V. pakte, totdat deze klaar was. Als hij geen btw, tankpasjes et cetera meer kon krijgen op de B.V., zette [medeverdachte 2] die op naam van iemand anders. De rekeningen werden gewoon niet betaald en dan pakten ze een nieuwe B.V. om dit te doen. [61] Als een B.V. vol schulden zat, werd geprobeerd om die voor het faillissement door te zetten naar een Bulgaar of Roemeen. [62] [medeverdachte 1] weet onder andere van [naam 9] en [naam 6] dat zij B.V.’s op naam kregen. [63] Tegenover de curator van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij, toen er rekeningen binnenkwamen, heeft geprobeerd een koper te zoeken en dat het de bedoeling was dat de aandelen zouden worden verkocht aan een onbekende vrouw uit Bulgarije. [64]
De Bulgaarse [naam 9] heeft zich op 10 oktober 2012 bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven als bestuurder van [bestuurder onderneming 9] , met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2012. Deze stichting is met ingang van 10 oktober 2012 de bestuurder van [naam onderneming 9] , een bedrijf waarvan [medeverdachte 3] enig aandeelhouder is. [65] Met ingang van 25 maart 2013 staat [naam 9] niet langer ingeschreven in Nederland. [66]
De eveneens Bulgaarse [naam 6] is tussen 20 februari 2014 en 3 juni 2014 bestuurder geweest van [naam onderneming 1] . [67] Vanaf 20 februari 2014 was zij ook bestuurder van [aandeelhouder holding] . Deze stichting was in die periode zowel bestuurder van [naam onderneming 6] [68] als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam holding] .. [69]
[medeverdachte 1] heeft over [naam 6] verklaard dat zij het adres van [medeverdachte 6] heeft gebruikt voor de Kamer van Koophandel in Enschede. Dit was van [naam holding] . Volgens [medeverdachte 1] kreeg deze vrouw 1.000,- of 2.000,- euro om haar handtekening te zetten. Direct daarna is ze weer op de bus naar Bulgarije gezet. [70]
Uit een GBA-bevraging volgt dat [naam 6] met ingang van 24 juni 2014 niet meer in Nederland staat ingeschreven. [71] Het onderzoeksteam heeft haar verblijfplaats niet kunnen traceren. [72] De curator van [naam onderneming 1] heeft beschreven dat hij enkel contact heeft gehad met [medeverdachte 2] , de voormalig bestuurder, en dat hij ondanks herhaalde pogingen geen informatie heeft gekregen van [naam 6] . [73]
De rechtbank stelt verder vast dat een aantal bedrijven, te weten [naam onderneming 8] , [naam onderneming 6] , [naam onderneming 7] , Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] en [naam onderneming 6] , werd ingeschreven op een adres in Duisburg. [74] Volgens [medeverdachte 1] was dat makkelijk omdat de curator er dan niet bij kon. [75]
Gelet op de informatie van de Belastingdienst, de gegevens met betrekking tot de bankrekeningen en de vermelde verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat alle genoemde bedrijven ‘leeg’ waren en dat niemand daadwerkelijk heeft gewerkt voor deze bedrijven. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat het vanuit bedrijfseconomisch oogpunt buitengewoon moeilijk voorstelbaar is dat geen omzet wordt gedraaid terwijl er wel personeel aan het werk zou zijn, dat bovendien betaald moet worden.
De rechtbank zal bij de bespreking van de criminele organisatie (feit 1) ingaan op de wijze waarop deze bedrijven zijn gebruikt door en ten behoeve van de criminele organisatie.
Feit 2 (primair flessentrekkerij, subsidiair oplichting)
- zaaksdossier 5 (KPN/Telfort)
Namens KPN en Telfort is aangifte gedaan, waarbij is beschreven dat KPN en Telfort een aantal overeenkomsten tot levering van mobiele telefoondiensten hebben afgesloten, waarna de telefoons met simkaarten aan de klant zijn geleverd. KPN en Telfort hebben de verschuldigde kosten voor de geleverde telefoons en de abonnementen echter niet betaald gekregen. Deze aangifte ziet onder meer op contracten van Telfort voor in totaal 100 aansluitnummers die op 3 april 2013 (65 aansluitingen) en 5 april 2013 (35 aansluitingen) bij Telecombinatie [naam telecombinatie] zijn afgesloten door [verdachte] , namens Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] B.V., en op een contract van KPN voor 2 aansluitnummers dat op 17 mei 2013 is afgesloten door [verdachte] , wederom namens Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] . [76]
[verdachte] heeft tegenover de curator van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] verklaard dat er telefoonabonnementen waren afgesloten. Hij heeft zelf simkaarten opgehaald en andere abonnementen zijn overgedragen. [77]
[naam werknemer telecombinatie] , werkzaam bij Telecombinatie [naam telecombinatie] , heeft de man op foto 3 herkend als de [verdachte] die namens [naam bouwbedrijf] het Telfort-contract voor Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] heeft getekend. [verdachte] kwam met de vraag of cashback mogelijk was. [78] Foto 3 in de fotomap is de foto van [verdachte] . [79]
De eigenaar van Telecombinatie, [naam eigenaar telecombinatie] , heeft verklaard dat hij de uitbetaling van de cashback heeft gedaan. Hij herkent de man op foto 3 uit de fotomap als [verdachte] . Dit is de man aan wie hij de cashback heeft uitbetaald. Deze cashback zag op het contract van 35 aansluitingen. [80]
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat het procesdossier geen overeenkomst van 17 mei 2013 bevat en dat de overeenkomsten van 3 april 2013 en 5 april 2013 niet zijn ondertekend. Gelet op de gedetailleerde informatie in de aangiftes en de verklaring van [verdachte] tegenover de curator heeft de rechtbank echter geen reden om te twijfelen aan die aangifte of aan de totstandkoming en inhoud van de overeenkomsten.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] op meerdere momenten abonnementen heeft afgesloten en, voor zover het gaat om de contracten van 3 april 2013 en 17 mei 2013, hij daarbij de beschikking heeft gekregen over een groot aantal mobiele telefoons, waarna de verschuldigde abonnementskosten niet zijn betaald. De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het tenlastegelegde aantal van 102 telefoons omdat het niet gaat om 102 maar om 67 telefoons. [verdachte] heeft immers in plaats van 35 telefoons cashback uitbetaald gekregen.
De rechtbank overweegt dat het om niet ter beschikking krijgen van een telefoon bij het afsluiten van een abonnement in beginsel kwalificeert als koop op afbetaling. De maandelijks te betalen abonnementskosten strekken immers ook tot afbetaling van de mobiele telefoon.
Met betrekking tot de vraag of niet alleen de telefoon maar ook het abonnement dient te worden beschouwd als een ‘goed’ in de zin van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank het volgende. De abonnementskosten zien, naast betaling voor geleverde en niet betaalde telefoontoestellen, op het gebruik maken van het netwerk van de aanbieder. Dat deel van de kosten van het abonnement worden bepaald door het aantal overeengekomen belminuten. Die kosten zijn hoger als meer belminuten zijn inbegrepen. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BQ6575) overweegt de rechtbank dat de term ‘belminuten’ dient te worden verstaan in de economische betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt toegekend, te weten als gebruikseenheid om de daarmee aangeduide vormen van telecommunicatiedienstverlening te kunnen kwantificeren en in rekening te kunnen brengen. In dit arrest is geoordeeld dat belminuten een ‘goed’ zijn in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit rechtspraak en wetgeving niet dat het begrip “goederen” in artikel 326a, behoudens de meervoudsvorm, een andere inhoud heeft dan het begrip “goed” in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is daarom van oordeel dat belminuten ook in het kader van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht zijn te kwalificeren als goederen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een meervoud van handelingen waartussen verband bestaat. [verdachte] heeft immers op meerdere momenten en in verschillende winkels abonnementen afgesloten en de daarbij horende telefoons in ontvangst genomen. Daarom is bewezen dat [verdachte] een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het verkrijgen van telefoons en abonnementen zonder te betalen.
Het bovenstaande maakt dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primaire feit ten aanzien van de telefoons en de telefoonabonnementen.
