ECLI:NL:RBGEL:2022:4224

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/389983 / FA RK 21-2182
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over wijziging van geslacht en voornaam in de geboorteakte van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek behandeld van de ouders van een 14-jarige minderjarige om het geslacht en de voornaam op de geboorteakte te wijzigen. De ouders verzoeken de rechtbank om het geslacht van de minderjarige te wijzigen naar vrouwelijk en de voornaam te wijzigen naar [naam 2]. De rechtbank overweegt dat de huidige wetgeving geen mogelijkheid biedt voor wijziging van geslachtsregistratie voor minderjarigen onder de 16 jaar, maar dat er een wetsvoorstel in behandeling is dat deze mogelijkheid zou kunnen creëren. Gezien de psychische impact van de huidige situatie op de minderjarige en haar ontwikkeling, besluit de rechtbank om te anticiperen op het wetsvoorstel en het verzoek tot wijziging van het geslacht en de voornaam toe te wijzen. Het verzoek om de originele geboorteakte door te halen en een nieuwe akte op te maken wordt afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor is. De rechtbank benadrukt dat de minderjarige al sinds 2019 als [naam 2] door het leven gaat en dat de wijziging in haar belang is, gezien de emotionele kwetsbaarheid en de gevolgen van de huidige registratie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/389983 / FA RK 21-2182
Datum uitspraak: 2 augustus 2022
beschikking van de meervoudige kamer over wijziging geboorteakte (wijziging van geslacht en wijziging voornaam)
naar aanleiding van het verzoek van:
[verzoekster](nader te noemen: de moeder),
en
[verzoeker](nader te noemen: de vader),
optredend als wettelijk vertegenwoordigers van na te noemen minderjarige, hierna samen te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C. Simmelink te Maarssen,
dat strekt tot wijziging van de geboorteakte van
[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ,
zetelende te [plaats] ,
nader te noemen: de ambtenaar.
In zijn hoedanigheid als vermeld in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in de procedure gekend:
de officier van justitie,
in het arrondissementsparket Oost-Nederland.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
 de beschikking van deze rechtbank van 20 april 2022;
 het F9-formulier met bijlagen, houdende een (voorwaardelijk) aanvullend verzoek, van de ouders, ingekomen op 19 mei 2022;
 het F9-formulier met bijlagen, waaronder de brief van het Radboud UMC van [naam arts 1] en dhr. [naam arts 2] van 16 mei 2022, van de ouders, ingekomen op 30 mei 2022.
1.2.
Net als in de beschikking van 20 april 2022, zal de rechtbank de minderjarige aanduiden als ‘ [naam 2] ’ of ‘de minderjarige’ en niet als ‘ [naam 1] ’. Ook zal de rechtbank naar [naam 2] verwijzen met ‘zij’ als voornaamwoord en ‘haar’ gebruiken als bezittelijk voornaamwoord.
1.3.
In de beschikking van 20 april 2022 heeft de rechtbank de beslissing op de verzoeken aangehouden tot 18 mei 2022 pro forma omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte. Zij heeft de ouders daarom in de gelegenheid gesteld om een aanvullende verklaring van de heer [naam arts 1] (hierna: de medisch psycholoog) en de heer [naam arts 2] (hierna: de kinderendocrinoloog) over te leggen. De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking vragen geformuleerd aan zowel de medisch psycholoog als de kinderendocrinoloog die zij in de aanvullende verklaring beantwoord wilde zien.
1.4.
Naar aanleiding van de door de ouders verstrekte aanvullende verklaring van de medisch psycholoog en de kinderendocrinoloog van 16 mei 2022 is beslist dat de zaak nader mondeling zal worden behandeld. Verder is de medisch psycholoog als informant voor deze mondelinge behandeling opgeroepen.
1.5.
