Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 juli 2022
- de akte aanvullende productie van [gedaagde 1]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 oktober 2022.
2.De feiten
), [vennootschap 5] ([vennootschap 3] , rb.
) en RC directie ( [gedaagde 1] ,). Met andere woorden is de vraag gesteld: waren ten tijde van de boeking, deze vorderingen van [vennootschap 1] nog realistisch en ook daadwerkelijk inbaar kijkende naar de financiële positie van de verwante rechtspersonen en de natuurlijke persoon waar de vorderingen op bestonden? Het antwoord van de adviseurs was “nee”. Derhalve is fiscale/economische afboeking, kijkende naar het voorzichtigheidsprincipe (verliezen worden genomen zodra ze geconstateerd worden), doorgevoerd en werden deze interne vorderingen en schuldposities tegen elkaar afgeboekt. Er was geen sprake van een realistische/haalbare vordering op feitelijk lege entiteiten.
3.De vordering en het verweer
primairvoor recht zal verklaren dat de rechtshandeling waarbij [gedaagde 1] een bedrag van € 117.500,00 aan [gedaagde 2] geschonken heeft jegens de boedel paulianeus is en derhalve terecht en rechtsgeldig is vernietigd door de curator;
primairmet de contractuele rente daarover van 3% per jaar vanaf 10 april 2018;
4.De beoordeling
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)