Feit 3 (oplichting)
Aangever [benadeelde partij] heeft namens [onderneming van benadeelde partij] verklaard dat hij op 15 mei 2014 (
de rechtbank begrijpt: 2013) werd benaderd door [verdachte] , die namens bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] B.V. een drietal tankpassen wilde aanvragen. [verdachte] legitimeerde zich met zijn rijbewijs en overlegde onder andere een uittreksel van de Kamer van Koophandel. De tankpassen zijn vervolgens aan [verdachte] verstrekt. Op 27 mei 2014 (
de rechtbank begrijpt: 2013) zijn de bijbehorende pincodes aan [verdachte] verstuurd. Aangever zag vervolgens in zijn administratie dat in de periode van 28 mei tot 10 juni 2015 (
de rechtbank begrijpt: 2013) met de drie tankpassen in totaal tien keer was getankt, waarvan een groot aantal malen werd getankt met een voertuig waarvoor aangever geen tankpas had afgegeven. Verschillende personen hadden met verschillende voertuigen getankt. De totale geleden schade is € 836,78.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat [verdachte] tot 8 april 2013 bestuurder was van [naam bouwbedrijf] B.V.. Met ingang van 8 april 2013 werd [verdachte] opgevolgd door [medeverdachte 1] , maar die registratie vond met terugwerkende kracht plaats op 23 mei 2013. [verdachte] kon ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met [benadeelde partij] daarom handelen als bestuurder van [naam bouwbedrijf] .. En hoewel [naam bouwbedrijf] B.V. feitelijk een lege B.V. was, was [naam bouwbedrijf] B.V. wel een bestaande B.V. Hoewel [verdachte] zich met zijn handelen weliswaar ten onrechte heeft voorgedaan als een bonafide koper, maakt dat nog niet dat daarmee sprake is van het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels. Het gebruik van een oplichtingsmiddel kan daarom niet worden bewezen. De rechtbank zal [verdachte] daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 4 (valsheid in geschrift)
Uit bevindingen van het UWV volgt dat [verdachte] op 3 juni 2013 een aanvraag voor een WW-uitkering heeft ingediend. Op deze aanvraag stond dat hij van 1 januari 2013 tot 1 juli 2013 een dienstverband had bij [naam onderneming 7] en dat vanaf 1 juli 2013 een WW-uitkering werd aangevraagd. Per 1 juli 2013 is aan [verdachte] een WW-uitkering toegekend. [81]
Uit bevindingen van het UWV volgt dat [verdachte] daarnaast op 23 mei 2014 een aanvraag voor een WW-uitkering heeft ingediend. Op deze aanvraag stond dat hij van 20 maart 2014 tot 2 juni 2014 een dienstverband had bij [naam groothandel] Groothandel en dat vanaf 2 juni 2014 een WW-uitkering werd aangevraagd. Op de aanvraag was onder andere [naam onderneming 8] mede als werkgever vermeld, welk dienstverband ook door het UWV is meegenomen is bij de beoordeling van het recht op een WW-uitkering. Per 2 juni 2014 is aan [verdachte] een WW-uitkering toegekend. [82]
Zoals eerder overwogen staat vast dat de genoemde B.V.’s ‘lege’ B.V.’s waren. Dit betekent dat [verdachte] niet voor de B.V.’s het aantal uren voor de ondernemingen heeft gewerkt op basis waarvan de uitkeringen aan hem zijn toegekend.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat bewezen is dat [verdachte] op 3 juni 2013 en 23 mei 2014 een door hem valselijk opgemaakt geschrift heeft ingediend, met het oogmerk om dat geschrift als echt te gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en een ander of anderen. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Feit 1 (criminele organisatie)
Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
[medeverdachte 4] is gevraagd naar de rollen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [vrouw medeverdachte 2] (
de vrouw van [medeverdachte 2]) en [verdachte] . Hem is de vorm van een kerstboom voorgehouden. Hij heeft toen verklaard dat aan de toplaag één persoon zit en daaronder zitten er drie, waaronder [verdachte] . De bovenste en de twee anderen onder de bovenste wil [medeverdachte 4] niet noemen in verband met zijn verschoningsrecht. Op de laag daaronder zitten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] zelf. Hij twijfelt een beetje over [medeverdachte 1] , want die kan mogelijk iets hoger zitten. [83]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niet de grote baas is, maar dat [verdachte] en [medeverdachte 2] dat zijn. [medeverdachte 3] regelde heel vaak de financiële kant. [medeverdachte 7] heeft ook B.V.'s op naam gezet. Dit geldt ook voor [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zelf. Ook [medeverdachte 5] had B.V.'s op naam. Volgens [medeverdachte 1] zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] de boomstammen en hebben ze wat takken en bladeren en dat zijn de anderen. [84]
[medeverdachte 2] en [verdachte] waren de baas en [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [bestuurder onderneming 3] en [medeverdachte 1] deden wat zij zeiden. Zij ( [medeverdachte 2] en [verdachte] ) bedachten de systemen met de B.V.’s en de anderen voerden die systemen uit. [85]
Gelet op deze verklaringen, de eerdere vaststelling dat alle verdachten één of meer B.V.’s op naam hebben gehad en hetgeen de rechtbank hierna zal overwegen, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag of dit samenwerkingsverband, hierna “de organisatie”, tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dit oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven kent de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
In de onderhavige zaak had de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op drie specifieke categorieën van misdrijven: valsheid in geschrift, oplichting dan wel flessentrekkerij en overtredingen van de Opiumwet (hennepkwekerijen).
De rechtbank overweegt dat betrokkenheid bij -kort gezegd- het telen van hennep bij een aantal verdachten ook als afzonderlijk feit ten laste is gelegd. Alleen bij [medeverdachte 1] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het hennepfeit. Naar het oordeel van de rechtbank is die enkele bewezenverklaring onvoldoende om het telen van hennep als oogmerk van de organisatie aan te merken. Dat er mogelijk een link bestaat tussen enkele in het betreffende zaaksdossier besproken woningen en een aantal bedrijven die in het onderzoek voorkomen, maakt dit oordeel niet anders. Het gaat dan om de omstandigheid dat woningen door verschillende personen zijn gehuurd met behulp van loonstroken en werkgeversverklaringen van die bedrijven en verder om auto’s op naam van in het onderzoek betrokken bedrijven die incidenteel in de buurt van die woningen zijn gezien dan wel een enkel document (zoals een loonstrook) van die bedrijven die in die woningen zijn gevonden. Daarmee zou een verband tussen de bewoners en die bedrijven kunnen worden aangetoond maar dat betekent nog niet dat daarmee ook een verband is aangetoond tussen de kwekerijen en de bedrijven. Dat het doel van die handelingen was om hennepkwekerijen in te richten door de organisatie acht de rechtbank dan ook niet bewezen. Voor dit onderdeel zal dan ook vrijspraak volgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin komen vast te staan dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van oplichting. Zoals de rechtbank hierna verder zal bespreken, bestond de handelwijze van verdachten uit het namens een bedrijf afsluiten van telefoonabonnementen en het vervolgens niet betalen van het abonnementsgeld. De enkele omstandigheid dat verdachten zich bij het afsluiten van die contracten voordeden als bonafide klanten, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van oplichting. Daarom zal ook voor dit onderdeel vrijspraak volgen.
De rechtbank vindt wel bewezen dat de organisatie het plegen van valsheid in geschrift en flessentrekkerij tot oogmerk had. Daarbij is het volgende van belang.
- Valsheid in geschrift
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [verdachte] werkgeversverklaringen konden vervalsen, konden zorgen voor het vervalsen van loonstroken en alle soorten papieren indienden bij de Belastingdienst en het UWV. Verder konden ze er ook voor zorgen dat je op die manier een hypotheek kon afsluiten of leningen kon krijgen. [medeverdachte 2] en [verdachte] zorgden voor papieren zodat alles, maar dan ook alles geregeld kon worden. [86] Zij deden de administratie van de B.V.’s: wie ging de Ziektewet in, wie kreeg een UWV-uitkering, huurovereenkomsten, hypotheken, alles konden zij regelen, aldus [medeverdachte 1] . [87]
Bij de IND zijn ingediend een werkgeversverklaring van 20 december 2011 waarin is vermeld dat [medeverdachte 7] een dienstverband heeft bij [aandeelhouder onderneming 2] (met vermelding van “ [naam werknemer 3 bestuurder onderneming 5] ” bij de naam van de werkgever), [88] en een arbeidsovereenkomst van 7 september 2013, een werkgeversverklaring (met vermelding van “ [naam werknemer 3 bestuurder onderneming 5] ” als directeur) van 11 december 2013 en loonstroken waaruit volgt dat [medeverdachte 6] werkzaamheden verricht voor [naam onderneming 1] Unlimited. [89]
Bij de ING Bank is een werkgeversverklaring van 9 februari 2011 ingediend waarin staat dat [naam werknemer 1 onderneming 2] werkt bij [naam onderneming 2] Vastgoed, met als naam van de ondertekenaar [naam werknemer 3 bestuurder onderneming 5] . [90] Ook is een werkgeversverklaring van 4 april 2014 ingediend bij Argenta Spaarbank waarin staat vermeld dat M. Zareba een dienstverband heeft bij [naam onderneming 1] Unlimited, met de naam van [naam werknemer 3 bestuurder onderneming 5] bij de ondertekening. [91]
Ook zijn aanvraagformulieren voor uitkeringen ingediend bij het UWV, waaronder:
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 8 januari 2012 waarin is vermeld dat [medeverdachte 4] werknemer was van [aandeelhouder onderneming 2] [92] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 februari 2013 waarin staat dat [medeverdachte 3] werkzaamheden heeft verricht voor [naam holding] [93] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 10 maart 2013 waarin vermeld is dat [medeverdachte 4] werkzaam was bij [naam onderneming 7] [94] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 29 april 2013 waarin staat dat [medeverdachte 5] werkzaam was voor [naam onderneming 7] [95] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 3 juni 2013 waarin is vermeld dat [verdachte] werknemer was van [naam onderneming 7] [96] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 6 november 2013 waarin staat dat [medeverdachte 1] werknemer was van [naam onderneming 1] Unlimited [97] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 15 november 2013 waarin is vermeld dat [medeverdachte 2] werkzaam was voor [naam onderneming 1] Unlimited [98] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 23 mei 2014 waarin staat dat [verdachte] werknemer was van [naam onderneming 8] [99] ;
- een aanvraagformulier WW-uitkering van 24 mei 2014 waarin vermeld is dat [medeverdachte 3] heeft gewerkt voor [bestuurder onderneming 5] Beheer. [100]
Verder zijn stukken ingediend bij Sité Woondiensten, te weten salarisspecificaties van 30 april 2011 en 31 mei 2011 waarin staat dat [medeverdachte 1] werkt bij [naam onderneming 2] Vastgoed [101] en een werkgeversverklaring (met als naam van de werkgever “ [medeverdachte 7] ”) van 1 juli 2014 met enkele salarisstroken waarin staat dat [naam werknemer bestuurder onderneming 5] een dienstverband heeft bij [bestuurder onderneming 5] Beheer. [102]
[naam werknemer bestuurder onderneming 5] heeft verklaard dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd met de Turkse man die de papieren voor hem heeft geregeld. Dit betreft het tapgesprek met sessienummer 3718. [103] Tijdens dit gesprek van 27 juni 2014 wordt het volgende gezegd door [naam werknemer bestuurder onderneming 5] (nummer eindigend op 5059) en de man met het nummer eindigend op [telefoonnummer] :
..5059: Ja ik moet eu ik ga eu een andere woning huren in Arnhem zeg maar voor mijzelf en eu voor mijn gezin
.. [telefoonnummer] : Ja
..5059: En dan moet ummmm en dan hoef je niks speciaals te zijn hoor
.. [telefoonnummer] : Drie loonstrookjes, arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring denk ik?
