ECLI:NL:RBGEL:2022:5700

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2744
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BPM naheffingsaanslag en waardevermindering door ontbrekende onderdelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan eiseres was opgelegd. Eiseres had op 11 december 2020 een naheffingsaanslag van € 3.822 ontvangen, welke door de inspecteur van de Belastingdienst ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft op 27 juli 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door kantoorgenoten van haar gemachtigde. De inspecteur was vertegenwoordigd door meerdere medewerkers.

Eiseres betwistte de onafhankelijkheid en deskundigheid van de hertaxateur van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en stelde dat er onzorgvuldig was gehandeld bij de taxatie van de auto. De rechtbank oordeelde echter dat de hertaxateur van DRZ deskundig was en dat de stellingen van eiseres onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de hertaxateur de waarde van de auto correct had vastgesteld, ondanks de afwezigheid van bepaalde onderdelen tijdens de taxatie.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat de onderdelen ten tijde van de aangifte ontbraken en dat de schade niet hoger was dan door verweerder was erkend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat partijen binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De uitspraak werd gedaan door mr. W.W. Monteiro, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. E.P. Speksnijder.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/2744

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 11 december 2020 een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 3.822.
Verweerder heeft bij uitspraak van 18 mei 2021 het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2022. Namens eiseres zijn kantoorgenoten van gemachtigde verschenen, [persoon A] en [persoon B] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon C] , [persoon D] en [persoon E] .

