ECLI:NL:RBGEL:2022:6305

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
C/05/398574 / FA RK 22-115
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van geslachtsaanduiding en voornaam in geboorteakte

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding en voornaam van de betrokkene in de geboorteakte. De betrokkene, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft verzocht om een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte, waarbij het geslacht gewijzigd zou worden naar 'X' of 'waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld'. De rechtbank heeft vastgesteld dat een deskundigenverklaring vereist is op grond van artikel 1:28a lid 1 BW, en dat er nog geen wettelijke basis is voor de gevraagde wijziging zonder deze verklaring. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 17 februari 2023, zodat de betrokkene de gelegenheid krijgt om een deskundigenverklaring over te leggen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging van de voornaam toegewezen, omdat er een zwaarwegend belang is aangetoond. De beslissing is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. I. de Bruin, in aanwezigheid van griffier mr. C. Lens.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/398574 / FA RK 22-115
Datum uitspraak: 14 oktober 2022
beschikking
naar aanleiding van het verzoek van
[betrokkene](nader te noemen: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Vught.
Als belanghebbenden terzake de verbetering van de geboorteakte worden aangemerkt:
-
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente]
(nader te noemen: de ambtenaar),
zetelende te [naam gemeente] ;
-
de officier van justitiein het arrondissement Oost-Nederland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 12 januari 2022;
  • een brief van de officier van justitie, ingekomen op 4 maart 2022;
  • het F9-formulier van 13 april 2022 betreft de wijziging van het verzoek;
  • het bericht van de ambtenaar, ingekomen op 3 mei 2022;
  • de brief namens betrokkene, ingekomen op 21 juni 2022.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Betrokkene is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Betrokkene heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De rechtbank zal, net zoals de advocaat van betrokkene heeft gedaan, naar betrokkene verwijzen met “die” en “hen” als voornaamwoord en “diens” gebruiken als bezittelijk voornaamwoord.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht, na wijziging van het verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] te gelasten om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van de gemeente [naam gemeente] van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ), een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘X’ zal zijn zonder het aanleveren van een verklaring van een deskundige;
II. te bepalen dat diens voornaam gewijzigd wordt naar de voornaam [voornaam] en een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] te gelasten om deze wijziging in de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente [naam gemeente] van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ) toe te voegen;
subsidiair:
III. een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] te gelasten om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van de gemeente [naam gemeente] van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ), een latere vermelding toe te voegen van verbetering van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ zal zijn zonder het aanleveren van een verklaring van een deskundige;
meer subsidiair:
IV. een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] te gelasten om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van de gemeente [naam gemeente] van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ), een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zien dat het geslacht ‘X’ zal zijn met aanlevering van een verklaring van een deskundige;
nog meer subsidiair:
V. een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] te gelasten om aan de geboorteakte, ingeschreven in het register van de gemeente [naam gemeente] van het jaar [jaartal] (aktenummer: [nummer] ), een latere vermelding toe te voegen van verbetering van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ zal zijn met aanlevering van een verklaring van een deskundige.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de artikelen 262 en 263 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van de verzoeken tot wijziging van de geboorteakte en wijziging van de voornaam. De geboorteakte van betrokkene is ingeschreven in de gemeente [naam gemeente] en betrokkene woont daar ook. Die gemeente valt onder het rechtsgebied van deze rechtbank.
4.2.
Op de verzoeken is het Nederlands recht van toepassing, omdat betrokkene de Nederlandse nationaliteit heeft.
4.3.
De officier van justitie heeft aangegeven geen behoefte te hebben om inhoudelijk een standpunt in te nemen naar aanleiding van de gedane verzoeken.
4.4.
De ambtenaar heeft aangegeven geen wettelijke mogelijkheden te zien om het geslacht in de geboorteakte te wijzigen van ‘mannelijk’ in ‘X’ of in ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’.
Wijziging van de geslachtsaanduiding
4.5.
Het verzoek van betrokkene komt er in de kern op neer dat die diens geslacht in de geboorteakte primair wil veranderen naar ‘X’ en subsidiair naar ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’, met het doel om op officiële documenten geen mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te hebben. Daarbij wil betrokkene primair diens geslacht laten wijzigen zonder het aanleveren van een verklaring van een deskundige en subsidiair met overlegging van die verklaring. De rechtbank overweegt als volgt.
4.6.