..5059: Ja precies, ja precies, ja alleen maar dat en dan hoef een simpele hoeft het er uit te zien.
(..) Hallo ja net zo als we toen hadden weet je wel.
(…)
..5059: Um ja de vraag is wat dat kost mij dan.
.. [telefoonnummer] : Ja eu een arbeidsovereenkomst, werkgeversverklaring drie loonstrookjes ongeveer dat eu
ja eu ja wat heb je er voor over?
..5059:( Lacht hard)
.. [telefoonnummer] : Ja ik pak normaal andere mensen twee en een half duizend euro (2500) maar je bent .... (niet te verstaan)
..5059: (lacht nog steeds) ja
.. [telefoonnummer] : Dus ik kan niet met die prijs aankomen natuurlijk
..5059: Nee, nee nee snap ik ja eu ik weet niet eu Ante (Ion) zei tegen mij toen heb jij toen voor drievijftig (350) zeg maar toen
.. [telefoonnummer] : Ja maar dat was toen snel effe twee loonstrookjes dat eu eu heb ik ook echt alleen voor hem gedaan dat was ook een bult verlies waar ik geld achter an moest.
..5059: Ja eu
.. [telefoonnummer] : Dat was meer uren van de boekhouder in dan eu (lachje)
..5059: Ja dat klopt ja ut is gewoon ja het is maar een woning van zeshonderd en vijftig Euro in de maand dus snap je het hoeft niet echt ja eu ja eu
.. [telefoonnummer] : Heb je er duizend (1000) Euro voor over?
..5059: Das wel erg veel joh!
.. [telefoonnummer] : Ach das niet erg veel man voor mij pfft nee das niet veel (wordt zacht gezegd) Maar dan maak ik alles tip top honderd procent klaar hé
(…)
.. [telefoonnummer] : Maak ik drie loonstrookjes en een werkgeversverklaring en dan kunnen ze gewoon het bedrijf bellen en dan wordt het gewoon bevestigd als. [104]
Bij het tonen van de foto’s uit de fotomap onderzoek Goud verklaarde [naam werknemer bestuurder onderneming 5] dat de man op foto 1 de Turkse man is van wie hij de loonstroken en de werkgeversverklaring heeft gekregen. [105] Hoewel de betreffende foto niet achter het proces-verbaal is gevoegd, stelt de rechtbank vast dat foto 1 in de fotomap van onderzoek Goud de foto van [medeverdachte 2] is. [106]
[naam werknemer 4 onderneming 1] heeft verklaard dat hij zonder werk zat en dat [medeverdachte 2] tegen hem zei dat hij wel een uitkering kon regelen. [107]
De rechtbank heeft eerder geconcludeerd dat in geen van de in het onderzoek betrokken bedrijven, in de periode waarin de bedrijven door de organisatie werden gebruikt, daadwerkelijk personen werkzaam zijn geweest. Dat betekent dat alle hierboven specifiek genoemde stukken valselijk zijn opgemaakt omdat daaruit ten onrechte blijkt dat iemand wél werkzaam was bij een bepaald bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam werknemer bestuurder onderneming 5] en de verklaring van [naam werknemer 4 onderneming 1] dat nog veel vaker stukken (tegen betaling) valselijk zijn opgemaakt.
Met gebruikmaking van deze documenten zijn uitkeringen, verblijfsvergunningen, hypotheken en huurwoningen aangevraagd. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de organisatie tot oogmerk heeft gehad het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken van valse documenten.
- Flessentrekkerij
KPN/Telfort, Vodafone en T-Mobile hebben aangifte gedaan en daarbij beschreven dat telefoonabonnementen zijn afgesloten en de daarbij horende telefoons zijn geleverd, maar dat vervolgens de abonnementsgelden niet zijn betaald. [108]
In de aangifte van KPN/Telfort zijn de volgende contracten vermeld:
- op naam van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] zijn op 3 april 2013 en 5 april 2013 contracten afgesloten door [verdachte] . Dit betreft in totaal honderd aansluitnummers van Telfort;
- op naam van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] is op 17 mei 2013 een contract afgesloten door [verdachte] . Dit betreft twee aansluitnummers van KPN;
- op 25 september 2013 heeft [medeverdachte 5] namens [naam onderneming 6] een contract afgesloten met Telfort voor tien aansluitnummers;
- op naam van [naam onderneming 8] is op 14 oktober 2013 een contract afgesloten voor vier aansluitnummers. Dit contract is afgesloten door [medeverdachte 3] ;
- op 2 april 2014 heeft [medeverdachte 1] namens [naam onderneming 5] een contract afgesloten met KPN voor vier aansluitnummers;
- op naam van [naam onderneming 4] is op 19 juni 2014 een contract met KPN afgesloten door
[medeverdachte 6] . Dit contract ziet op vijf aansluitnummers;
- [bestuurder onderneming 3] heeft op 18 juli 2014 en 29 juli 2014 namens [naam onderneming 3] contracten afgesloten met KPN en Telfort voor in totaal zes aansluitnummers (drie van KPN en drie van Telfort). [109]
De aangifte van Vodafone vermeldt de volgende contracten:
- op naam van [naam onderneming 6] zijn op 25 september 2013 twee contracten afgesloten door [medeverdachte 5] ;
- op 17 april 2014 zijn drie contracten afgesloten door [medeverdachte 6] , op naam van [naam onderneming 4] ;
- op 20 mei 2014 heeft [medeverdachte 6] twee contracten afgesloten op naam van [naam onderneming 4] ;
- [bestuurder onderneming 3] heeft op 22 juli 2014 drie contracten afgesloten op naam van [naam onderneming 3] . [110]
Ten slotte zijn de volgende contracten opgenomen in de aangifte van T-Mobile:
- op 27 september 2013 zijn drie contracten afgesloten door [medeverdachte 5] op naam van [naam onderneming 6] , waarbij drie iPhones 5s zijn geleverd;
- op 30 september 2013 zijn op naam van [naam onderneming 6] negen contracten afgesloten door [medeverdachte 5] , waarbij zes iPhones 5 en drie Samsungs Galaxy S4 zijn geleverd;
- op 25 maart 2014 zijn door [medeverdachte 1] vier contracten afgesloten op naam van [naam onderneming 5] , waarbij vier iPhones 5s zijn geleverd;
- op 2 juni 2014 is een contract afgesloten door [medeverdachte 6] , op naam van Stichting Administratiekantoor [naam onderneming 4] , waarbij een iPhone 5s is geleverd;
- op 11 juni 2014 zijn zes contracten afgesloten door [medeverdachte 6] , weer op naam van Stichting Administratiekantoor [naam onderneming 4] . [111]
[medeverdachte 1] heeft verklaard over een ‘systeem’ met de telefoons. Er werd altijd gevraagd om een Samsung S3/S4 of een iPhone 5s. Ze keken welke telefoons het duurst waren en die pakten ze dan. Vervolgens werden de telefoons verkocht. De B.V. werd daarna op een andere naam gezet. De rekeningen werden gewoon niet betaald en dan pakten ze een nieuwe B.V. om dit te doen. [112]
[bestuurder onderneming 3] heeft op naam van [naam onderneming 3] telefoonabonnementen afgesloten. Zij deed dit in opdracht van [medeverdachte 2] . Het abonnement moest van [medeverdachte 2] altijd zo hoog mogelijk zijn, binnenland en buitenland bellen en veel MB’s. Ze moest het duurste abonnement nemen en altijd met toestel iPhone 5 en een enkele keer Samsung Galaxy. De telefoons die ze meekreeg gaf ze direct aan [medeverdachte 2] . [bestuurder onderneming 3] is ook een keer mee geweest met [medeverdachte 6] . Ze moest mee van [medeverdachte 2] omdat het er betrouwbaar uitzag als er een Nederlandse vrouw naast hem stond. [medeverdachte 2] regelde dat zij samen naar die winkel gingen en ze moesten samen abonnementen afsluiten. [medeverdachte 6] kreeg toen zes iPhones type 5. Hij gaf de telefoons aan [medeverdachte 2] , die zei dat hij de helft van die telefoons voor zijn bedrijf gebruikte en dat hij de rest doorverkocht. [113]