Op 5 juli 2022 heeft de nadere mondelinge behandeling – met gesloten deuren – van deze zaak plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
 de ouders met hun advocaat;
 de ambtenaar, in de personen van de heer [naam ambtenaar 1] en mevrouw [naam ambtenaar 2] , die digitaal via Teams aanwezig waren;
 de medisch psycholoog de heer [naam arts 1] als informant, die eveneens digitaal via Teams aanwezig was.

2.De (aanvullende) verzoeken van de ouders

2.1.
De ouders hebben de rechtbank, na aanvulling van hun eerdere verzoek, verzocht om:
I. te wijzigen de vermelding van het geslacht van [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , in die zin dat wordt vermeld dat de minderjarige van het vrouwelijk geslacht is;
II. te wijzigen de voornaam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , naar [naam 2] ;
III. door te halen de geboorteakte van [naam 1] en de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten tot het opmaken van een nieuwe geboorteakte.

3.Het nadere standpunt van de belanghebbende

3.1.
De ambtenaar heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de ouders heeft geadviseerd om de rechtbank aanvullend te verzoeken de geboorteakte door te halen en de ambtenaar te gelasten een nieuwe geboorteakte op te maken. Indien de rechtbank dit verzoek zou toewijzen, is de ambtenaar bereid deze beslissing uit te voeren door de oude geboorteakte door te halen en een nieuwe akte op te maken.

4.De verdere beoordeling

De wijziging van het geslacht op de geboorteakte
4.1.
De ouders hebben verzocht om het in de geboorteakte van [naam 2] opgenomen geslacht te wijzigen. [naam 2] is op het moment van het geven van deze beschikking veertien jaar oud.
4.2.
De huidige transgenderwet vereist voor de aanpassing van de geslachtsregistratie in de geboorteakte dat de betreffende persoon zestien jaar of ouder is en is voorgelicht over de juridische gevolgen van de wijziging. Bovendien dient de betreffende persoon te beschikken over een deskundigenverklaring van een arts of psycholoog waaruit blijkt dat de duurzame overtuiging bestaat tot het andere geslacht te behoren. Wanneer aan het voornoemde is voldaan, voegt de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van wijziging van het geslacht toe aan de akte van geboorte.
4.3.
Op dit moment is er geen wettelijke regeling die voorziet in het wijzigen van het geslacht in de geboorteakte van een persoon jonger dan zestien jaar. De maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp zijn echter de laatste jaren sterk in ontwikkeling en dit leidt ook tot ontwikkelingen in de wetgeving. De Transgenderwet is drie jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. [1] Uit deze evaluatie blijkt dat de wet duidelijk in een behoefte voorziet maar dat er ook bezwaren bestaan tegen de huidige wettelijke regeling. Naar aanleiding van deze evaluatie heeft de toenmalige minister voor Rechtsbescherming op 10 april 2019 een brief aan de Tweede Kamer gezonden. [2] In deze brief worden (onder meer) de gerezen bezwaren tegen de leeftijdsgrens van zestien jaar, zoals deze in de huidige wettekst is opgenomen, besproken. De toenmalige minister bericht de Tweede Kamer in zijn brief dat de gerezen bezwaren voor hem aanleiding zijn om een uitzondering op de strikte leeftijdsgrens van zestien jaar mogelijk te maken. In zijn visie dient er wel rekening te worden gehouden met het gegeven dat de genderidentiteit van jonge kinderen in veel van deze gevallen nog fluïde is, en dat een aanpassing van de geslachtsregistratie een ingrijpende handeling is waarbij het belang van het kind ook op de langere termijn voorop dient te staan. Een verzoek tot aanpassing op jongere leeftijd zal daarom volgens de toenmalige minister moeten worden beoordeeld door de rechter. Daarbij zal de minderjarige, in de procedure vertegenwoordigd door diens ouders, moeten onderbouwen dat een wijziging van de geslachtsregistratie reeds op dat moment in diens belang is.
4.4.
