6.3.In de toekenningsbeschikking pgb voor 2019, maar niet in die voor 2018, is opgenomen dat alleen zorg uit het pgb betaald mag worden die daadwerkelijk geleverd is. Hierbij moet uit ondertekende urendeclaraties blijken wanneer welke uren zorg geleverd zijn. Dit geldt ook bij een zorgovereenkomst met een vast aantal uren en een vast maandtarief.
7. Tijdens het huisbezoek heeft de zorgverlener verklaard dat zij de zorg drie maanden per jaar in Frankrijk levert en dat zij de rest van de maanden om en om een maand in Nederland en in Frankrijk woont. In de maanden dat zij in Nederland woont, verleent zij de zorg. Als zij in Frankrijk is, wordt de zorg verleend door de oma en de broer van de budgethouder. De budgethouder heeft met zijn oma en zijn broer geen zorgovereenkomsten gesloten.
Verplichtingen en voorwaarden
8. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat verweerder al eerder had kunnen vermoeden dat de budgethouder zich mogelijk niet hield aan de opgelegde verplichtingen of voorwaarden. Dat bleek pas uit de door de zorgverlener afgelegde verklaringen tijdens het huisbezoek. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet kan overgaan tot intrekking en terugvordering omdat hij niet eerder heeft gecontroleerd of de budgethouder aan zijn verplichtingen voldeed, wordt hij daar niet in gevolgd. Verweerders bevoegdheid gaat niet verloren door ‘niets doen’ of door het jarenlang geen controles uit te voeren. Hooguit zou dit stilzitten van betekenis kunnen zijn voor de periode waarover wordt ingetrokken of teruggevorderd maar die situatie doet zich hier niet voor. De besluitvorming betreft uitsluitend de jaren 2018 en 2019, niet de daaraan voorafgegane jaren.
Verblijf zorgverlener in buitenland
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het verblijf van de zorgverlener in het buitenland gemeld had moeten worden bij verweerder. Deze voorwaarde is namelijk niet (expliciet) verbonden aan het pgb.
Verweerder heeft, uit het besprokene tijdens het huisbezoek en de nadien overgelegde informatie, terecht de conclusie getrokken dat de zorgverlener vanuit Frankrijk niet zelf (alle) zorgtaken heeft kunnen uitvoeren die in de zorgbeschrijving staan vermeld in de perioden dat de budgethouder niet bij haar was in Frankrijk. De zorgverlener heeft namelijk aangegeven dat, als zij daar verbleef, de zorgtaken door familieleden werden overgenomen. Desondanks heeft de budgethouder de zorgverlener vanuit het pgb het volledige bedrag uitbetaald alsof zij alle zorg had verleend, wat (dus) niet het geval was. Vaststaat dat met de familieleden, die een deel van de zorg van haar hebben overgenomen, geen zorgovereenkomsten zijn opgesteld. Eiseres merkt terecht op dat het niet zo is dat anderen, met wie geen zorgovereenkomst is gesloten, geen zorg aan de budgethouder mogen verlenen. Dat mag wel, maar zij kunnen dan niet, direct of indirect, uit het pgb worden betaald. De voorwaarde, dat de budgethouder met elke zorgverlener een zorgovereenkomst moet afsluiten en een zorgbeschrijving moet opstellen, brengt namelijk mee dat áls uit het pgb wordt betaald voor geleverde zorg, met diegene die de zorg feitelijk heeft geleverd een zorgovereenkomst moet zijn overeengekomen.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de budgethouder, door aan de zorgverlener over de maanden dat zij in Frankrijk verbleef en hij in Nederland was, de (volledige) maandbedragen uit te betalen terwijl zij niet daadwerkelijk (alle) zorg leverde, heeft gehandeld in strijd met de aan het pgb voor 2019 verbonden voorwaarde. Het gaat dan om de voorwaarde dat enkel die zorg uit het pgb wordt betaald die daadwerkelijk is geleverd door de gecontracteerde zorgverlener. Ook is gehandeld in strijd met de, aan beide pgb’s verbonden, voorwaarde dat de budgethouder met elke zorgverlener een zorgovereenkomst moet afsluiten en een zorgbeschrijving moet opstellen.