Overwegingen

Feiten
Eiseres heeft op 7 januari 2020 een gebruikte Mercedes-Benz V-klasse 250d Kort Avantgarde Edition (de auto) gekocht voor € 22.500.
Op 17 januari 2020 is de auto door de RDW gekeurd en goedgekeurd.
Op 21 januari 2020 heeft een wijkagent in een schuur van eiseres geconstateerd dat verschillende onderdelen aan de auto ontbraken, waaronder de koplamp- en achterlichtunits, navigatie-unit, voorstoelen en voorbumper. Deze onderdelen heeft de wijkagent los in de schuur aangetroffen.
Eiseres heeft een taxatie laten uitvoeren door [bedrijf] op 22 januari 2020. De taxateur van eiseres heeft de historische nieuwprijs van de auto bepaald op € 84.199 en de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat vastgesteld op € 30.363. Hierop heeft de taxateur een bedrag van € 25.363 in mindering gebracht in verband met schade aan de auto, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 5.000. De taxateur heeft bovendien vastgesteld dat de reparatiekosten voor de auto € 28.215 bedragen.
Eiseres heeft op 28 januari 2020 op aangifte BPM voldaan voor de auto. In de aangifte is de te betalen BPM op basis van het taxatierapport van [bedrijf] berekend op € 1.135.
Op 10 februari 2020 is door [persoon F] van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) een taxatierapport opgemaakt. Hierin is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 94.183 en de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat aan de hand van een koerslijst van Xray (marge) vastgesteld op € 35.322. Hierop is een waardevermindering van € 10.938 (79% van € 13.911) wegens schade toegepast. De handelsinkoopwaarde die resteert, is € 24.384. Verweerder heeft vervolgens een bedrag van € 3.822 nageheven.
Eiseres heeft de auto, zonder herstel van schade, op 21 februari 2020 verkocht voor € 23.000.
Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht dan wel tot het juiste bedrag is opgelegd. Eiseres voert hiertoe enerzijds aan dat de hertaxateur van verweerder onvoldoende onafhankelijk en deskundig is. Anderzijds heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte geen rekening gehouden met een waardevermindering vanwege schade.
Beoordeling van het geschil
Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur
9. Eiseres heeft aangevoerd dat de hertaxateur van DRZ geen erkend taxateur is en hij niet voldoende onafhankelijk, onpartijdig en deskundig is. Daarom is volgens eiseres sprake van vooringenomenheid en is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden waardoor het rapport van de hertaxateur niet kan worden gebruikt ter onderbouwing van de standpunten van verweerder.
10. Deze rechtbank heeft al eerder geoordeeld dat het verweerder evenals eiseres vrijstaat een deskundige naar eigen keuze in te schakelen om de waarde van de auto te bepalen. Artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling BPM heeft slechts betrekking op de door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding om op dat oordeel terug te komen. Op een vestiging van DRZ kan een waardevaststelling onder optimale omstandigheden worden uitgevoerd. De medewerkers van DRZ zijn als deskundig te beschouwen. De opname door DRZ is geschikt voor controle van de aangifte BPM. [2] De enkele stelling van eiseres dat de hertaxateur zijn werkzaamheden niet onafhankelijk en niet onpartijdig heeft uitgevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de partijdigheid of vooringenomenheid van de hertaxateur aan te kunnen nemen. De rechtbank heeft ook verder, afgaande op de inhoud van het taxatierapport, geen reden om aan de deskundigheid van de hertaxateur te twijfelen. De stellingen van eiseres dat sprake is van onzorgvuldigheid aan de zijde van verweerder en dat verweerder misbruik van zijn bevoegdheden heeft gemaakt, zijn onvoldoende onderbouwd. Deze beroepsgrond faalt.
Waardevermindering wegens schade
11. Eiseres is van mening dat de hertaxateur ten onrechte niet alle schade aan de auto heeft meegenomen die door haar taxateur is geconstateerd. Volgens eiseres is dit enerzijds een gevolg van ondeskundigheid van de hertaxateur en anderzijds van de werkwijze van DRZ. Deze werkwijze houdt in dat een medewerker de schade opneemt en deze per telefoon of kladnotitie aan een andere medewerker doorgeeft die vervolgens de schadecalculatie opstelt. De medewerker die de schadecalculatie opstelt, ziet de auto niet en dus kan geen sprake zijn van een deugdelijk rapport meent eiseres. Eiseres stelt voorts dat DRZ ten onrechte de ontbrekende achterlichtunit links tot en met koplampunit linksvoor en de bestuurdersstoel niet heeft opgenomen in de schadecalculatie en dus hiervoor ten onrechte geen waardevermindering heeft toegekend.
11. Verweerder betwist de stellingen van eiseres. Volgens verweerder heeft eiseres niet onderbouwd dat de werkwijze van DRZ heeft geleid tot een foutieve vaststelling van de waardevermindering als gevolg van schade. Wat betreft de ontbrekende onderdelen is verweerder van mening dat deze onderdelen op de datum van aangifte wel aanwezig waren. Omdat sprake is van een toename van 41 kilometer in de kilometertellerstand van de auto tussen het moment van taxatie door de taxateur van eiseres en de hertaxatie door DRZ, veronderstelt verweerder dat de ontbrekende onderdelen aanwezig waren en heeft deze daarom niet opgenomen in de schadecalculatie. Zodoende is hiervoor ook geen waardevermindering toegekend.
11. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op eiseres. [3] Zij dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat meer schade aanwezig was dan hetgeen verweerder heeft erkend. De door eiseres opgevoerde schade is niet aangetroffen door DRZ, dan wel heeft DRZ gekwalificeerd als normale gebruikssporen of heeft ze afgewezen omdat ze gekwalificeerd zijn als reparatielogica of afleverkosten. Ook voor de ontbrekende onderdelen heeft DRZ geen waardevermindering toegekend, vanwege een toename in de kilometertellerstand van de auto. DRZ heeft dit per onderdeel toegelicht in het door haar opgestelde taxatierapport. Verwijzende naar deze opsomming in dit taxatierapport overweegt de rechtbank over de ontbrekende achterlichtunit links tot en met de koplampunit linksvoor en bestuurdersstoel als volgt. Uit de stukken blijkt dat de auto is goedgekeurd door de RDW op 17 januari 2020. Dit betekent dat de auto op dat moment voldoet aan de eisen voor zitplaatsen [4] en verlichting [5] als gesteld in hoofdstuk 5 van de Regelgeving voertuigen. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat de auto ten tijde van de keuring bij de RDW wel beschikte over de betreffende onderdelen. Op 21 januari 2020 heeft de wijkagent de betreffende onderdelen los in de schuur van eiseres aangetroffen. Tijdens de taxatie door de taxateur van eiseres op 22 januari 2020 en tijdens de hertaxatie door DRZ op 10 februari 2020 ontbraken de onderdelen op de auto. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de onderdelen ten tijde van de aangifte ontbraken. Ook de diefstalschade heeft eiseres ter zitting niet kunnen onderbouwen, zodat niet duidelijk is waar deze diefstalschade op ziet. Bovendien heeft eiseres de auto voor € 22.500 gekocht en zonder schadeherstel voor € 23.000 verkocht, waardoor de rechtbank de gestelde schade van € 28.000 in dit geval niet waarschijnlijk acht, mede gelet op de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto. Op grond van het voorgaande en alles tezamen beschouwd heeft eiseres in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van meer schade dan verweerder heeft toegekend.
14. Eiseres doet verder een beroep op beleid binnen de autobranche wat betreft het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade. Dat beleid is gebaseerd op innameprotocollen die leasemaatschappijen en verhuurbedrijven hanteren. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met dat beleid. De rechtbank overweegt dat eiseres, los van de vraag in hoeverre verweerder gebonden zou zijn aan dit beleid, het bestaan van enig beleid van de branche op dit punt niet heeft onderbouwd. Alleen al om die reden is verweerder hieraan bij de beoordeling van de schade niet gebonden.
14. Gelet of het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. E.P. Speksnijder, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Vgl. Rechtbank Gelderland 17 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1266, en 12 april 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1805.
2.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4480, r.o. 4.10.
3.Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3. en Hoge Raad 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.
4.Artikel 5.2.46 van de Regelgeving voertuigen.
5.Artikel 5.2.51 van de Regelgeving voertuigen.