Vervolgens is bij Kabinetsmissive van 24 november 2020 bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel strekt ertoe de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte te versoepelen en de procedure te vereenvoudigen. Onder meer wordt voorgesteld de leeftijdsgrens van zestien jaar te laten vervallen. De Raad van State heeft op 10 maart 2021 een advies uitgebracht. [3] De Raad van State merkt hierin op dat de evaluatie van de Transgenderwet (ook) laat zien dat deskundigen van genderklinieken kritisch zijn over het loslaten van de minimumleeftijd. De zorg bij deze deskundigen lijkt vooral te zijn dat kinderen die vroegtijdig hun geslacht wijzigen het moeilijker kunnen vinden om terug te komen op hun besluit en dat met een minimumleeftijd een drempel wordt opgeworpen tegen ondoordachte, overhaaste geslachtswijziging. Omdat in de toelichting niet deugdelijk wordt gemotiveerd waarom het loslaten van deze leeftijdgrens noodzakelijk en verantwoord is, heeft de Raad van State geadviseerd om het laten vervallen van de minimale leeftijd van zestien jaar dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen. Het wetsvoorstel is, met aangepaste motivering op het voornoemde punt, vervolgens op 4 mei 2021 ingediend. [4] Op 19 november 2021 is er een nota van wijziging ingediend. [5] Voor de wijziging van het geslacht in de geboorteakte voor personen onder de zestien jaar is het volgende wetsartikel voorgesteld:
“Artikel 28a
1. Wijziging van de vermelding van het geslacht van een Nederlander, jonger dan zestien jaar, kan op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gelast door de rechtbank, indien de minderjarige de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte.
2. De wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, jonger dan zestien jaar, die de Nederlandse nationaliteit niet bezit, kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid doen, indien de minderjarige gedurende een tijdvak van ten minste één jaar, onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek, woonplaats in Nederland heeft en een rechtsgeldige verblijfstitel heeft. In dat geval wordt tevens een afschrift van de akte van geboorte overgelegd.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder akte van geboorte mede verstaan een akte van inschrijving van een buiten Nederland opgemaakte akte van geboorte of van een beschikking als bedoeld in artikel 25c.
4. De rechtbank toetst of de verzochte wijziging van de vermelding van het geslacht in het belang is van de minderjarige die het betreft. Bij toewijzing van het verzoek kan de rechtbank desverzocht tevens de wijziging van de voornamen van de minderjarige op wie het verzoek betrekking heeft gelasten.
5. De rechter kan, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt en er een geschil bestaat hieromtrent tussen de minderjarige en de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beide voogden, ambtshalve een beslissing geven op de voet van het eerste tot en met vierde lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.”
4.5.
Op 24 januari 2022 is er door Tweede Kamerlid Van Ginneken van D66 een (gewijzigd) amendement ingediend. [6] In dit amendement wordt voorgesteld om het voor minderjarigen in de leeftijd tussen de twaalf en de zestien jaar mogelijk te maken om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie in hun geboorteakte te laten wijzigen. Minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar oud zouden dit dan samen met hun wettelijke vertegenwoordiger(s) via een aangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen doen.
4.6.
Het plenaire debat over het wetsvoorstel en de overige kamerstukken staat vooralsnog gepland in week 36 van dit jaar. Wanneer het wetsvoorstel in stemming wordt gebracht is onbekend.
4.7.
Omdat het verzoek van [naam 2] op basis van de bestaande wetgeving niet kan worden toegewezen, ligt de vraag voor of de rechtbank in het specifieke geval van [naam 2] aanleiding ziet om te anticiperen op het hiervoor weergegeven wetsvoorstel en daarmee de toepassing van het voorgestelde artikel 1:28a BW. Voor de rechtbank is daarbij het volgende redengevend.
4.8.