Verblijf budgethouder in buitenland
10. Tussen partijen is niet in geschil dat de budgethouder in ieder geval in 2018 langer dan 6 weken in het buitenland heeft verbleven, te weten 89 dagen. De stelling van eiseres dat deze omstandigheid niet behoefde te worden gemeld omdat in de toelichting bij artikel 5.18 van de Rlz staat dat de verplichtingen van dit artikel zijn ontleend aan artikel 2.6.9 van de Rsa en in de toelichting bij dit artikel niets is geregeld omtrent verblijf in het buitenland, kan niet worden gevolgd.
In de toelichting bij artikel 5.18 van de Rlz is vermelddat zorgkantoren behalve de daarin opgenomen verplichtingen, ook andere verplichtingen kunnen opleggen, mits die in overeenstemming zijn met de artikelen 4:37 en 4:38 van de Awb. In de toelichting is verder opgenomen dat de verplichtingen die krachtens dit artikel, of de Awb, worden opgelegd op grond van artikel 5.19 van de Rlz ook dienen te worden vermeld in de toekenningsbeschikking. Aan laatst genoemde voorwaarde is hier voldaan. In de toekenningsbeschikking van 7 december 2017en in de toekenningsbeschikkingen van 6 december 2018, 15 februari 2019 en 17 april 2019, is namelijk opgenomen dat wijzigingen in de omstandigheden, waaronder verblijf langer dan 6 weken per kalenderjaar in het buitenland, direct dienen te worden gemeld aan het zorgkantoor. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de achterliggende gedachte van het melden van verblijf van de budgethouder in het buitenland is gelegen in de mogelijkheid dat sprake is van een verschil in kosten van dezelfde zorg in twee verschillende landen. De rechtbank acht deze voorwaarde – in ieder geval – passend binnen artikel 4:37, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb. Daarin staat het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. Dat, zoals door eiseres is gesteld, in dit geval geen sprake is van een verschil in kosten van de zorg in Frankijk en in Nederland maakt, wat daarvan verder zij, niet dat niet aan deze door verweerder opgelegde voorwaarde behoefde te worden voldaan.
Wijziging zorgovereenkomst
11. De zorgovereenkomst van 10 januari 2015 is gewijzigd door de ondertekening van de nieuwe zorgovereenkomst op 18 februari 2015. Volgens verweerder heeft de budgethouder de wijziging van de zorgovereenkomst van 18 februari 2015 niet doorgegeven aan verweerder, terwijl die verplichting op hem rustte. Eiseres heeft dit verder niet betwist, zodat de rechtbank vaststelt dat de budgethouder zich niet aan deze verplichting heeft gehouden.
Verantwoording besteding pgb aan de hand van urenbriefjes en overzicht verleende zorg
12. Op 28 mei 2019 en 12 november 2019 heeft verweerder urenbriefjes ofwel een urenverantwoording opgevraagd. Verweerder heeft verduidelijkt dat hierop moeten staan de datum, het aantal gewerkte uren, de soort zorg die is geleverd en wie (naam) de zorg verleend heeft. Op 12 november 2019 is tevens opgevraagd een weekoverzicht van de zorg die de budgethouder kreeg. Op het weekoverzicht moet zijn ingevuld wanneer en hoeveel uren zorg de budgethouder kreeg. Ook moet zijn ingevuld welke zorgverlener die zorg heeft geleverd en welke zorg werd geleverd, aldus verweerder.
In reactie hierop heeft de zorgverlener aan verweerder een overzicht aan verleende zorg per maand gestuurd, dat betrekking heeft op de maanden januari 2018 tot en met mei 2019. Daarnaast heeft zij urenbriefjes over de perioden binnen de ter beoordeling voorliggende maanden januari 2018 tot en met mei 2019, waarin de zorgverlener in Frankrijk verbleef en de budgethouder in Nederland was, overgelegd.