Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De verdere feiten
3.De verdere beoordeling
- een betaalrekening met nummer [rekeningnummer 1] met een aangetoond saldo van € 2.070,93;
- een spaarrekening met nummer [rekeningnummer 2] met een aangetoond saldo van € 0,00;
- haar aandeel in de (nog onverdeelde) inboedel en de hond [naam hond] , met een waarde van € 2.000,00, zoals hierna zal blijken onder 4.10;
- de op naam van de vrouw te ontvangen teruggave(n) inkomstenbelasting (P.M.).
- ten aanzien van de inboedel en de hond [naam hond]
ten aanzien van de en/of bankrekening
€ 9.189,05 op grond van artikel 9 lid a van de huwelijkse voorwaarden, voert de vrouw de vordering nu zelf op in het te verrekenen vermogen aan haar kant. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat zij haar eerdere verweer niet langer handhaaft en de verschuldigdheid van het bedrag aan de man erkent. De rechtbank zal daarom, gelet op het verzoek van de man, bepalen dat de vrouw een bedrag van € 5.500 aan de man moet voldoen, uiterlijk bij gelegenheid van de notariële levering van de woning aan de man of een derde. Daarnaast moet de vrouw een bedrag van € 9.189,05 aan de man voldoen. De rechtbank zal aldus bepalen, waarbij ook geldt dat deze betalinguiterlijk bij gelegenheid van de notariële levering van de woning aan de man of een derde voldaan moet worden. De rechtbank houdt verder rekening met deze vorderingen als passiva van de vrouw, nu de man niet heeft weersproken dat zij in kader van de beschrijving en schatting van het te verrekenen vermogen moeten worden meegenomen. Het door de vrouw opgevoerde bedrag van € 750 in verband met de en/of bankrekening komt de rechtbank onjuist voor. Uit de stellingen van de vrouw hierover maakt de rechtbank op dat de vrouw aanspraak wenst te maken op betaling door de man van € 750, zodat dit niet als een schuld kwalificeert. De rechtbank merkt dit dan ook niet aan als een schuld en houdt hier geen rekening mee in het kader van de verrekening.
€ 9.189,05 + € 5.500). Het vermogen van de vrouw op de peildatum is dan € 22.918,12 negatief (activa € 4.070,93 - passiva € 26.989,05). Op grond van de huwelijkse voorwaarden vindt dan geen verrekening van de vermogens plaats, omdat een van partijen een negatief vermogen heeft.
[naam makelaar] te [plaatsnaam] .De opdracht voor de taxatie van de woning dient uiterlijk binnen twee weken door partijen aan de makelaar gegeven te worden. De huidige marktwaarde is bepalend en de uitkomst van de taxatie van deze makelaar zal bindend zijn. De taxatiekosten komen, zoals gebruikelijk, voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft.
- Partijen dienen binnen twee weken na de datum van deze beschikking gezamenlijk [naam makelaar] te [plaatsnaam] opdracht te geven om de echtelijke woning te taxeren, waarbij alle omstandigheden die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning worden meegenomen. De huidige marktwaarde is bepalend en de uitkomst van de taxatie van deze makelaar zal bindend zijn. De taxatiekosten dienen door partijen ieder voor de helft gedragen te worden.
- De man krijgt, te rekenen vanaf de datum waarop het door de makelaar af te geven bindende taxatierapport gereed is, vier maanden de tijd om aan de vrouw aan te tonen dat hij in staat is de toedeling van de woning tegen de getaxeerde waarde aan hem te financieren door overname van de hypothecaire geldleningen en hiervoor de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. Indien de man daarin slaagt, wordt de woning aan hem toegedeeld en dient de woning binnen een maand bij notariële akte goederenrechtelijk aan de man geleverd te worden, waarbij hij aan de vrouw de helft van de overwaarde van de echtelijke woning (de overwaarde is: de taxatiewaarde minus de hypothecaire geldleningen) gecorrigeerd met het hierna te bespreken vergoedingsrecht van de man, dient te voldoen. De kosten in verband met de toedeling van de woning aan de man zijn voor rekening van de man.
