5.4.[eisende partijen] heeft onder meer gesteld dat [gedaagde partijen] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet nakwam, en dat zij ook geen verhaal meer zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Zij heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd:
[gedaagde partijen] heeft de vennootschap ervan weerhouden om de koopovereenkomst na te komen en heeft zich teruggetrokken terwijl a. evident was dat [betrokken bedrijf 1] reeds gebonden was, en b. de opgevoerde reden voor het terugtrekken niet de werkelijke reden kan zijn geweest. De omgevingsvergunning was immers reeds op 23 december 2014, en op 1 juli 2015 nogmaals, aan [gedaagde partij 2] toegezonden.
[gedaagde partijen] heeft de vennootschap leeggehaald, terwijl zij rekening diende te houden met de (reële) kans dat de vorderingen van [eisende partijen] in rechte zouden worden toegewezen.
[gedaagde partijen] heeft blijkens het verslag van de curator de bedrijfsactiviteiten van [betrokken bedrijf 1] in 2016 gestaakt, geen nieuwe activiteiten opgestart, en de activa uit [betrokken bedrijf 1] gehaald. Dit is gebeurd met de bedoeling het bedrijf op te heffen en om zo de verhaalsmogelijkheden te frustreren. Die bedoeling blijkt ook uit faillissementsverslag van de curator.
In december 2015 is de financiële situatie van [betrokken bedrijf 1] nog verbeterd ten opzichte van maart 2015 en zijn de activa gestegen van € 84.010,00 naar
€ 1.516.152,00. In 2016 is de financiële situatie echter volledig veranderd.
In 2016 nemen materiele en financiële vaste activa af van ruim € 525.193,00 naar 0, en nemen de vlottende activa (vorderingen en ‘overlopende activa’) af met circa
€ 950.000,00 (van € 990.959,00 naar € 34.781,00). Het eigen vermogen is zelfs verminderd met ruim € 820.000,00 (doordat de post ‘Overige reserves’ is afgenomen van € 353.212,00 positief naar € 469.319,00 negatief).
Van het ene op het andere jaar is er plotseling een verlies gemaakt van
€ 822.531,00, terwijl er in 2015 nog een winst is gemaakt van € 353.212,00. Hiervoor zijn geen plausibele verklaringen gegeven door [gedaagde partijen] zodat [eisende partijen] concludeert dat [gedaagde partijen] de vennootschap welbewust van een financieel gezonde situatie naar een financieel ongezonde situatie heeft laten gaan.
In oktober 2016 is werkmaatschappij [betrokken bedrijf 3] verkocht aan [betrokken bedrijf 6] . maar onduidelijk is welke koopprijs hiervoor is betaald en wat er met de verkoopopbrengst is gebeurd. Ook heeft [gedaagde partijen] niet toegelicht wat de achtergrond is van de aan [betrokken bedrijf 6] . verstrekte lening van
€ 450.000,00. Uit een faillissementsverslag van 24 juli 2018 van de curator van [betrokken bedrijf 3] blijkt dat de curator voornemens was die kooptransactie te onderzoeken en dat er naar zijn oordeel sprake was van onbehoorlijk bestuur van de bestuurder van [betrokken bedrijf 3] . Als [betrokken bedrijf 1] met de verkoopopbrengst van de aandelen derden heeft betaald, zijn er selectieve betalingen verricht aangezien [eisende partijen] geen betaling heeft ontvangen.
[gedaagde partijen] heeft na het eindvonnis van 5 september 2018 zelf het faillissement van [betrokken bedrijf 1] aangevraagd en vlak daarvoor de naam nog gewijzigd.
De overgelegde jaarrekening van 2015 van [betrokken bedrijf 1] is onvolledig. Uit de inhoudsopgave volgt dat er een paragraaf 3.1 en 3.2 is over de mededeling waarom een controleverklaring ontbreekt en de regeling over de bestemming van het resultaat. Deze informatie heeft [gedaagde partijen] kennelijk bewust niet bijgevoegd.