Op 17 juni 2014 is [medeverdachte 2] geobserveerd. Hij is die dag met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] onderweg geweest. [medeverdachte 2] is ingestapt bij een man in een Opel Astra met kenteken [kenteken] . Daarna is [medeverdachte 6] samen met een NNvrouw de winkel van T-Mobile in Doetinchem binnengegaan, waar zij een telefoon hebben gekocht. Zij zijn daarna ook bij andere telefoonwinkels (Belcompany en The Phone House) naar binnen gegaan. De NNvrouw is weggereden in een Renault Twingo met kenteken [kenteken] . [114]
Deze auto staat op naam van [bestuurder onderneming 3] . [115]
De eigenaar van de Opel Astra, [naam eigenaar auto] , heeft verklaard dat hij twee of drie keer telefoons van [medeverdachte 2] heeft gekocht. In totaal één of twee iPhones 5s en twee of drie Samsungs. Die dag heeft hij [medeverdachte 2] ontmoet en heeft hij ook telefoons van [medeverdachte 2] gekocht. [naam eigenaar auto] zou aanvankelijk vijf telefoons kopen voor 2000 euro. Uiteindelijk heeft hij er twee of drie gekocht voor 415 euro per stuk. De andere telefoons die [medeverdachte 2] aanbood heeft [naam eigenaar auto] niet gekocht omdat daar geen bon bij zat. Hij kan zich de telefoongesprekken herinneren waarmee de politie hem confronteert. [naam eigenaar auto] maakte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] . [116]
Een van die gesprekken is van 17 juni 2014 om 12:48 uur en wordt gevoerd tussen [naam eigenaar auto] en de gebruiker van nummer [telefoonnummer] , waarvan de rechtbank gelet op de eerste zin en de bovenstaande verklaring van [naam eigenaar auto] vaststelt dat het om [medeverdachte 2] gaat.
.. [telefoonnummer] : hai broeder, ik ben [medeverdachte 2] uit Winterswijk.
(…)
.. [telefoonnummer] : het kost 425 per stuk.
[naam eigenaar auto] : dat kan toch niet, voor een winst van 15 euro doe je toch geen handel in de telefoon. Heb je ook iPhone5s?
.. [telefoonnummer] : ook dat komt.
[naam eigenaar auto] : als je 400 euro per stuk wil verkopen, dan neem ik.
.. [telefoonnummer] : kom dan nu direct naar Winterswijk.
[naam eigenaar auto] : hoeveel heb je?
.. [telefoonnummer] : 5 stuks. Maak er maar 410 euro van. Hiermee kan ik de brandstof betalen.
[naam eigenaar auto] : je moet mij echt geloven dat ik aan de telefoonwinkel een stuk voor 425 euro heb verkocht. Als je dat zelf wilt brengen, wil ik je naast 2000 euro 20 euro voor de brandstof betalen.
.. [telefoonnummer] : neen, ik moet nu vanuit Zutphen richting Winterswijk rijden.
[naam eigenaar auto] : moet ik naar jou komen?
.. [telefoonnummer] : ja, het moet.
[naam eigenaar auto] : oke, ik breng 2000 euro mee en ik kom naar jou. [117]
Op 17 juni 2014 voert [medeverdachte 2] (stemherkenning) om 13:53 uur een gesprek met een NNman die gebruik maakt van telefoonnummer + [telefoonnummer] .
[medeverdachte 2] : Oke, ik heb vijf stuks binnen.
[telefoonnummer] : Oh das yh mooi.
[medeverdachte 2] : Dus je kunt er gelijk uh tien achter aan bestellen, maar liefst lphone (phon).
[telefoonnummer] : Jajajajaja.
[medeverdachte 2] : Maar hoeveel moest je nou bijbetalen?
[telefoonnummer] : tweeenhalf.
[medeverdachte 2] : tweeenhalf honderd?
[telefoonnummer] : Nee duizend.
[medeverdachte 2] : Nee, bij Telfort.
[telefoonnummer] : Oh nee niets, ja met uh nee bij Telfort waren het uh vijf uh Galaxies (phon) he.
[medeverdachte 2] : Ja, die heb ik binnen nou, maar lphones van maken …. (onverstaanbaar).
[telefoonnummer] : Uh ja want wat ik nu heb gedaan was vijf lphone en vijf Galaxie dus als dat uh tien uhm ja dat weet ik niet moet ik een nieuwe offerte aanvragen.
[medeverdachte 2] : Oke.
[telefoonnummer] : Dat moet ik effe doen dan.
[medeverdachte 2] : Maar d‘e 'bonnet’es' (phon) moeten ze bij hebben, van die Samsung S5, daar kun je niet bij, heb je ergens in mail staan ofzo?
[telefoonnummer] : Bonnetjes?
[medeverdachte 2] : Bonnetjes of factuur of..
[telefoonnummer] : Ja zit allemaal in de mail, want waar heb je die voor nodig dan?
[medeverdachte 2] : Ja die man die dat wil kopen .... (onverstaanbaar) bonnetjes.
[telefoonnummer] : Ow oke ja maar dan mail ik die straks wel effe naar je toe.
[medeverdachte 2] : .... (onverstaanbaar)
[telefoonnummer] : Ik mail straks wel even naar je toe.
[medeverdachte 2] : ja is goed.
[telefoonnummer] : he, dan uh, want kun j’ d'r vierhonderd voor pakken of wat?
[medeverdachte 2] : Ja daar ben ik nou aan onderhandelen maar ik zat te twijfelen of er nou wel of geen bonnetjes bij zit, zonder bonnetjes kun je niks. [118]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat door verschillende personen die deel uitmaakten van de organisatie steeds op naam van een bedrijf waarvan de organisatie gebruik maakte telefooncontracten werden afgesloten en dat de daarmee verkregen telefoons (iPhones en Samsungs) meestal werden doorverkocht. De rekeningen van de telecomaanbieders werden vervolgens niet betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat de organisatie het plegen van flessentrekkerij tot oogmerk heeft gehad.
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat zowel bij de valsheid in geschrift als de flessentrekkerij gebruik is gemaakt van een fors aantal bedrijven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bedrijven uitsluitend opgericht dan wel aangekocht en in de meeste gevallen op naam gezet van één van de verdachten uit het onderzoek met het doel om strafbare feiten te plegen.
Zoals de rechtbank al eerder heeft geconcludeerd, heeft in de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd niemand binnen deze bedrijven gewerkt en hebben binnen deze bedrijven geen werkzaamheden plaatsgevonden. Als eerder overwogen ging het om “lege” B.V.’s. De bedrijfsgegevens werden echter wel gebruikt om arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonstroken vals op te maken. Ook konden door het gebruik van die gegevens zakelijke contracten met de telecomaanbieders worden afgesloten voor meerdere aansluitingen, zodat meer telefoons konden worden verkregen.
De rechtbank overweegt verder dat het innen van vorderingen door bijvoorbeeld de telecomaanbieders bewust is bemoeilijkt doordat sommige bedrijven op naam werden gezet van een persoon uit het buitenland (die vervolgens uit Nederland vertrok) en doordat enkele bedrijven in Duitsland stonden ingeschreven. Zo is namens T-Mobile gemeld dat er vorderingen naar een incassobureau zijn gestuurd en dat de vorderingen op [naam onderneming 5] en [naam onderneming 6] zijn teruggekomen als zijnde oninbaar. [119]
De rechtbank concludeert dan ook dat het gebruik maken van de gegevens van deze bedrijven een wezenlijk onderdeel vormde van de handelwijze van de verdachten en daarmee van hun samenwerkingsverband.
Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat tussen 1 januari 2011 en 22 oktober 2014 sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, met als oogmerk het valselijk opmaken van documenten en het gebruik maken daarvan en flessentrekkerij.
Deelneming en leiderschap
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oogmerk.
[verdachte] wordt verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan naar het oordeel van de rechtbank als leider worden aangemerkt.
De rechtbank heeft eerder al vastgesteld dat [verdachte] van twee B.V.’s in oprichting, te weten [naam onderneming 3] en [naam onderneming 6] , het aandelenkapitaal heeft gestort, waarna hij dit geld weer op zijn rekening heeft ontvangen.
Tussen 14 december 2012 en 14 februari 2013 is [verdachte] bestuurder geweest van [aandeelhouder/bestuurder onderneming 5] .
Van 4 februari 2013 tot 16 september 2013 is [verdachte] aandeelhouder/algemeen directeur geweest van [naam onderneming 8] . Ook is hij van 18 februari 2013 tot 8 april 2013 bestuurder van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] geweest.
Hiervoor heeft de rechtbank bewezen verklaard dat [verdachte] op naam van Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] telefoonabonnementen heeft afgesloten bij KPN/Telfort en dat hij twee aanvraagformulieren voor een WW-uitkering heeft ingediend, waarin ten onrechte is vermeld dat hij werkzaam is geweest voor [naam onderneming 7] respectievelijk [naam onderneming 8] .
De rechtbank vindt ook een aantal chats en telefoongesprekken van belang.
Op 11 juni 2014 vindt het volgende tapgesprek plaats tussen [verdachte] , wiens stem wordt herkend door de verbalisanten [120] , en de gebruiker van nummer + [telefoonnummer] .
[verdachte] zegt dat hij er nu net 5 heeft aangevraagd. Galaxy S5. [verdachte] zegt dat het maximum 5 stuks is en hij heeft er 5 gedaan.
.. [telefoonnummer] : Waarom zo weinig dan?
[verdachte] zegt dat je meer niet kon aangeven.
.. [telefoonnummer] vraagt bij welke.
[verdachte] zegt: Telfort.
.. [telefoonnummer] : Oké.
[verdachte] : Maar ik denk, ik zal je even bijpraten, want dat vaste nummer staat er natuurlijk bij he?
Dan komen ze bij jou uit.
.. [telefoonnummer] : Komen ze bij mij uit?
[verdachte] : Ja, voor [naam onderneming 4] . Ja want die staat doorgeschakeld.
.. [telefoonnummer] : Kun je die niet beter naar jezelf doorschakelen?
[verdachte] : Ja, dat kan ook. Maar waarom dan? Ik praat niet als een Turk he.
.. [telefoonnummer] zegt dat het hem beter lijkt en zegt dat het ook niet zoveel scheelt. (hij lacht).
(…)
[verdachte] zegt dat het er maar 5 zijn.
.. [telefoonnummer] : Ja, dan doe je 2 bij 2, 5 (onverstaanbaar). Hij zegt dat hij het niet snapt.
[verdachte] zegt dat hij maar 1, 2 ,3 4 of 5 kon aanvragen.
.. [telefoonnummer] zegt dat hij het raar vindt en zegt dat er dat hij er dan 5 achteraan kan doen.
[verdachte] zegt dat hij eerst maar 5 gaat doen en dan 5 achteraan. Hij zegt dat ze er sowieso 5 hebben.
.. [telefoonnummer] : Ja, dat scheelt tenminste weer wat.
(…)
[verdachte] : Hee doe jij nog die storting?
.. [telefoonnummer] zegt dat hij dit vanmiddag gaat doen. Hij zegt: Want ik zit nog in Arnhem, dus ik denk dat ik het wel red. [121]
Tijdens een tapgesprek van 12 juni 2014 wordt door [medeverdachte 2] (naam genoemd) en [verdachte] (naam genoemd) het volgende gezegd:
[verdachte] : En eigenlijk als eh, ik heb al gekeken of ik het zelf kon, maar het is eigenlijk een beetje te moeilijke handtekening voor mij. Maar eh we hebben al verdiend volgens mij.
[medeverdachte 2] : Vijf stuks?
[verdachte] : Vijf stuks ja.
[verdachte] zegt dat hij de overeenkomst van (ieger) (fon.) heeft gemaild en zegt: Als je wilt, print hem eventjes in kleur uit en laat [naam 14] (fon.) even twee keer krabbelen, een keer op pagina 2 en een keer op pagina 4. Hij zegt dat [medeverdachte 2] dan even de datum in moet vullen.
[verdachte] zegt: En een goeie kopie paspoort van hem, want ik heb er eentje die heb ik wel, maar die is zo groot als een A-4-tje.
[medeverdachte 2] vraagt of het met de post kan.
[verdachte] zegt dat het per mail naar hem terug moet. Dan hebben ze het gelijk. Dat scheelt weer een dag, of twee dagen. [verdachte] vraagt wat de Galaxy’s doen.
[medeverdachte 2] zegt: 400. Hij zegt dat iPhone beter is.
[verdachte] zegt dat je dan een paar tientjes bij moet betalen.
[medeverdachte 2] : Bij Telfort?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] zegt dat hij Samsungs moelijker verkoopt.
[medeverdachte 2] vraagt of [verdachte] nog iets van Tele-2 heeft gehoord.
[verdachte] zegt dat hij gisteren alles ernaartoe heeft gemaild, maar dat het nog niks vernomen heeft.
[medeverdachte 2] : En dan moet ik volgende week voor Maurik beginnen. Kijken of dat lukt.
[verdachte] : Eh ja.
[medeverdachte 2] : Ik ga die adressen even wijzigen, naar die kamer waar die woont.
[verdachte] : Ja, adres effe wijzigen, ander adres inderdaad en dan eh effe dan kan ik daar ook even een update doen bij eh hoe heet dat, je weet wel, bij bij. Maar zo gaan we het doen. Maar we hebben er ieder geval vijf dus ik toch dat...
(…)
[verdachte] zegt dat als het lang duurt voor [medeverdachte 2] ze verkoopt, dat hij er zelf wel eentje wil.
[medeverdachte 2] zegt dat hij het zelf maar moet doen, want hij is toch vijf, zes uur voordat hij terug is
in Winterswijk.
[verdachte] zegt dat hij dit niet kan. Dat ding is echt moeilijk van hem. (van een ander). Hij heeft al zitten vogelen, maar het is niet te doen.
[medeverdachte 2] zegt dat hij wel wat gaat proberen. Hij zegt dat hij in Doetinchem is en dat hij gaat (onverstaanbaar) afdrukken.
[verdachte] zegt dat hij even naar de copy-shop kan gaan. Dat zou het beste zijn.
[medeverdachte 2] zegt dat het goed is en hij hem dan met een uurtje heeft.
[verdachte] : En zijn paspoort he. Even een goeie normale scan van zijn paspoort.
[medeverdachte 2] zegt dat het goed is.
[verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] die 120 nog even wil storten op [naam onderneming 4] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] dat nog zou doen.
[medeverdachte 2] : Lesjie (fon.) heeft me geld gegeven, die loon van hem. O ja, zijn verblijfsvergunning aanvragen. Kun jij dat doen? Onbepaalde tijd. Gewoon, hij heeft bepaalde tijd.
[verdachte] : Nee dat gaat niet, want dat doe ik niet. Dat is echt veel werk.
[medeverdachte 2] : Hoezo niet?
[verdachte] zegt dat het echt veel werk is, al die klote formulieren. Hij zegt: Zo'n verblijfsvergunning aanvragen, is echt veel werk hoor. Doe ik niet.
[medeverdachte 2] zegt dat het niet veel werk is. Hij (een ander) heeft al een bestaande verblijfsvergunning.
[verdachte] zegt dat hij weet hoe die formulieren eruit zien en dat het veel werk is. Dikke pakketten en allemaal bijlages vragen ze. [verdachte] zegt dat hij een week of drie geleden voor die Fuma (fon.) de werkgeversverklaring ingevuld.
[medeverdachte 2] zegt dat dat wat anders was.
[verdachte] zegt dat hij daar al drie kwartier mee bezig was.
[medeverdachte 2] : Nee, maar ik dacht dat voor (onverstaanbaar) zijn. Dan kunnen (onverstaanbaar) tien rooie krijgen na de vakantie .
[verdachte] : Wat kun je krijgen dan?
[medeverdachte 2] : Tien rooie krijg ik nog van hem, in oktober. Hij zegt dat zijn (van een ander) verblijfsvergunning bijna afgelopen is over bijna twee maanden en dat hij (een ander) in principe een nieuwe aanvragen, maar dan voor onbepaalde tijd.
[verdachte] : Die heeft hij nodig voor zijn hypotheek?
[medeverdachte 2] : Ja.
[verdachte] : Maar heb je formulieren dan?