Uit de gesprekken die de kinderrechter met [naam 2] heeft gevoerd blijkt dat zij sinds september 2019 onder de naam [naam 2] door het leven gaat. Op 14 juli 2020 heeft de intake bij de genderpoli van het Radboud universitair medisch centrum plaatsgevonden. Uit de verklaring van de medisch psycholoog blijkt dat de genderbeleving van [naam 2] vanaf de intake en diagnosestelling tot en met de huidige fase stabiel en volledig doorleefd is gebleken. Zij heeft zich gedurende het gehele behandeltraject bij de genderpoli geprofileerd als meisje. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat het behandeltraject voor [naam 2] sneller wordt doorlopen. Hoewel zij pas veertien jaar oud is, is zij in haar hoofd al ouder en ook lichamelijk gaan de ontwikkelingen sneller. Dit heeft de medisch psycholoog tijdens de mondelinge behandeling bevestigd. In november 2020, toen [naam 2] twaalf jaar was, is zij gestart met pubertijdsremmers. De stap naar crosshormonen is nog niet gezet, omdat dit blijkens de toelichting van de kinderendocrinoloog pas medisch mogelijk en verantwoord is vanaf een leeftijd van vijftien jaar. Het voornemen is om zodra [naam 2] vijftien jaar is met crosshormonen te gaan starten. Dat zal zijn op [datum] 2023.
4.9.
Verder is het de rechtbank gebleken dat [naam 2] emotioneel kwetsbaar is. De ouders van [naam 2] hebben dit tijdens de mondelinge behandeling als volgt toegelicht. [naam 2] ervaart op dit moment hevige spanning als zij wordt geconfronteerd met officiële brieven en documenten, bijvoorbeeld een brief van de GGD voor een inenting. In die brieven en documenten wordt zij aangeschreven als de heer [naam 1] , terwijl zij zich al sinds 2019 niet meer met deze naam identificeert. [naam 2] maakt die brief dan niet open en laat vermijdend gedrag zien. Verder ervaart zij spanning bij sociale gebeurtenissen, zoals het gaan naar hobby’s en verjaardagsfeesten van bijvoorbeeld haar familie. Dit leidt ertoe dat [naam 2] deze situaties uit de weg gaat en zich terugtrekt. Haar gevoelens van boosheid, frustratie en terugtrekgedrag komen ook steeds terug tijdens de controlegesprekken met de medisch psycholoog die iedere twee tot drie maanden plaatsvinden. Die gevoelens uiten zich ook volgens de medisch psycholoog in vermijdend gedrag door bijvoorbeeld niet naar school te willen, niet naar hobby’s te gaan en het vermijden van sociale contacten. Zowel de ouders als de medisch psycholoog hebben benoemd dat in het geval van [naam 2] er een vergroot risico is dat bij het toenemen van spanning haar (eerder aan de orde geweest zijnde) problematiek in de vorm van stemmingswisselingen en een eetstoornis (opnieuw) op de voorgrond komt te staan. De ouders doen er alles aan om dit te voorkomen en hebben in de loop der tijd een veilige omgeving voor [naam 2] gecreëerd waarin [naam 2] wordt benaderd als het meisje [naam 2] . De ouders noemen dit hun bubbel. Deze bubbel wordt echter telkens verstoord door de officiële brieven en andere gebeurtenissen die spanning bij [naam 2] oproepen. De ouders willen de balans van die bubbel graag bewaren. [naam 2] heeft toen zij vijf jaar was suïcidale gedachten gehad en de ouders zijn bang dat [naam 2] terugvalt in suïcidale gedachten als de officiële brieven en documenten de gecreëerde bubbel nog twee jaar lang telkens blijven verstoren.