Naast diens advocaat heeft betrokkene zelf via een persoonlijke brief aan de rechtbank uiteengezet waarom de verbetering van diens geboorteakte naar ‘X’ zo belangrijk is voor hen. Daarbij verwijst betrokkene naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021(ECLI:NL:RBAMS:2021:3732). Daarin heeft de rechtbank Amsterdam overwogen dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als is omschreven in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Doordat die artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt er volgens deze rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair). De rechtbank Amsterdam heeft daarom het verzoek in die zaak om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ toegewezen.
4.7.
De rechtbank moet thans beoordelen of het verzoek van betrokkene om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ mogelijk is. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.8.
De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad met onder andere de vraag: “hoe dient in een genderneutrale vermelding te worden voorzien: door bij het geslacht een ‘X’ op te nemen, door bij het geslacht een ‘-’ op te nemen, door de vermelding ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’, of op een andere wijze?”
De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 geadviseerd om op de voet van artikel 393 lid 8 Rv af te zien van beantwoording van de prejudiciële vragen.
Bij uitspraak van 4 maart 2022 heeft de Hoge Raad inderdaad afgezien van het beantwoorden van de prejudiciële vragen. Daartoe overweegt de Hoge Raad onder andere dat het Tweede Kamerlid Van Ginneken op 30 november 2021 op het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (35825) (ook wel genoemd de “Transgenderwet”), een amendement heeft ingediend. Dat amendement strekt ertoe een nieuw artikel (artikel 1:28e BW) aan het Burgerlijk Wetboek toe te voegen dat de registratie van ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire personen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk maakt. Naar aanleiding van dit amendement heeft de minister voor Rechtsbescherming op 17 december 2021 een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd. In die brief schrijft de minister: “Het kabinet is van mening dat dit amendement een substantiële uitbreiding omvat van het voorliggende wetsvoorstel met naar verwachting consequenties voor de uitvoering”. De minister schrijft verder dat “Om te komen tot een kabinetsappreciatie van het amendement (…)” het amendement voor een zienswijze zal worden voorgelegd aan onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht. Ook is het “wenselijk dit amendement vervolgens voor advies voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State” aldus de minister. De Hoge Raad concludeert op 4 maart 2022 in rechtsoverweging 4.8 dat: “Uit het voorgaande blijkt dat de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte recent hernieuwde aandacht heeft gekregen van de wetgever, dat het hiervoor in 4.4 weergegeven standpunt dat het wenselijk is nadere ontwikkelingen in de rechtspraak op dit terrein af te wachten alvorens tot eventuele wetswijziging over te gaan, is verlaten en dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten”. Voorts overweegt de Hoge Raad in rechtsoverweging 4.9 dat: “Bij de hiervoor geschetste stand van zaken, waaruit blijkt dat wetgeving in voorbereiding is, lenen de prejudiciële vragen zich niet voor beantwoording. Die beantwoording zou op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden”.
4.9.
Uit de recente beraadslagingen in de Tweede Kamer op 27 en 28 september 2022 over voornoemd wetsvoorstel, dat in 2020 door de toenmalige minister Dekker is ingediend, volgt dat thans nog niet valt in te zien of en op welke termijn er nieuwe wetgeving van kracht zal zijn en of en zo ja de wet (op onderdelen) wordt gewijzigd. Van betrokkene kan niet worden verwacht dat die wacht op het wetgevingsproces, dat al enige tijd loopt. De rechtbank zal het verzoek daarom wel inhoudelijk behandelen.
4.10.
Voor het door betrokkene gedane primaire verzoek onder I (en het meer subsidiaire verzoek onder IV) ontbreekt een wettelijke basis. Landelijk gezien is inmiddels echter sprake van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit. Deze rechtbank heeft op 8 april 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:1824), in navolging van eerdere uitspraken van de rechtbanken Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732) en Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2022:2040), geoordeeld dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW, voor mensen die de - door een deskundige getoetste en onderschreven - overtuiging hebben tot “het andere geslacht” te behoren. Nu deze artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
4.11.
In het hiervoor genoemde amendement wordt ook aansluiting gezocht bij de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam, om in plaats van ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’ zoals in eerdere uitspraken is gedaan, de geboorteakte te wijzigen naar ‘X’. Ook bezien in het licht van artikel 8 (
family life) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) zou ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging in strijd met dit artikel zijn. In 2003 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) reeds bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland).
4.12.