[medeverdachte 2] zegt dat je die zo kan downloaden op E(onverstaanbaar).nl.
[verdachte] : Oké. En welk formulier moet ik hebben dan.
[medeverdachte 2] zegt dat het een formulier voor aanvraag verblijfsvergunning is voor onbepaalde tijd.
Hij zegt: Ik heb het toen ook met [medeverdachte 7] (fon.) aangevraagd. Volgens mij twee papiertjes en een loonstrookje en zo. Maar dan moeten we even kijken hoe we dat verzinnen.
[verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] even zijn (van ander) bestaande verblijfsvergunning op de mail moet zetten. Daar zullen ze ook wel dingen over vragen om in te vullen.
[medeverdachte 2] zegt dat het goed is. Hij zegt: Die van hem had je toch al volgens mij.
[verdachte] zegt dat hij even gaat kijken, want hij dacht dat hij die niet bewaard had. Hij zegt dat hij ze niet heeft. Hij vraagt aan [medeverdachte 2] om een kopie van de verblijfsvergunning en dan gaat hij kijken wat hij kan doen.
[medeverdachte 2] zegt dat het goed is en even bellen.
[medeverdachte 2] : O ja, ik kan twee BV's kopen. Weet je nog van [naam 11] , dat ik ze eerst zou krijgen en dat die aan iemand anders heeft gedaan?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : Toen was ik kwaad en toen had ik tegen [naam 11] gezegd: haal maar toestellen. Weet je wel?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 2] : En toen heeft hij toestel gehaald, maar die mensen zijn daarachter gekomen.
[verdachte] : Oké.
[medeverdachte 2] : Dus die kregen een rekening van T-mobile. Alleen dat (Eu .. onverstaanbaar). En dan zegt ie ja dit dat. Eh wilden ze geld hebben, vijftienhonderd Euro. Ik zeg, nee dat betaal ik niet. Ik zeg, weet je wat, ik pak ze wel terug.
[verdachte] zegt dat het geen goeie deal is als hij (een ander) ze al gebruikt heeft.
[medeverdachte 2] zegt dat hij ze niet gebruikt heeft. Alleen voor T-mobile is gebruikt, maar voor de rest niks.
[verdachte] : Oké, maar goed er ligt een rekening voor de deurwaarder dus voor eh ... voor telefonie kunnen we toch niks mee toch?
[medeverdachte 2] : Nee, maar wel voor auto's enzo.
[verdachte] : Ja, dat is waar, dat is waar.
[medeverdachte 2] : Maar auto's ... laat maar gewoon opzij liggen, want straks ... (onverstaanbaar) hebben we weer niks. Ik ga jouw dat nummer van die man, dat is een oude man, Hollandse man, sms ik je zo effe, kun je hem bellen. Ik heb gezegd dat je hem zou bellen. En wat er nodig is.
[verdachte] : Hij is de aandeelhouder? Hij is de directeur-aandeelhouder?
[medeverdachte 2] : Ja.
[verdachte] : O ja, hij wil er vanaf?
[medeverdachte 2] : Ja.
[verdachte] : En waar doen we hem dan bij?
[medeverdachte 2] : Eh ... zet mijn andere broertje er maar op. [medeverdachte 4] . (fon.).
[verdachte] : Die magere?
[medeverdachte 2] : Ja. Of (onverstaanbaar).
[verdachte] : Maar die had toch al die ene? Weet je nog?
[medeverdachte 2] : Die heeft Lsga (fon.).
[verdachte] : Jawel joh.
[medeverdachte 2] : Hij heeft die aandelen.
[verdachte] : Ja, hij die aandelen van die [naam 12] .
[medeverdachte 2] zegt dat hij daar nooit meer wat van gehoord heeft. Hij zegt dat hij zelfs die ander man heeft gebeld voor die vijfentwintig van hem (een ander), maar hij ging er niet op in. Hij had gezegd dat hij (ander) er dan vanaf was, maar hij ging er niet op in. Hij was kwaad en had opgehangen.
[verdachte] : Ja, ja, ja, ja. O, dus [naam 11] had het hem niet verteld? Aan die kerel?
[medeverdachte 2] : Nee, nee, nee, nee, nee. Pak maar (onverstaanbaar). Gaan we ze oppakken?
[verdachte] : Ja, ja, ja, (onverstaanbaar) alleen de notaris dan.
[medeverdachte 2] : Ja, alleen de notaris moet betalen. Twee stuks zijn het he. Twee BV's.
[verdachte] : Onder elkaar?
[medeverdachte 2] zegt dat hij dat niet weet. Of naast al
[verdachte] : Helemaal goed. Anders heb je twee aandelen-overdrachten, dat bedoel ik.
[medeverdachte 2] : Ik denk twee aandelen-overdrachten, maar probeer er maar twee pakketten van te maken.
[verdachte] zegt dat het anders toch weer een rooitje kost. Hij vraagt of [medeverdachte 2] nog even doet storten voor [naam onderneming 4] en effe die bij de copy-shop.
[medeverdachte 2] zegt dat hij het gaat doen. Hij zegt: En voor Lesje (fon.), kun je gelijk even overmaken zodat ie weg is.
[verdachte] : Jij stort het op [naam onderneming 4] dan ook? Jij stort het op [naam onderneming 4] ? [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] alles op [naam onderneming 4] moet storten dan.
[medeverdachte 2] : Ja doe ik ook.
[verdachte] zegt dat hij dan gelijk het salaris wel door stort naar Lesje (fon.} en dan betaal ik gelijk
die rekening. Hij vraagt of [medeverdachte 2] die spullen mailt en de kopie van het paspoort erbij.
[medeverdachte 2] zegt dat het goed is. Ze zeggen gedag. [122]
Tijdens een tapgesprek van 25 juni 2014 tussen [medeverdachte 2] (stemherkenning) en de gebruiker van nummer [telefoonnummer] , wiens stem is herkend als die van [verdachte] [123] , is het volgende gezegd:
[verdachte] : Maar hoe zit het met de website dan en de email? Want die twee dingen hoorden bij elkaar natuurlijk
[medeverdachte 2] : uhhhh vanavond ga ik die laatste dingen (niet verstaanbaar woord) ... die ze fout heeft gemaakt.
[verdachte] : ja
[medeverdachte 2] : Die oldtimer weg en normaal een bus neergezet met reclame erop
[verdachte] : Ja en dat ook die naam van die G. eruit gaat
[medeverdachte 2] : ja. dat gaat er allemaal uit. dat is gewoon als voorbeeld. weet je wel? ik zal je wel een linkje sturen
[verdachte] : ja
[medeverdachte 2] : ik had van morgen nog een link gekregen hoe hij er nou uitziet. Ik zal je die link wel effe sturen
[verdachte] : ja, is goed
[medeverdachte 2] : en dan moet RAB met een B een P worden. dat heb ik haar gezegd.
[verdachte] : en dat ze ook effe het emailadres effe klaar maakt.
[medeverdachte 2] : ja is goed
[verdachte] : de info bedoel ik dan
[medeverdachte 2] : ja ja is goed. dan maken we dat honderd procent in orde. [124]
In het procesdossier zijn WhatsApp-berichten opgenomen tussen “ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [bestuurder onderneming 3] ” en “ [telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] ” die zijn verzonden tussen 22 juni 2014 en 3 september 2014. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze berichten verstuurd door [bestuurder onderneming 3] en [verdachte] .
[verdachte] : Hoi al ing codes en pas binnen gekomen?
[bestuurder onderneming 3] : Hoi..nog steeds niet..ik zal morgenvroeg nog een keer bellen.
[verdachte] : Ok. Just in case: ik heb een extra setje getekende formulieren ing.
[bestuurder onderneming 3] : Ok is goed…ik bel morgen even en anders sturen we nog een keer
[bestuurder onderneming 3] : Hoi…heb gebeld maar kvk is niet duidelijk…kun je me uittreksel mailen?
(…)
[verdachte] : Denk dat alles naar nieuwe adres in Arnhem gestuurd is
[bestuurder onderneming 3] : Ik ga nu weer bellen
[verdachte] : Ok check adres op kvk en tel nr
[bestuurder onderneming 3] : Ok
[verdachte] : Gelukt? Op de santkamp is niks ontvangen aan post dus zal zijn blijven liggen bij ing
[bestuurder onderneming 3] : Adres klopt niet…ze mag het ook north zeggen…post is wel verstuurd. Niet bedoel ik.
[verdachte] : Ik ga vragen of het op oude adres van vorige eigenaar ligt
[bestuurder onderneming 3] : Ok..ik hoor het wel…het moet.verstuurd zijn
[verdachte] : Ik hoor het straks dus let you know
[bestuurder onderneming 3] : Ok…ze belde net terug…prive betaalpas is nog actief en staat nog op [naam 13] en gekoppeld aan de zaak..ze zet hem stop
[verdachte] : Wat betekent dat alles naar adres van [naam 13] is gestuurd denk ik, niet?