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat in het specifieke geval van [naam 2] , gelet op de hiervoor omschreven psychische impact van de huidige situatie en het feit dat [naam 2] in haar ontwikkeling ouder is dan veertien jaar, het in het belang van [naam 2] is om te anticiperen op het ingediende wetsvoorstel. Uit de beschrijving die de ouders en de medisch psycholoog van [naam 2] geven maakt de rechtbank op dat er bij [naam 2] geen sprake (meer) is van een fluïde genderidentiteit. De overtuiging van [naam 2] tot een ander geslacht te behoren dan in de akte van geboorte is vermeld is bestendig en de ouders ondersteunen de wens van [naam 2] tot geslachtswijziging volledig. Dit blijkt ook uit de verklaring van de medisch psycholoog en de kinderendocrinoloog. Verder is gebleken dat [naam 2] goed is geïnformeerd en zij heeft laten zien goed in staat te zijn om de gevolgen van het verzoek te overzien. Een van de zorgen om het wijzigen van de geslachtsregistratie op jonge leeftijd wordt daarmee weggenomen. Tevens voorziet de verklaring van de medisch psycholoog en de kinderendocrinoloog in de deskundigenverklaring die vereist is op grond van de huidige wet. Verder weegt de rechtbank mee dat het verdere verloop van de behandeling van het wetsvoorstel nog onduidelijk is. In het minst gunstige geval zal [naam 2] nog tot [datum] 2024 moeten wachten totdat zij het geslacht in haar geboorteakte kan wijzigen. Het risico dat de spanningen in de tussenliggende periode oplopen met de door de ouders en de medisch psycholoog geschetste gevolgen, acht de rechtbank dermate groot dat het in strijd met het belang en geestelijk welzijn van [naam 2] is om deze situatie nog langer te laten voortbestaan. Dat er bij [naam 2] nog geen crosshormonen worden toegediend, waardoor er feitelijk nog geen sprake is van een onomkeerbare situatie, is in dit verband voor de rechtbank - gelet op het specifieke belang van [naam 2] - niet van doorslaggevend belang. De rechtbank acht het van groot belang dat [naam 2] duidelijkheid en zekerheid verkrijgt over de geslachtsregistratie, omdat dit bijdraagt aan haar ontwikkeling op de langere termijn en dit in haar belang is.
4.11.
De rechtbank zal dan ook in dit specifieke geval anticiperen op het ingediende wetvoorstel en aansluiten bij het in dit voorstel geformuleerde toetsingskader. Uit het voorgestelde artikel 1:28a lid 1 BW blijkt dat het verzoek tot het wijzigen van het geslacht in de geboorteakte kan worden gedaan door de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de minderjarige. Het huidige verzoek is door de ouders van [naam 2] ingediend zodat hieraan wordt voldaan. Uit artikel 1:28a lid 4 BW volgt voorts dat een wijziging van het geslacht in de geboorteakte in het belang van [naam 2] dient te zijn. Blijkens de memorie van toelichting dient voor die beoordeling ook te worden bezien of de genderbeleving van de minderjarige nog fluïde is om zo het belang van de minderjarige ook voor de langere termijn goed te kunnen beoordelen. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.8 concludeert de rechtbank dat de genderbeleving van [naam 2] stabiel en doorleefd is, zodat er geen sprake is van enige fluïditeit. Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit hetgeen geschetst is in rechtsoverweging 4.9 dat de wijziging van het geslacht in de geboorteakte ook en juist op dit moment al in het belang van [naam 2] is. De rechtbank zal het verzoek om het geslacht in de geboorteakte van [naam 2] te wijzigen van mannelijk naar vrouwelijk daarom toewijzen.
De wijziging van de voornaam
4.12.
Naast de wijziging van het geslacht in de geboorteakte hebben de ouders verzocht de voornaam van hun dochter te wijzigen in die zin dat haar voornaam in haar geboorteakte ook [naam 2] zal zijn.
4.13.
Artikel 1:4 lid 4 BW bepaalt dat de wijziging van de voornaam op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger van de betreffende persoon kan worden gelast door de rechtbank. Voor de wijziging van de voornaam moet er een zwaarwegend belang zijn.
4.14.