- Slaagt de man er niet in om binnen de hiervoor genoemde termijn van vier maanden de toedeling van de woning aan hem te financieren, dan zal de woning door partijen te koop worden aangeboden via de makelaar die voormelde taxatie heeft verricht ( [naam makelaar] te [plaatsnaam] ). Partijen dienen deze makelaar daartoe binnen twee weken opdracht te geven. De aanwijzingen van deze makelaar zullen voor partijen leidend zijn voor het bepalen van de vraag- en laatprijs van de woning. Alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar, zullen bij helfte door partijen worden gedragen (en zo nodig als eerste uit de verkoopopbrengst worden voldaan). De resterende overwaarde (de resterende overwaarde is: de verkoopprijs (na aftrek van de verkoopkosten) minus de hypothecaire geldleningen en minus het vergoedingsrecht van de man wordt tussen partijen bij helfte gedeeld.
levensverzekering van de man (2011) € 12.605,41
letselschade uitkering van de man (1997/1998) € 10.688,79
nalatenschap moeder met rente (2000) € 150.621,28
nalatenschap vader (1996/2001) € 2.801,00
nalatenschap ouders sieraden (2020) € 4.750,00
nalatenschap grootmoeder (2011)
€ 238,18
(€ 2.801), de nalatenschap van de grootmoeder van de man (€ 238,18) en de sieraden die onderdeel uitmaakten van de nalatenschappen van de ouders van de man (€ 4.750). Door de man is niet onderbouwd waaraan deze gelden zijn besteed. Ook ten aanzien van de aan de man uitgekeerde levensverzekering (€ 12.605,41) mist een onderbouwing van de besteding daarvan aan de gemeenschap. Uit het door hem overgelegde bankafschrift blijkt dat deze uitkering op de en/of rekening op naam van partijen is uitbetaald en ook dat diezelfde uitkering een dag later is overgeboekt naar de bankrekening van de man. Wat er daarna met het geld is gebeurd, is niet duidelijk geworden. Een vergoedingsrecht ten behoeve van de man is daardoor niet komen vast te staan.
€ 34.033,52), tot twee keer toe hebben verhoogd. Op 21 augustus 1998 is de eerste hypotheek met ƒ 125.000 (is € 56.722,53) verhoogd naar ƒ 200.000 (is € 90.756,04). Op 11 juli 2007 is nog een tweede nieuwe hypotheek aangegaan van € 39.089,11. In totaal is de hypotheek dus verhoogd met € 95.811,64. Weliswaar heeft de vrouw niet aangetoond dat met deze hypotheken is geïnvesteerd in de (verbouwingen van de) woning, maar de rechtbank mist bij de man ook enige toelichting waarom de oorspronkelijke hypotheek tijdens het huwelijk tot twee keer toe is verhoogd. Dit had naar het oordeel van de rechtbank wel op zijn weg gelegen, gezien zijn stelling dat hij een groot deel van zijn privévermogen
(€ 115.741,38, althans € 84.928,30, althans € 48.216,56) heeft geïnvesteerd in de woning en een verhoging van de hypotheek van in totaal € 95.811,64 dan niet voor de hand ligt. De man heeft ook niet aangetoond dat de opgenomen hypotheekgelden consumptief zijn besteed. Dat de woning gedurende het huwelijk fors in waarde is gestegen, maakt dit – mede gezien de prijsontwikkelingen vanaf de aankoop van de woning in 1990 tot nu - niet anders. Dat de woning nu zoveel meer waard is ten opzichte van het aankoopbedrag in 1990 is dan ook niet zomaar terug te leiden naar de door de man gestelde investeringen in de woning vanuit zijn privévermogen, welke voor de rechtbank dus niet vaststaan.