[bestuurder onderneming 3] : Yep
[verdachte] : Ok geen punt daar zit ik zaterdag
[bestuurder onderneming 3] : Ok
[verdachte] : Maar de vertegenwoordiger is al overgezet naar jou toch
[bestuurder onderneming 3] : Heb mail voor wijziging gekregen…invullen…en dan ishet goed…stuur hem door. Ja.
[verdachte] : Ok voor adreswijziging of bestuurswijziging?
[bestuurder onderneming 3] : Adres.
(…)
[bestuurder onderneming 3] : Moet rekening nr invullen…en die heb ik niet.
(…)
[verdachte] : [bankrekeningnummer] .
(…)
[verdachte] : Email: [naam onderneming 3] @gmail.com. Bv. [naam onderneming 3] . @gmail.com. Adres is hetzelfde als op kvk.
(…)
[verdachte] : Wil je mij ivm verzekering auto op rap kopie rijbewijs mailen?
(…)
[bestuurder onderneming 3] : Ik probeer in te loggen..maar lukt niet..heb exact de gegevens ingevuld zoals je hebt gestuurd maar geeft steeds aan inloggen mislukt..weet jij hoe dat kan?
[verdachte] : Ff checken. Foutje het wachtwoord is met eerste twee hoofdletters DOctorandus26.
(…)
[verdachte] : Ik heb je gegevens gemaild van een werknemer waar je ff naar moet kijken. Ter info.
[bestuurder onderneming 3] : Heb ik al uitgeprint..in mijn tas gestopt..zoals ik weet wie…mochten ze bellen.
[verdachte] : Zal je vanavond juiste stroken mailen. Ook eentje voor volgende periode want dan heb je een volledige periode op die strook.
(…)
[bestuurder onderneming 3] : Heb je gezien dat op loonstrookje niet juiste adres van bedrijf staat?
[verdachte] : Huh, welk adres staat er dan. Heb het al gezien: heb ongecorrigeerde strook naar jou gestuurd. Los van adres en kleur strook is het wel goed.
(…)
[verdachte] : hoi ik heb een volvo verzekerd op bv sinds vandaag. Kenteken [kenteken] als ze er voor zouden bellen wat ik niet denk dan moet je aangeven dat jouw man dat heeft gedaan. (…) Jij rijdt er in als regelmatige bestuurder. Ik zorg voor premiebetaling. [125]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze berichten en tapgesprekken dat [verdachte] zich met alle aspecten van de organisatie bezig heeft gehouden en met [medeverdachte 2] overlegde over alle activiteiten van de organisatie. Zo is er gesproken over het aankopen van een nieuwe B.V., op wiens naam die moest worden gezet en wat ze ermee konden, over het vervalsen van een handtekening, het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, het opmaken van een werkgeversverklaring, het doen van betalingen, het afsluiten van telefoonabonnementen, de verkoop van telefoons en over de verdiensten. Uit de chat met [bestuurder onderneming 3] volgt dat [verdachte] controleerde of dingen goed gingen met een bepaalde B.V. en dat hij beschikte over informatie als een e-mailadres, een rekeningnummer en inloggegevens. Dit alles maakt dat de overige deelnemers van de organisatie afhankelijk waren van de kennis en het handelen van [verdachte] .
Gelet op al het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 1, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2011 tot en met 22 oktober 2014
in de gemeente Winterswijk, althansin Nederland
, (als leider
)heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van:
- het
(telkens
)valselijk (doen) opmaken
en/of vervalst en/of vervalsenvan
(een)geschrift
(en
), te weten
(een)werkgeversverklaring
(en
)en
/ofarbeidsovereenkomst
(en
)en
/ofsalarisstro
(o)k
(en
)en
/ofuitkeringsformulier
(en
),
(elk
)zijnde
(een)geschrift
(en
)die
/datbestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, en
/ofhet
(telkens
)opzettelijk gebruik maken van die
/datgeschrift
(en
)als ware die
/datgeschrift
(en
)echt
en onvervalst, en
/ofhet
(telkens
)opzettelijk afleveren en
/ofvoorhanden hebben van die
/datvals
(e
) of vervalst(e)geschrift
(en
), terwijl verdachte
(n)wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die
/datgeschrift
(en
)bestemd
was/waren als ware het
(telkens
)echt
en onvervalst, en
/of
-
het (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels bewegen van (een) (telefoon)provider(s) tot de afgifte van een of meer telefoonabonnement(en) en/of contract(en) en/of (mobiele) telefoon(s) dan welhet maken van een gewoonte van het kopen van goederen (telefoonabonnementen en
/ofcontracten en
/ofmobiele telefoons) telkens met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
, en/of;
- het (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middels als bedoeld bij de Opiumwetwet behorende lijst II;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 22 oktober 2014,
te Arnhem en/of Winterswijk en/of Doetinchem en/althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s),telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen, gekocht, te weten:
- bij KPN/Telfort en/of (een) tussenperso(o)n(en) van KPN/Telfort,
(in totaal) 102, althanseen groot aantal telefoons en
/of (gelijktijdig
)met/bij de aankoop van die telefoons
een of meertelefoonabonnementen afgesloten;
4.
hij op
of omstreeks3 juni 2013 en
/of23 mei 2014
te Gendringen, in de gemeente Oude IJsselstreek, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaaleen geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - te weten:
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) d.d. 3 juni 2013, en
/of
* een aanvraagformulier WW (Werkloosheidswet) d.d. 23 mei 2014, waarop
(telkens
)opgave moest worden gedaan
(onder meer
)van verdachtes
(laatste
)werkgever
(s
)/dienstverband
(en
)- valselijk heeft opgemaakt
en/of vervalst en/of doen opmaken en/of laten vervalsen, immers heeft verdachte valselijk en
/ofin strijd met de waarheid op:
* dat aanvraagformulier d.d. 3 juni 2013 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot 30 juni 2013 werknemer was/werkzaamheden zou verrichten bij/voor [naam onderneming 7] en
/of
* dat aanvraagformulier d.d. 23 mei 2014 vermeld/aangegeven dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 februari 2014 werknemer was/werkzaam was geweest bij/voor [naam onderneming 8] , zulks met
(telkens
)het oogmerk om dat geschrift als echt
en onvervalstte
gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
feit 2:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
feit 4:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de periode die in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Verzocht is om aan verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van een jaar op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van aanvraagformulieren voor WW-uitkeringen, waardoor hij onrechtmatig WW-uitkeringen heeft ontvangen. Ook heeft verdachte op grote schaal telefoons gekocht en zakelijke telefoonabonnementen afgesloten, waarna de organisatie die telefoons verkocht en de abonnementen onbetaald werden gelaten. Deze strafbare feiten werden gepleegd met behulp van feitelijk ‘lege’ B.V.’s. Met behulp van deze lege B.V.’s werden op grote schaal valse werkgeversverklaringen, arbeidsovereenkomsten en salarisstroken opgemaakt, die voor het plegen van verschillende vormen van fraude en flessentrekkerij werden gebruikt. Dit alles gebeurde in het kader van een crimineel samenwerkingsverband waarvan verdachte mede leider was. Het criminele samenwerkingsverband heeft voor een periode van bijna vier jaar bestaan, waarin het plegen van genoemde strafbare feiten frequent plaatsvond.
Verdachte heeft met zijn handelen enkel eigen financieel gewin voor ogen gehad en heeft geen rekening gehouden met de belangen van de diverse bedrijven en instanties. Deze bedrijven en instanties hebben veelal forse financiële schade opgelopen. Bovendien heeft verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat zulke bedrijven en instanties in het financiële verkeer en de dienstverlening over en weer in elkaar moeten kunnen stellen.
Als overwogen is sprake van aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 juni 2008 bepaald dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Indien sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder wordt een strafkorting van 5% toegepast, in geval van een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan zes maanden maar minder dan twaalf maanden wordt een strafkorting van 10% toegepast en in de gevallen waarin de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden dan dient de rechter volgens de Hoge Raad naar bevind van zaken te handelen.
De rechtbank zal in onderzoek Goud een strafkorting van 25 procent toepassen. Dat doet naar haar oordeel recht aan alle omstandigheden van het geval en aan de forse overschrijding van de redelijke termijn. Verder kan de overschrijding ook betekenen dat niet langer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf passend wordt geacht.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte zowel voor als na de onderhavige strafzaak geen enkele keer met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft een blanco strafblad.
De reclassering heeft in haar rapport van 14 oktober 2022 beschreven dat verdachte alleenstaand vader is van een zoon van zeven jaar oud. Verdachte heeft dagbesteding die goed te combineren is met de zorg voor zijn zoon en er zijn geen aanwijzingen voor middelengebruik of financiële problemen. Bij het opleggen van een gevangenisstraf is er geen alternatief ten aanzien van het overnemen van de zorg van de zoon van verdachte.