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek door de wettelijk vertegenwoordigers van [naam 2] is ingediend, zodat aan het eerste vereiste is voldaan. Daarnaast is gebleken dat [naam 2] al sinds 2019 de naam [naam 2] draagt en met uitzondering van officiële documenten ook zo wordt aangesproken. Sinds zij door het leven gaat als meisje wordt zij aangesproken als [naam 2] . Wanneer zij officiële brieven en documenten ontvangt waarin zij wordt aangeschreven als [naam 1] , raakt zij ernstig van slag. Uit deze omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [naam 2] een zwaarwegend belang heeft om gelijk als de vermelding van haar geslacht in haar geboorteakte ook een voornaam te dragen waarmee zij zich identificeert. De gevraagde voornaam is voorts geoorloofd naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW. De rechtbank zal het verzoek tot wijziging van de voornaam van “ [naam 1] ” naar “ [naam 2] ” daarom toewijzen.
Nieuwe akte of latere vermelding
4.15.
De rechtbank begrijpt het laatste verzoek van de ouders aldus dat, als de rechtbank de wijziging van het geslacht en de voornaam in de geboorteakte gelast, zij verzoeken om te bepalen dat die wijziging plaatsvindt door doorhaling van de originele geboorteakte en het laten opstellen van een nieuwe (geboorte)akte op grond van artikel 1:24 lid 1 BW waarin het oorspronkelijk in de akte vermelde geslacht en de oorspronkelijk in de akte vermelde voornaam niet langer zichtbaar zijn. Ter onderbouwing is door de ouders aangevoerd dat een nieuwe (geboorte)akte in het belang van [naam 2] is. Zij spreekt namelijk op hoog niveau Engels en heeft ambities om in de Verenigde Staten te studeren. Er zijn volgens de ouders echter Staten die haar zullen afwijzen als uit de geboorteakte blijkt dat haar geslacht is gewijzigd. [naam 2] wordt in de visie van de ouders al meer dan voldoende beperkt en belemmerd in veel andere dingen in haar leven. [naam 2] zou zich net als veel andere kinderen (van haar leeftijd) vrij moeten kunnen bewegen in de wereld.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:24 lid 1 BW kan de rechtbank voor zover hier relevant doorhaling van een akte gelasten indien deze akte ten onrechte in de registers voorkomt. Hier is echter geen sprake van een destijds bij de geboorte ten onrechte in het register opgenomen akte. Er is immers iemand geboren waar vervolgens een geboorteakte voor is opgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan zij hier dus niet de bevoegdheid uit afleiden om in dit geval te gelasten om de originele geboorteakte door te halen. Daarnaast geldt dat een geslachtswijziging en een voornaamswijziging, op grond van de huidige artikelen 1:28b lid 1 BW en 1:4 lid 4 BW in samenhang gelezen met de artikelen 1:20 BW en 1:20a BW, door de ambtenaar van de burgerlijke stand worden geregistreerd via het toevoegen van (een) latere vermelding(en) aan de geboorteakte. Op een afschrift van de geboorteakte (een kopie) blijven dan alle gegevens zichtbaar die er oorspronkelijk, bij het opmaken van de akte, op zijn vermeld. Uit de latere vermelding(en) blijkt dan voorts welke wijziging(en) is (zijn) doorgevoerd. Op een uittreksel van een geboorteakte is evenwel alleen de huidige staat van de betreffende persoon zichtbaar (artikel 1:23b lid 1 BW en artikel 26 lid 2 Besluit burgerlijke stand 1994). Het wetsvoorstel dat op dit moment behandeld wordt in de Tweede Kamer voorziet evenmin in een wettelijke grondslag voor het gelasten van de doorhaling van de originele geboorteakte en het gelasten van het opmaken van een nieuwe akte bij de wijziging van het geslacht in de geboorteakte. Ook het wetsvoorstel regelt de wijziging van het geslacht (en ook de voornaam) in de geboorteakte door het toevoegen van een latere vermelding. De rechtbank stelt daarom vast dat er ook in het wetsvoorstel geen wettelijke grondslag aanwezig is voor het toewijzen van dit verzoek van de ouders. De jurisprudentie waarnaar door de ouders tot slot verwezen is, heeft in beide gevallen betrekking op een non-binair persoon waarbij op grond van artikel 19d lid 2 BW doorhaling van de originele geboorteakte en de opstelling van een nieuwe geboorteakte is gelast. Deze zaak heeft echter een andere grondslag en verder ook materieel geen overeenkomsten met de aangehaalde jurisprudentie, zodat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat in dit geval de mogelijkheid tot doorhaling bestaat.