De rechtbank overweegt dat zij zich in deze overwegingen kan vinden en is in beginsel bereid het verzoek dat het geslacht ‘X’ zal zijn toe te wijzen, onder de voorwaarde dat betrokkene alsnog een verklaring van een deskundige zal overleggen. De rechtbank heeft reeds de verklaring van de deskundige bij betrokkene opgevraagd en namens betrokkene is aanvullend verzocht de verzoeken toe te wijzen zonder het overleggen van deze verklaring. Betrokkene beroept zich op eerder gedane uitspraken en stelt dat het binnenkort niet meer nodig zal zijn een deskundigenverklaring over te leggen, omdat er een wetsvoorstel aanhangig is waarin onder meer artikel 1:28a BW zal worden aangepast.
4.13.
De rechtbank gaat niet mee in dat verzoek. Op grond van de huidige wet (artikel 1:28a lid 1 BW) is een verklaring van een deskundige vereist. De rechtbank zoekt aansluiting bij haar eigen - recente - uitspraak van 8 april 2022 waarin is geoordeeld dat betrokkene met diens eigen verklaring en de verklaring van een deskundige heeft onderbouwd dat die de overtuiging heeft niet tot het geslacht te behoren dat op de geboorteakte staat vermeld, maar zich te identificeren als non-binair persoon. Ook in de - recente - uitspraak van deze rechtbank van 2 augustus 2022 is overwogen dat: “Bovendien dient de betreffende persoon te beschikken over een deskundigenverklaring van een arts of psycholoog waaruit blijkt dat de duurzame overtuiging bestaat tot het andere geslacht te behoren” en “Tevens voorziet de verklaring van de medisch psycholoog en de kinderendocrinoloog in de deskundigenverklaring die vereist is op grond van de huidige wet” (ECLI:NL:RBGEL:2022:4224).
4.14.
Daar komt bij dat eind september 2022 tijdens de hiervoor genoemde beraadslagingen in de Tweede Kamer is gesproken over de al dan niet wenselijkheid van de huidige vereiste deskundigenverklaring. Zowel bij coalitiepartijen als bij oppositiepartijen gelden aarzelingen ten aanzien van het schrappen van de deskundigenverklaring. Op een nader moment zal de Tweede Kamer stemmen over het wetsvoorstel, dat mogelijk wordt aangepast, naar aanleiding van de gehouden beraadslagingen.
4.15.
Op grond van het vorenstaande is duidelijk geworden dat de rechtbanken uitspraken doen die zijn gegrond op de huidige wetgeving en die zij zoveel mogelijk recht vinden doen aan de situatie van betrokkene op grond van de – kort gezegd – maatschappelijke ontwikkelingen. Op grond van de huidige wet is een deskundigenverklaring vereist en de rechtbank heeft, mede gezien de recente beraadslagingen in de Tweede Kamer, niet de indruk dat op korte termijn zo’n verklaring niet meer nodig zal zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verzoek van betrokkene alleen kan worden toegewezen als er alsnog een deskundigenverklaring zal worden overgelegd.
4.16.
De rechtbank realiseert zich dat het opvragen van een deskundigenverklaring tijd, inspanning en geld van betrokkene zal vergen, maar de rechtbank vindt dit nadeel voor betrokkene niet dusdanig groot dat dat een reden kan zijn om op dit punt af te wijken van de huidige wet. Zoals door betrokkene verzocht zal de zaak met vier maanden (tot 17 februari 2023) worden aangehouden, zodat betrokkene alsnog in de gelegenheid wordt gesteld deze verklaring over te leggen.
Wijziging van de voornaam
4.17.
Daarnaast heeft betrokkene verzocht zijn voornaam te wijzigen. Op dat verzoek zal de rechtbank als volgt beslissen. Artikel 1:4 lid 4 BW bepaalt dat wijziging van de voornaam op verzoek van de betrokken persoon kan worden gelast door de rechtbank. Voor wijziging van de voornaam moet er een zwaarwegend belang zijn.
4.18.
De rechtbank overweegt dat uit het verzoekschrift en de daarbij behorende bijlagen blijkt dat betrokkene een zwaarwegend belang heeft bij wijziging van diens voornaam.
4.19.
De gevraagde te wijzigen voornaam is geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW. De rechtbank zal het verzoek tot wijziging van de voornamen van “ [voornamen] ” naar “ [voornaam] ” dan ook toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
gelast de wijziging van de voornaam van betrokkene van “ [voornamen] ” in “ [voornaam] ”;
5.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] ;
5.3.
houdt de beslissing op het verzoek een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht aan tot 17 februari 2023;
5.4.
verzoekt de advocaat van betrokkene om de deskundigenverklaring aan de rechtbank en de ambtenaar van de burgerlijke stand beschikbaar (te doen) stellen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. de Bruin, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. C. Lens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.