De vraag is welke straf passend is. Gelet op de ernst van de feiten zou eigenlijk alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn. De andere kant is dat de feiten acht tot elf jaar geleden zijn gepleegd, er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en dat verdachte een blanco strafblad heeft. Verdachte heeft thans zijn leven op de rit en draagt in zijn eentje de zorg voor zijn minderjarige zoon. Deze zoon was ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten nog niet geboren, zodat niet gezegd kan worden dat verdachte bij het plegen van de strafbare feiten rekening had moeten houden met de gevolgen daarvan ten aanzien van de zorg voor zijn zoon. Aan verdachte toch een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zou betekenen dat hij zijn inkomen en daarmee zijn woning verliest, hetgeen enkel het gevaar van herhaling zal vergroten. De rechtbank acht dat noch in het belang van verdachte, noch in het belang van de maatschappij. Daarnaast betekent het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dat zijn zevenjarige zoon uit huis zal moeten worden geplaatst omdat er geen ouder beschikbaar is om voor hem te zorgen.
Uiteindelijk kent de rechtbank doorslaggevend gewicht toe aan het gegeven dat de feiten lang geleden zijn gepleegd terwijl verdachte na zijn aanhouding niet meer in beeld is geweest bij justitie. Indien iemand gedurende vele jaren aantoonbaar heeft geïnvesteerd in het op orde krijgen en houden van zijn leven en iemand daarnaast ook niet meer in beeld is bij justitie, kan het voordeel van de twijfel worden gegund, zeker wanneer de gevolgen voor een minderjarig kind zo verstrekkend zullen zijn.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke forse gevangenisstraf opleggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van drie jaar verbonden. Verdachte krijgt zo voor nu het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd alsnog in aanraking met justitie, dan kan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij inderdaad afscheid heeft genomen van het plegen van strafbare feiten maar blijkt later dat toch niet het geval is, dan hangt hem alsnog een langdurige gevangenisstraf boven het hoofd. De op te leggen taakstraf zal meer dan de gebruikelijke maximale taakstraf van 240 uren bedragen omdat 240 uur onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf voor de duur van 320 uren, te vervangen door 160 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met dien verstande dat voor iedere dag twee uren taakstraf in mindering wordt gebracht.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 836,78 aan materiële schade (bestaande uit niet betaalde brandstof), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich, wegens de gevorderde vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De verdediging heeft zich, wegens de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Daarnaast moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard omdat niet gebleken is dat verdachte degene is geweest die heeft getankt en de schade dus niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van feit 3. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 140, 225 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 320 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 160 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar en mr. E.A. Clevers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door F. Stefanon van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201506201100, onderzoek 07TAC14002 Goud, gesloten op 11 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 11295-11298.
3.Proces-verbaal van verhoor [aandeelhouder] , p. 823-824.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 328, p. 331-335 en p. 1050.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 723.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 826.
7.Proces-verbaal, p. 828.
8.Overzicht bankrekening, p. 863-869 en proces-verbaal van bevindingen, p. 826-827.
9.Verslag curator, p. 731-733.
10.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1157-1160.
11.Proces-verbaal van verhoor [bestuurder onderneming 2] , p. 1178-1179.
12.Informatie Belastingdienst, p. 1170-1171.
13.Proces-verbaal, p. 1154.
14.Informatie Belastingdienst, p. 1243-1248 en rekeningafschriften, p. 1270-1274
15.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 1381.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1376.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873 en rekeningafschriften, p. 1645-1649.
18.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2934-2937.
19.Tweede faillissementsverslag, p. 2944-2945.
20.Eerste faillissementsverslag, p. 2939.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
22.Overzicht bankrekening, p. 853-854.
23.Overzicht bankrekening [verdachte] , p. 1066.
24.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2113-2115
25.Proces-verbaal van verhoor [bestuurder onderneming 3] , p. 2140-2141.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
27.Overzicht bankrekening, p. 856-859 en proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
28.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2968-2974.
29.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 239.
30.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 252.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
32.Overzicht bankrekening, p. 860-862 en proces-verbaal van bevindingen, p. 874.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2586-2588.
34.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 2333.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
36.Overzicht bankrekening [verdachte] , p. 1066.
37.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2600-2608.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2598.
40.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] , p. 6457.
41.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , p. 483.
42.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2617-2621.
43.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 239.
44.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] , p. 1742.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 875.
46.Bevindingen aangiften loonheffing Van [bestuurder onderneming 5] , p. 2625-2627.
47.Proces-verbaal van verhoor [bestuurder onderneming 5] , p. 2629-2634.
48.Overzicht bankrekening, p. 855.
49.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2510-2517.
50.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 326 en p. 2743
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 876.
52.Overzicht bankrekening, p. 853-854.
53.Uittreksel KvK, p. 14050-14051.
54.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 334.
55.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 15670.
56.Proces-verbaal van het UWV, nummers 192768 en 1895673, p. 15432 en p. 15570-15571.
57.Uittreksel KvK, p. 14102-14112.
58.Proces-verbaal van het UWV, nummers 1895671 en 1935299, p. 14017 en proces-verbaal van bevindingen, p. 14098.
59.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 14086.
60.Proces-verbaal van verhoor [naam 8] , p. 228-229.
61.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 331-335.
62.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 340.
63.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 2743.
64.Faillissementsverslag 1 augustus 2014, p. 2944.
65.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2846-2848.
66.Proces-verbaal, p. 2843.
67.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 821-822.
68.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2600-2608.
69.Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 2510-2511.
70.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 483.
71.Uitdraai GBA bevraging, p. 739.
72.Proces-verbaal, p. 722.
73.Openbaar faillissementsverslag 8 oktober 2014, p. 732.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2507.
75.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 484.
76.Proces-verbaal van aangifte, p. 12520-12529.
77.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2930.
78.Proces-verbaal van verhoor [naam werknemer telecombinatie] , p. 12625-12628.
79.Index fotomap, p. 12561.
80.Proces-verbaal van verhoor [naam eigenaar telecombinatie] , p. 12557-12558 en Index fotomap Goud p. 12561.
81.Proces-verbaal van het UWV, nummers 1895671 en 1935299, p. 14012.
82.Proces-verbaal van het UWV, nummers 1895671 en 1935299, p. 14012-14013.
83.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 253.
84.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 322-323.
85.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 327.
86.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 328.
87.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 334.
88.Werkgeversverklaring, p. 10763. Salarisspecificaties, p. 10666-10668.
89.Arbeidsovereenkomst, p. 10661-10663, Werkgeversverklaring, p. 10664-10665 en Salarisspecificaties,
90.Werkgeversverklaring, p. 11213.
91.Werkgeversverklaring, p. 11348.
92.Aanvraagformulier, p. 15441-15443.
93.Aanvraagformulier, p. 15211-15213.
94.Aanvraagformulier, p. 15468-15471.
95.Aanvraagformulier, p. 15721-15724.
96.Aanvraagformulier, p. 14029-14031.
97.Aanvraagformulier, p. 14911-14913.
98.Aanvraagformulier, p. 15027-15029.
99.Aanvraagformulier, p. 14040-14042
100.Aanvraagformulier, p. 15229-15231.
101.Salarisspecificaties, p. 12074-12075.
102.Werkgeversverklaring en salarisstroken, p. 12038-12041.
103.Proces-verbaal van verhoor [naam werknemer bestuurder onderneming 5] , p. 12066-12068.
104.Uitwerking tapgesprek sessie 3718, p. 12021-12023.
105.Proces-verbaal van verhoor [naam werknemer bestuurder onderneming 5] , p. 12068.
106.Inhoudsopgave fotomap onderzoek Goud, p. 305.
107.Proces-verbaal van verhoor [naam werknemer 4 onderneming 1] , p. 9196.
108.Proces-verbaal van aangifte namens KPN en Telfort, p. 12520-12529; Proces-verbaal van aangifte namens Vodafone, p. 13012-13016 en Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13513-13516.
109.Proces-verbaal van aangifte namens KPN en Telfort, p. 12520-12529.
110.Proces-verbaal van aangifte namens Vodafone, p. 13012-13016.
111.Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13513-13516.
112.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 333.
113.Proces-verbaal van verhoor [bestuurder onderneming 3] , p. 12813-12814.
114.Proces-verbaal van observatie, p. 13567-13574.
115.Proces-verbaal, p. 13507.
116.Proces-verbaal van verhoor [naam eigenaar auto] , p. 13607-13609.
117.Uitwerking tapgesprek sessie 2009, p. 13610.
118.Uitwerking tapgesprek sessie 2025, p. 13598-13599.
119.Proces-verbaal van aangifte namens T-Mobile, p. 13515-13516.
120.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6399-6400.
121.Uitwerking tapgesprek sessie 1141, p. 187-188.
122.Uitwerking tapgesprek sessie 1275, p. 190-193.
123.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6399-6400.
124.Uitwerking tapgesprek sessie 3230, p. 197-198.
125.Prints WhatsApp-berichten, p. 9455-9478.