4.17.
Voor zover de ouders hebben bedoeld om, bij monde van de ambtenaar tijdens de mondelinge behandeling, een beroep te doen op artikel 4 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), overweegt de rechtbank het volgende. De vraag die in dit verband moet worden beantwoord is of het feit dat de wijziging van het geslacht wordt geregistreerd via een latere vermelding en er dus geen nieuwe geboorteakte wordt opgemaakt in strijd is met artikel 4 IVRK of artikel 8 EVRM.
4.18.
Artikel 4 IVRK bepaalt dat de staten die partij zijn bij dit verdrag alle passende maatregelen nemen om de in het verdrag erkende rechten te verwezenlijken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt uit dit artikel geen grondslag om het verzoek toe te wijzen zonder dat hier in de Nederlandse wet een grondslag voor bestaat. De rechtbank concludeert dan ook dat artikel 4 IVRK geen grondslag biedt voor toewijzing van dit verzoek van de ouders.
4.19.
Ten aanzien van artikel 8 EVRM overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 8 EVRM is het recht op privé, familie- en gezinsleven geborgd. Op de verdragstaten, waaronder Nederland, rust daardoor een positieve verplichting tot daadwerkelijke eerbiediging van dit recht. Bij de uitvoering van die positieve verplichtingen is er een zekere ‘margin of appreciation’ (beoordelingsmarge). Wanneer een bijzonder belangrijk facet van iemands bestaan of identiteit op het spel staat, kan de aan de staat toegestane beoordelingsmarge echter beperkt zijn. Het gaat dan om de specifieke omstandigheden die de omvang van de beoordelingsmarge beperken. De vraag die voorligt is of het wijzigen van het geslacht in de geboorteakte via een latere vermelding een schending van artikel 8 EVRM oplevert, doordat er door de staat een te ruime beoordelingsmarge is gehanteerd.
4.20.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in een uitspraak van 17 februari 2022 getoetst of het niet mogelijk maken van het opmaken van een nieuwe geboorteakte, indien het geslacht in de geboorteakte wordt gewijzigd, in strijd is met artikel 8 EVRM. [7] In die zaak oordeelde het EHRM dat artikel 8 EVRM niet was geschonden met de weigering om een nieuwe geboorteakte te verstrekken waarop niet langer zichtbaar was dat daarop bij de geboorte een ander geslacht was vermeld dan het huidige, op last van de rechter, gewijzigde geslacht. Het EHRM overwoog in die zaak dat een persoon in het dagelijks leven vrijwel altijd kan volstaan met zich te legitimeren met een identiteitsbewijs of een uittreksel van een geboorteakte, waar de wijziging van het geslacht niet uit blijkt. Verder zal het verstrekken van een originele geboorteakte waarin die wijziging wel zichtbaar is, slechts in uitzonderingssituaties nodig zijn en is deze akte niet openbaar toegankelijk. Dit afgewogen tegen het algemeen belang van het historische karakter van het geboorteregistratiesysteem en het, in bepaalde situaties, kunnen bewijzen van bepaalde feiten die dateren van voor de wijziging van het geslacht in de geboorteakte, ook al kan een persoon hierdoor enig leed ervaren, maakt dat er in deze zaak naar het oordeel van het EHRM geen sprake was van schending van artikel 8 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat de zaak van [naam 2] sterke gelijkenissen vertoont met de zaak waarover het EHRM oordeelde. Ook voor [naam 2] geldt dat zij in het dagelijks leven kan volstaan met zich te legitimeren met een (door haar aan te vragen) nieuw identiteitsbewijs, waarop de wijziging van het geslacht en de voornaam niet zichtbaar is. Daarnaast geldt dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat in de meeste landen (zo ook de Verenigde Staten) een internationaal uittreksel van de geboorteakte voldoende is als iemand daar bijvoorbeeld zou willen studeren. Op dat uittreksel zijn enkel de actuele gegevens over bijvoorbeeld de naam en het geslacht zichtbaar. Ook in dat geval zal [naam 2] dus niet gedwongen worden om deze intieme details prijs te geven. Net als in de uitspraak van het EHRM geldt dat het geboorteregister in Nederland niet openbaar toegankelijk is. De ouders van [naam 2] hebben niet aangetoond dat [naam 2] ernstige negatieve gevolgen of moeilijkheden zal ondervinden van de latere vermelding die aan de geboorteakte wordt toegevoegd van de geslachtswijziging en de voornaamswijziging. De rechtbank komt daarom alles afwegende tot de conclusie dat geen sprake is van een te ruime beoordelingsmarge doordat het wettelijk systeem voorschrijft dat de wijziging van het geslacht door middel van een latere vermelding wordt toegevoegd aan de geboorteakte. Deze invulling van de wetgever levert dus geen schending van artikel 8 EVRM op, zodat ook dit geen grondslag is voor toewijzing van dit verzoek van de ouders.
4.21.
De ambtenaar heeft tijdens de mondelinge behandeling tot slot aangeboden om advies in te winnen bij het Adviesbureau Burgerzaken Amsterdam over een mogelijke wettelijke grondslag voor dit verzoek van de ouders. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van de ouders om hun verzoek voldoende te onderbouwen en desgewenst op voorhand een dergelijk advies in te winnen, en niet op de weg van de ambtenaar. Gelet op de huidige stand van de procedure zal de rechtbank de zaak niet nader aanhouden om de ouders in de gelegenheid te stellen om een dergelijk advies aan de rechtbank te verstrekken. Het had op de weg van de ouders gelegen om dit advies zo nodig in een eerder stadium van de procedure in te winnen.
4.22.
Concluderend is er naar het oordeel van de rechtbank dus geen grondslag voor het verzoek van de ouders om de geboorteakte door te halen, noch is er een verdragsrechtelijke bepaling die dwingt tot toewijzing van het verzoek van de ouders. De rechtbank zal het verzoek van de ouders tot doorhaling daarom afwijzen en de ambtenaar gelasten een latere vermelding toe te voegen ter verwerking van de wijziging van het geslacht en de wijziging van de voornaam in de geboorteakte.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] van het jaar 2008 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht zal zijn: V (vrouwelijk);
5.2.
gelast de wijziging van de voornaam van [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] in die zin dat de voornaam zal luiden
“ [naam 2] ”;
5.3.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
5.4.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.F. Bögemann, voorzitter, tevens rechter, mr. A.A. Roodenburg en mr. C.M. Koopman, rechters, in tegenwoordigheid van N.H.M.M. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Recht doen aan Genderidentiteit. Evaluatie drie jaar Transgenderwet in Nederland 2014-2017, Marjolein van den Brink.
2.Kamerstukken II vergaderjaar 2018-2019 27859, nr. 133.
3.Kamerstukken II vergaderjaar 2020-2012 35825, nr. 4.
4.Kamerstukken II vergaderjaar 2020-2021 35825, nr. 2.
5.Kamerstukken II vergaderjaar 2021-2022 35825, nr. 8.
6.Kamerstukken II vergaderjaar 2021-2022 35825, nr. 12.
7.ECLI:CE:ECHR:2022:0217JUD007413114 (Y./Poland).